Concertprogramma
Grosvenor, Park, Ridout en Soltani spelen Brahms en Fauré
Kleine Zaal 02 december 2023 20.15 uur
Benjamin Grosvenor piano
Hyeyoon Park viool
Timothy Ridout altviool
Kian Soltani cello
Dit concert maakt deel uit van de serie Kleine Zaal Melange.
Frank Bridge (1879-1941)
Phantasie Quartet in fis kl.t., H. 94 (1910)
Andante con moto
Allegro vivace
Andante con moto
Gabriel Fauré (1845-1924)
Pianokwartet nr. 1 in c kl.t., op. 15 (1876-79; 1883)
Allegro molto moderato
Scherzo: Allegro vivo
Adagio
Finale: Allegro molto
pauze ± 21.00 uur
Johannes Brahms (1833-1897)
Pianokwartet nr. 1 in g kl.t., op. 25 (1861)
Allegro
Intermezzo: Allegro ma non troppo
Andante con moto
Rondo alla Zingarese: Presto
einde ± 22.05 uur
Benjamin Grosvenor piano
Hyeyoon Park viool
Timothy Ridout altviool
Kian Soltani cello
Dit concert maakt deel uit van de serie Kleine Zaal Melange.
Frank Bridge (1879-1941)
Phantasie Quartet in fis kl.t., H. 94 (1910)
Andante con moto
Allegro vivace
Andante con moto
Gabriel Fauré (1845-1924)
Pianokwartet nr. 1 in c kl.t., op. 15 (1876-79; 1883)
Allegro molto moderato
Scherzo: Allegro vivo
Adagio
Finale: Allegro molto
pauze ± 21.00 uur
Johannes Brahms (1833-1897)
Pianokwartet nr. 1 in g kl.t., op. 25 (1861)
Allegro
Intermezzo: Allegro ma non troppo
Andante con moto
Rondo alla Zingarese: Presto
einde ± 22.05 uur
Toelichting
Frank Bridge 1879-1941
Bridge: Phantasie Quartet
‘Het moeten ééndelige werken zijn, zonder pauzes, bestaande uit secties met afwisselende tempo’s en ritmes.’ Die eis stelde een Britse concertorganisator aan het begin van de vorige eeuw aan componisten die wilden meedoen aan een kamermuziekcompetitie. Frank Bridge vond het een uitdaging. Het verklaart de titels van enkele werken, zoals het Scherzo Phantastick (1901, voor strijkkwartet), het Phantasie Piano Trio (1910) en het Phantasie Quartet. Bij alle drie overheerst het quasi-improvisatorische en burleske, het is muziek gegoten in een symmetrische ABCBA-vorm die de deftige sonate-beginselen links laat liggen.
Bondigheid, afwisseling en speelsheid komen zeker tot uiting in het Phantasie Quartet – ofschoon juist dit uiteindelijk geen inzending voor het concours was maar een opdrachtwerk. Het opent met een omineuze frase in fis klein, unisono en dreigend in alle instrumenten. Maar dat blijkt ironie, want voor het overige dartelt en sprankelt het in dit Allegro, dat vrij is van doorwrochtheid: er zijn geen op elkaar betrokken thema’s of doorwerkingspassages. In plaats daarvan klinkt marciale uitbundigheid, gevolgd door vrolijke Latijns-Amerikaanse ritmes.
Kern van het pianokwartet vormt een Andante con moto, waarvan het hoofdthema veel weg heeft van de Londonderry Air, een Britse meezinger die Bridge wel vaker gebruikte. In een korte laatste sectie, waarin opnieuw dansritmes overheersen, worden alle eerder bezochte toonsoorten nog eens subtiel met elkaar in verband gebracht, waarna een verrassend ingetogen coda in Fis groot inzet. Met deze Picardische terts, een eeuwenoud procedé waarbij majeur klinkt als een mineur-slotakkoord wordt verwacht, geeft Bridge een laatste olijke knipoog.
