Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Grote pianisten: Maria João Pires

Grote pianisten: Maria João Pires

Grote Zaal
28 november 2021
20.15 uur

Print dit programma

Maria João Pires piano

Franz Schubert (1797-1828)

Sonate in A gr.t., D 664 (1819)
Allegro moderato
Andante
Allegro

Claude Debussy (1862-1918)

Suite bergamasque (1890)
Prélude
Menuet
Clair de lune
Passepied

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Sonate nr. 32 in c kl.t., op. 111 (1821-22)
Maestoso – Allegro, con brio e appassionato
Arietta: Adagio molto semplice e cantabile – Variazioni

er is geen pauze
einde van het concert ± 21.30 uur

Grote Zaal 28 november 2021 20.15 uur

Maria João Pires piano

Franz Schubert (1797-1828)

Sonate in A gr.t., D 664 (1819)
Allegro moderato
Andante
Allegro

Claude Debussy (1862-1918)

Suite bergamasque (1890)
Prélude
Menuet
Clair de lune
Passepied

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Sonate nr. 32 in c kl.t., op. 111 (1821-22)
Maestoso – Allegro, con brio e appassionato
Arietta: Adagio molto semplice e cantabile – Variazioni

er is geen pauze
einde van het concert ± 21.30 uur

Toelichting

Franz Schubert (1797-1828)

Schubert: Sonate in A groot

door Christiane Schima

Toen Franz Schubert in 1819 zijn Sonate in A groot componeerde, was hij 22 jaar oud. Hij was het internaat ontvlucht, had zijn plannen om net als zijn vader leraar te worden opgegeven, en had voor een bestaan als componist gekozen. Het ‘singende, klingende’ Wenen had hem reeds tot talrijke liederen geïnspireerd, maar ook tot veel instrumentale werken. Terwijl hij met zijn liederen in zijn geboortestad een zekere populariteit had bereikt, kregen zijn instrumentale werken pas later, na zijn dood in 1828, meer bekendheid. Zo werd de Sonate in A groot pas in 1829 gepubliceerd, en zijn grote symfonieën in C groot en de Achtste symfonie (‘Unvollendete’) zelfs pas meerdere decennia na zijn dood. Zijn laatste pianosonates vonden pas in de tweede helft van de twintigste eeuw door pianist Alfred Brendel ingang in de concertzalen.

Schubert had het met zijn instrumentale werken, zijn kamermuziek, klaviersonates en symfonieën na de gigant Beethoven in Wenen zwaar. Niettemin kan Schuberts Sonate in A groot wedijveren met de pianosonates van Beethoven. De drie delen zijn gebaseerd op melodieuze thema’s, maar bevatten ook stormachtige en pianis¬tisch uitdagende episoden, vooral in de snelle hoekdelen. En er zijn veel momenten die ons bij Schubert steeds weer ontroeren: de spontane stemmingswisselingen, het voortdurende verschieten van kleur in de vorm van vaak abrupte tegenstellingen van helder majeur en somber mineur. In het ingetogen middendeel Andante is dit bijzonder duidelijk te horen. De melodieuze, zingbare thema’s van de pianosonate herinneren eraan dat ¬Schubert een begenadigd liedcomponist was.

Toen Franz Schubert in 1819 zijn Sonate in A groot componeerde, was hij 22 jaar oud. Hij was het internaat ontvlucht, had zijn plannen om net als zijn vader leraar te worden opgegeven, en had voor een bestaan als componist gekozen. Het ‘singende, klingende’ Wenen had hem reeds tot talrijke liederen geïnspireerd, maar ook tot veel instrumentale werken. Terwijl hij met zijn liederen in zijn geboortestad een zekere populariteit had bereikt, kregen zijn instrumentale werken pas later, na zijn dood in 1828, meer bekendheid. Zo werd de Sonate in A groot pas in 1829 gepubliceerd, en zijn grote symfonieën in C groot en de Achtste symfonie (‘Unvollendete’) zelfs pas meerdere decennia na zijn dood. Zijn laatste pianosonates vonden pas in de tweede helft van de twintigste eeuw door pianist Alfred Brendel ingang in de concertzalen.