‘Het moeten ééndelige werken zijn, zonder pauzes, bestaande uit secties met afwisselende tempo’s en ritmes.’ Die eis stelde een Britse concertorganisator aan het begin van de vorige eeuw aan componisten die wilden meedoen aan een kamermuziekcompetitie. Frank Bridge vond het een uitdaging. Het verklaart de titels van enkele werken, zoals het Scherzo Phantastick (1901, voor strijkkwartet), het Phantasie Piano Trio (1910) en het Phantasie Quartet. Bij alle drie overheerst het quasi-improvisatorische en burleske, het is muziek gegoten in een symmetrische ABCBA-vorm die de deftige sonate-beginselen links laat liggen.
Bondigheid, afwisseling en speelsheid komen zeker tot uiting in het Phantasie Quartet – ofschoon juist dit uiteindelijk geen inzending voor het concours was maar een opdrachtwerk. Het opent met een omineuze frase in fis klein, unisono en dreigend in alle instrumenten. Maar dat blijkt ironie, want voor het overige dartelt en sprankelt het in dit Allegro, dat vrij is van doorwrochtheid: er zijn geen op elkaar betrokken thema’s of doorwerkingspassages. In plaats daarvan klinkt marciale uitbundigheid, gevolgd door vrolijke Latijns-Amerikaanse ritmes.
Kern van het pianokwartet vormt een Andante con moto, waarvan het hoofdthema veel weg heeft van de Londonderry Air, een Britse meezinger die Bridge wel vaker gebruikte. In een korte laatste sectie, waarin opnieuw dansritmes overheersen, worden alle eerder bezochte toonsoorten nog eens subtiel met elkaar in verband gebracht, waarna een verrassend ingetogen coda in Fis groot inzet. Met deze Picardische terts, een eeuwenoud procedé waarbij majeur klinkt als een mineur-slotakkoord wordt verwacht, geeft Bridge een laatste olijke knipoog.
Gabriel Fauré 1845-1924
Fauré: Eerste pianokwartet
Terugblikkend op zijn vroege carrière merkte Gabriel Fauré in 1922 op: ‘Vóór 1870 zou ik er niet over hebben gedacht een sonate of een kwartet te componeren. In die tijd kon een jonge musicus naar een uitvoering ervan fluiten. Pas nadat Camille Saint-Saëns in 1871 de Société Nationale de Musique had opgericht, waarvan het hoofddoel was werken van jonge componisten ten uitvoer te brengen, ging ik aan het werk.’ Deze concertorganisatie was inderdaad een enorme stimulans voor Franse componisten en hielp enerzijds het belang van instrumentale muziek te vergroten ten opzichte van dat van opera en anderzijds een tegenwicht te bieden aan de overheersing door Duitse muziek.
Terugblikkend op zijn vroege carrière merkte Gabriel Fauré in 1922 op: ‘Vóór 1870 zou ik er niet over hebben gedacht een sonate of een kwartet te componeren. In die tijd kon een jonge musicus naar een uitvoering ervan fluiten. Pas nadat Camille Saint-Saëns in 1871 de Société Nationale de Musique had opgericht, waarvan het hoofddoel was werken van jonge componisten ten uitvoer te brengen, ging ik aan het werk.’ Deze concertorganisatie was inderdaad een enorme stimulans voor Franse componisten en hielp enerzijds het belang van instrumentale muziek te vergroten ten opzichte van dat van opera en anderzijds een tegenwicht te bieden aan de overheersing door Duitse muziek.
Ondertussen was Fauré door zijn mentor Saint-Saëns geïntroduceerd bij een vooraanstaande familie van musici, de Viardots. De organist-componist werd verliefd op een van de dochters, Marianne. Na vijf jaar verkering werd in juli 1877 hun verloving aangekondigd, maar nog geen vier maanden later weer ongedaan gemaakt. Fauré was zeer aangedaan, maar zei enkele jaren later: ‘Misschien was het uiteindelijk zo slecht niet. De familie Viardot had me mogelijk van mijn juiste pad afgeleid.’