Schubert had het met zijn instrumentale werken, zijn kamermuziek, klaviersonates en symfonieën na de gigant Beethoven in Wenen zwaar. Niettemin kan Schuberts Sonate in A groot wedijveren met de pianosonates van Beethoven. De drie delen zijn gebaseerd op melodieuze thema’s, maar bevatten ook stormachtige en pianis¬tisch uitdagende episoden, vooral in de snelle hoekdelen. En er zijn veel momenten die ons bij Schubert steeds weer ontroeren: de spontane stemmingswisselingen, het voortdurende verschieten van kleur in de vorm van vaak abrupte tegenstellingen van helder majeur en somber mineur. In het ingetogen middendeel Andante is dit bijzonder duidelijk te horen. De melodieuze, zingbare thema’s van de pianosonate herinneren eraan dat ¬Schubert een begenadigd liedcomponist was.

door Christiane Schima

Claude Debussy (1862-1918)

Debussy: Suite bergamasque

door Anneloes Brand

  • Claude Debussy

    Claude Debussy

  • Claude Debussy

    Claude Debussy

Claude Debussy schreef zijn Suite bergamasque in 1890 en liet zich daarbij beïnvloeden door de barokke klavecimbelsuite en de gedichten van Paul Verlaine. Het lijkt erop dat tegen de tijd dat de uitgever Eugène Fromont een slaatje wilde slaan uit Debussy’s roem en de suite wilde uitgeven, de componist niet meer zo tevreden was over zijn vroege pianostijl. Het is niet bekend wat hij precies veranderde, maar zeker is dat hij de suite bewerkte voordat deze in 1905 werd gepubliceerd en dat hij een paar delen andere titels gaf. Het derde deel, Clair de lune, heette oorspronkelijk ‘Promenade sentimentale’ en het vierde deel, Passepied, was gecomponeerd als ‘Pavane’. De titels zijn geïnspireerd op Verlaines dichtkunst, net als de naam van de suite. Verlaines gedicht Clair de lune spreekt van ‘bergamasques’ – inwoners van het Noord-Italiaanse Bergamo – en hun onbeholpen dansen en melancholieke instelling. Dit karakter, gepersonifieerd door de commedia dell’arte-figuur Arlecchino (Harlekijn) die uit Bergamo kwam, is het duidelijkst vertegenwoordigd in het Menuet en de Passepied. Sprankelend, mysterieus, dansant en poëtisch – de Suite bergamasque, en met name het magische Clair de lune, raakte niet voor niets geliefd.

Claude Debussy schreef zijn Suite bergamasque in 1890 en liet zich daarbij beïnvloeden door de barokke klavecimbelsuite en de gedichten van Paul Verlaine. Het lijkt erop dat tegen de tijd dat de uitgever Eugène Fromont een slaatje wilde slaan uit Debussy’s roem en de suite wilde uitgeven, de componist niet meer zo tevreden was over zijn vroege pianostijl. Het is niet bekend wat hij precies veranderde, maar zeker is dat hij de suite bewerkte voordat deze in 1905 werd gepubliceerd en dat hij een paar delen andere titels gaf. Het derde deel, Clair de lune, heette oorspronkelijk ‘Promenade sentimentale’ en het vierde deel, Passepied, was gecomponeerd als ‘Pavane’. De titels zijn geïnspireerd op Verlaines dichtkunst, net als de naam van de suite. Verlaines gedicht Clair de lune spreekt van ‘bergamasques’ – inwoners van het Noord-Italiaanse Bergamo – en hun onbeholpen dansen en melancholieke instelling. Dit karakter, gepersonifieerd door de commedia dell’arte-figuur Arlecchino (Harlekijn) die uit Bergamo kwam, is het duidelijkst vertegenwoordigd in het Menuet en de Passepied. Sprankelend, mysterieus, dansant en poëtisch – de Suite bergamasque, en met name het magische Clair de lune, raakte niet voor niets geliefd.

door Anneloes Brand

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Beethoven: Sonate nr. 32

door Christiane Schima

  • Ludwig van Beethoven

    anoniem

    Ludwig van Beethoven

    anoniem

  • Ludwig van Beethoven

    anoniem

    Ludwig van Beethoven

    anoniem

‘Van het donker naar het licht’ zou als motto boven het gehele oeuvre van Ludwig van Beethoven kunnen staan. Zijn werken zijn de uitdrukking van een heldhaftige geestelijke strijd – denk aan bijvoorbeeld de Eroica, zijn Vijfde en Negende symfonie – die uiteindelijk culmineert in een grandioze overwinning.

In zijn laatste pianosonate – nr. 32, opus 111 – voltrekt deze strijd zich in zeer gecomprimeerde vorm, namelijk binnen slechts twee delen: een dramatisch in donker c klein staand eerste deel, en een verlossend in helder C groot staand tweede deel, de beroemde ‘Arietta’. Met deze beknopte sonate, waarin hij van tussendelen en een finale afziet, breekt Beethoven met alle conventies.

Op de vraag van ­Beethovens trouwe secretaris Anton Schindler waarom het werk geen slotdeel bevat, antwoordde de componist laconiek, dat hij daarvoor ‘gewoon geen tijd’ zou hebben gehad. Aan het niet bestaande slotdeel van opus 111 is ook een episode in Thomas Manns roman Doktor Faustus gewijd. Daarin legt de schrijver een romanfiguur – een musicoloog die gemodelleerd is naar de Duitse muziekfilosoof Theodor Adorno – de woorden in de mond: ‘Een derde deel? Een opnieuw aanheffen – na dit afscheid? Een terugkomen – na deze scheiding? Onmogelijk!’

‘Van het donker naar het licht’ zou als motto boven het gehele oeuvre van Ludwig van Beethoven kunnen staan. Zijn werken zijn de uitdrukking van een heldhaftige geestelijke strijd – denk aan bijvoorbeeld de Eroica, zijn Vijfde en Negende symfonie – die uiteindelijk culmineert in een grandioze overwinning.

In zijn laatste pianosonate – nr. 32, opus 111 – voltrekt deze strijd zich in zeer gecomprimeerde vorm, namelijk binnen slechts twee delen: een dramatisch in donker c klein staand eerste deel, en een verlossend in helder C groot staand tweede deel, de beroemde ‘Arietta’. Met deze beknopte sonate, waarin hij van tussendelen en een finale afziet, breekt Beethoven met alle conventies.

Op de vraag van ­Beethovens trouwe secretaris Anton Schindler waarom het werk geen slotdeel bevat, antwoordde de componist laconiek, dat hij daarvoor ‘gewoon geen tijd’ zou hebben gehad. Aan het niet bestaande slotdeel van opus 111 is ook een episode in Thomas Manns roman Doktor Faustus gewijd. Daarin legt de schrijver een romanfiguur – een musicoloog die gemodelleerd is naar de Duitse muziekfilosoof Theodor Adorno – de woorden in de mond: ‘Een derde deel? Een opnieuw aanheffen – na dit afscheid? Een terugkomen – na deze scheiding? Onmogelijk!’

door Christiane Schima

Franz Schubert (1797-1828)

Schubert: Sonate in A groot

door Christiane Schima

Toen Franz Schubert in 1819 zijn Sonate in A groot componeerde, was hij 22 jaar oud. Hij was het internaat ontvlucht, had zijn plannen om net als zijn vader leraar te worden opgegeven, en had voor een bestaan als componist gekozen. Het ‘singende, klingende’ Wenen had hem reeds tot talrijke liederen geïnspireerd, maar ook tot veel instrumentale werken. Terwijl hij met zijn liederen in zijn geboortestad een zekere populariteit had bereikt, kregen zijn instrumentale werken pas later, na zijn dood in 1828, meer bekendheid. Zo werd de Sonate in A groot pas in 1829 gepubliceerd, en zijn grote symfonieën in C groot en de Achtste symfonie (‘Unvollendete’) zelfs pas meerdere decennia na zijn dood. Zijn laatste pianosonates vonden pas in de tweede helft van de twintigste eeuw door pianist Alfred Brendel ingang in de concertzalen.

Schubert had het met zijn instrumentale werken, zijn kamermuziek, klaviersonates en symfonieën na de gigant Beethoven in Wenen zwaar. Niettemin kan Schuberts Sonate in A groot wedijveren met de pianosonates van Beethoven. De drie delen zijn gebaseerd op melodieuze thema’s, maar bevatten ook stormachtige en pianis¬tisch uitdagende episoden, vooral in de snelle hoekdelen. En er zijn veel momenten die ons bij Schubert steeds weer ontroeren: de spontane stemmingswisselingen, het voortdurende verschieten van kleur in de vorm van vaak abrupte tegenstellingen van helder majeur en somber mineur. In het ingetogen middendeel Andante is dit bijzonder duidelijk te horen. De melodieuze, zingbare thema’s van de pianosonate herinneren eraan dat ¬Schubert een begenadigd liedcomponist was.

Toen Franz Schubert in 1819 zijn Sonate in A groot componeerde, was hij 22 jaar oud. Hij was het internaat ontvlucht, had zijn plannen om net als zijn vader leraar te worden opgegeven, en had voor een bestaan als componist gekozen. Het ‘singende, klingende’ Wenen had hem reeds tot talrijke liederen geïnspireerd, maar ook tot veel instrumentale werken. Terwijl hij met zijn liederen in zijn geboortestad een zekere populariteit had bereikt, kregen zijn instrumentale werken pas later, na zijn dood in 1828, meer bekendheid. Zo werd de Sonate in A groot pas in 1829 gepubliceerd, en zijn grote symfonieën in C groot en de Achtste symfonie (‘Unvollendete’) zelfs pas meerdere decennia na zijn dood. Zijn laatste pianosonates vonden pas in de tweede helft van de twintigste eeuw door pianist Alfred Brendel ingang in de concertzalen.

Schubert had het met zijn instrumentale werken, zijn kamermuziek, klaviersonates en symfonieën na de gigant Beethoven in Wenen zwaar. Niettemin kan Schuberts Sonate in A groot wedijveren met de pianosonates van Beethoven. De drie delen zijn gebaseerd op melodieuze thema’s, maar bevatten ook stormachtige en pianis¬tisch uitdagende episoden, vooral in de snelle hoekdelen. En er zijn veel momenten die ons bij Schubert steeds weer ontroeren: de spontane stemmingswisselingen, het voortdurende verschieten van kleur in de vorm van vaak abrupte tegenstellingen van helder majeur en somber mineur. In het ingetogen middendeel Andante is dit bijzonder duidelijk te horen. De melodieuze, zingbare thema’s van de pianosonate herinneren eraan dat ¬Schubert een begenadigd liedcomponist was.

door Christiane Schima

Claude Debussy (1862-1918)

Debussy: Suite bergamasque

door Anneloes Brand

  • Claude Debussy

    Claude Debussy

  • Claude Debussy

    Claude Debussy

Claude Debussy schreef zijn Suite bergamasque in 1890 en liet zich daarbij beïnvloeden door de barokke klavecimbelsuite en de gedichten van Paul Verlaine. Het lijkt erop dat tegen de tijd dat de uitgever Eugène Fromont een slaatje wilde slaan uit Debussy’s roem en de suite wilde uitgeven, de componist niet meer zo tevreden was over zijn vroege pianostijl. Het is niet bekend wat hij precies veranderde, maar zeker is dat hij de suite bewerkte voordat deze in 1905 werd gepubliceerd en dat hij een paar delen andere titels gaf. Het derde deel, Clair de lune, heette oorspronkelijk ‘Promenade sentimentale’ en het vierde deel, Passepied, was gecomponeerd als ‘Pavane’. De titels zijn geïnspireerd op Verlaines dichtkunst, net als de naam van de suite. Verlaines gedicht Clair de lune spreekt van ‘bergamasques’ – inwoners van het Noord-Italiaanse Bergamo – en hun onbeholpen dansen en melancholieke instelling. Dit karakter, gepersonifieerd door de commedia dell’arte-figuur Arlecchino (Harlekijn) die uit Bergamo kwam, is het duidelijkst vertegenwoordigd in het Menuet en de Passepied. Sprankelend, mysterieus, dansant en poëtisch – de Suite bergamasque, en met name het magische Clair de lune, raakte niet voor niets geliefd.

Claude Debussy schreef zijn Suite bergamasque in 1890 en liet zich daarbij beïnvloeden door de barokke klavecimbelsuite en de gedichten van Paul Verlaine. Het lijkt erop dat tegen de tijd dat de uitgever Eugène Fromont een slaatje wilde slaan uit Debussy’s roem en de suite wilde uitgeven, de componist niet meer zo tevreden was over zijn vroege pianostijl. Het is niet bekend wat hij precies veranderde, maar zeker is dat hij de suite bewerkte voordat deze in 1905 werd gepubliceerd en dat hij een paar delen andere titels gaf. Het derde deel, Clair de lune, heette oorspronkelijk ‘Promenade sentimentale’ en het vierde deel, Passepied, was gecomponeerd als ‘Pavane’. De titels zijn geïnspireerd op Verlaines dichtkunst, net als de naam van de suite. Verlaines gedicht Clair de lune spreekt van ‘bergamasques’ – inwoners van het Noord-Italiaanse Bergamo – en hun onbeholpen dansen en melancholieke instelling. Dit karakter, gepersonifieerd door de commedia dell’arte-figuur Arlecchino (Harlekijn) die uit Bergamo kwam, is het duidelijkst vertegenwoordigd in het Menuet en de Passepied. Sprankelend, mysterieus, dansant en poëtisch – de Suite bergamasque, en met name het magische Clair de lune, raakte niet voor niets geliefd.

door Anneloes Brand

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Beethoven: Sonate nr. 32

door Christiane Schima

  • Ludwig van Beethoven

    anoniem

    Ludwig van Beethoven

    anoniem

  • Ludwig van Beethoven

    anoniem

    Ludwig van Beethoven

    anoniem

‘Van het donker naar het licht’ zou als motto boven het gehele oeuvre van Ludwig van Beethoven kunnen staan. Zijn werken zijn de uitdrukking van een heldhaftige geestelijke strijd – denk aan bijvoorbeeld de Eroica, zijn Vijfde en Negende symfonie – die uiteindelijk culmineert in een grandioze overwinning.

In zijn laatste pianosonate – nr. 32, opus 111 – voltrekt deze strijd zich in zeer gecomprimeerde vorm, namelijk binnen slechts twee delen: een dramatisch in donker c klein staand eerste deel, en een verlossend in helder C groot staand tweede deel, de beroemde ‘Arietta’. Met deze beknopte sonate, waarin hij van tussendelen en een finale afziet, breekt Beethoven met alle conventies.

Op de vraag van ­Beethovens trouwe secretaris Anton Schindler waarom het werk geen slotdeel bevat, antwoordde de componist laconiek, dat hij daarvoor ‘gewoon geen tijd’ zou hebben gehad. Aan het niet bestaande slotdeel van opus 111 is ook een episode in Thomas Manns roman Doktor Faustus gewijd. Daarin legt de schrijver een romanfiguur – een musicoloog die gemodelleerd is naar de Duitse muziekfilosoof Theodor Adorno – de woorden in de mond: ‘Een derde deel? Een opnieuw aanheffen – na dit afscheid? Een terugkomen – na deze scheiding? Onmogelijk!’

‘Van het donker naar het licht’ zou als motto boven het gehele oeuvre van Ludwig van Beethoven kunnen staan. Zijn werken zijn de uitdrukking van een heldhaftige geestelijke strijd – denk aan bijvoorbeeld de Eroica, zijn Vijfde en Negende symfonie – die uiteindelijk culmineert in een grandioze overwinning.

In zijn laatste pianosonate – nr. 32, opus 111 – voltrekt deze strijd zich in zeer gecomprimeerde vorm, namelijk binnen slechts twee delen: een dramatisch in donker c klein staand eerste deel, en een verlossend in helder C groot staand tweede deel, de beroemde ‘Arietta’. Met deze beknopte sonate, waarin hij van tussendelen en een finale afziet, breekt Beethoven met alle conventies.

Op de vraag van ­Beethovens trouwe secretaris Anton Schindler waarom het werk geen slotdeel bevat, antwoordde de componist laconiek, dat hij daarvoor ‘gewoon geen tijd’ zou hebben gehad. Aan het niet bestaande slotdeel van opus 111 is ook een episode in Thomas Manns roman Doktor Faustus gewijd. Daarin legt de schrijver een romanfiguur – een musicoloog die gemodelleerd is naar de Duitse muziekfilosoof Theodor Adorno – de woorden in de mond: ‘Een derde deel? Een opnieuw aanheffen – na dit afscheid? Een terugkomen – na deze scheiding? Onmogelijk!’

door Christiane Schima

Biografie

Maria João Pires, piano

Maria João Pires werd geboren in Lissabon en gaf haar eerste publieke optreden op haar vierde. Ze begon haar pianostudie bij Campos Coelho en Francine Benoît en vervolgde deze in Duitsland bij Rosl Schmid en Karl Engel.

Sinds de jaren 1970 is ze zich steeds meer gaan bezinnen op de rol die kunst speelt in het dagelijks leven, de samenleving en de opvoeding.

In 1999 richtte ze in haar geboorteland het Belgais Centre for the Study of the Arts op, waar ze geregeld masterclasses geeft aan zowel professionele musici als muziekliefhebbers. In 2012 initieerde Maria João Pires vanuit Brussel Partitura Choirs, dat koren opricht voor kinderen uit kansarme gezinnen, en Partitura Workshops. Binnen het Partitura-project werkt Maria João Pires samen met een groep pianisten van een jongere generatie.

Bij een optreden in Het Concertgebouw op 12 september 2017 met het Orkest van de Achttiende Eeuw speelde ze in dat kader zelf het Vierde pianoconcert van Beethoven en bood ze de jonge Armeniër Ashot Khachatourian het ­podium voor het Twintigste pianoconcert van Mozart. Met het Derde pianoconcert van Beethoven was Maria João Pires op 19 september 2022 te gast in Het Concertgebouw met het Braziliaanse jeugdorkest Neojiba, en op 2 oktober 2022 gaf ze een solorecital in de Grote Zaal.

Sinds haar eerste optreden met het Concertgebouworkest in 1987 was de pianiste een regelmatig terugkerende gast. De laatste samenwerking was in november 2009, toen Mozarts Pianoconcert nr. 23, KV 488 op de lessenaar stond, gedirigeerd door Iván Fischer.