Fauré’s pad leidde niet naar de opera, maar naar de intieme genres van het lied en de kamermuziek. De totstandkoming van het Eerste pianokwartet in c klein, opus 15 viel in deze emotioneel roerige tijd, maar toch is het werk vol warmte en optimisme. Bij de première op 14 februari 1880 in Parijs, waarbij de componist zelf aan de piano zat, was Fauré niet tevreden over de Finale. Hij bewerkte het laatste deel in 1883 en droeg het werk op aan de Belgische violist Hubert Léonard, een vriend van hem en voorvechter van zijn Eerste vioolsonate, opus 13. Het bezielde, klankrijke Eerste pianokwartet werd een van Fauré’s meest geliefde kamermuziekwerken. Het eerste deel is een glorieuze synthese van energie en lyriek, het Scherzo een fantasievol, dartel perpetuum mobile. In het Adagio lijkt Fauré zijn gevoelens voor Marianne te hebben verklankt. Het ritmische, rusteloze Allegro molto eindigt triomfantelijk.
Ondertussen was Fauré door zijn mentor Saint-Saëns geïntroduceerd bij een vooraanstaande familie van musici, de Viardots. De organist-componist werd verliefd op een van de dochters, Marianne. Na vijf jaar verkering werd in juli 1877 hun verloving aangekondigd, maar nog geen vier maanden later weer ongedaan gemaakt. Fauré was zeer aangedaan, maar zei enkele jaren later: ‘Misschien was het uiteindelijk zo slecht niet. De familie Viardot had me mogelijk van mijn juiste pad afgeleid.’
Fauré’s pad leidde niet naar de opera, maar naar de intieme genres van het lied en de kamermuziek. De totstandkoming van het Eerste pianokwartet in c klein, opus 15 viel in deze emotioneel roerige tijd, maar toch is het werk vol warmte en optimisme. Bij de première op 14 februari 1880 in Parijs, waarbij de componist zelf aan de piano zat, was Fauré niet tevreden over de Finale. Hij bewerkte het laatste deel in 1883 en droeg het werk op aan de Belgische violist Hubert Léonard, een vriend van hem en voorvechter van zijn Eerste vioolsonate, opus 13. Het bezielde, klankrijke Eerste pianokwartet werd een van Fauré’s meest geliefde kamermuziekwerken. Het eerste deel is een glorieuze synthese van energie en lyriek, het Scherzo een fantasievol, dartel perpetuum mobile. In het Adagio lijkt Fauré zijn gevoelens voor Marianne te hebben verklankt. Het ritmische, rusteloze Allegro molto eindigt triomfantelijk.
Johannes Brahms 1833-1897
Eerste pianokwartet
Johannes Brahms voltooide zijn Eerste pianokwartet in g klein, opus 25 in 1861. Het vergezelt zijn Tweede pianokwartet in A groot, opus 26, dat hij in hetzelfde jaar componeerde, maar de kwartetten zijn zeer verschillend. Terwijl het eerste kwartet, met het geliefde zigeunerslotdeel, nogal stormachtig is, is het tweede evenwichtiger en relaxter.
Het Eerste pianokwartet is een ode aan de instrumentale muziek van Franz Schubert. In de tweede helft van de jaren 1850 had Brahms studie gemaakt van Schuberts kamermuziek, en het is dan ook niet verbazingwekkend dat Brahms’ pianokwartetten even breed uitgemeten werken zijn, waarin thematisch materiaal op verschillende manieren wordt gebruikt en doorontwikkeld.
Johannes Brahms voltooide zijn Eerste pianokwartet in g klein, opus 25 in 1861. Het vergezelt zijn Tweede pianokwartet in A groot, opus 26, dat hij in hetzelfde jaar componeerde, maar de kwartetten zijn zeer verschillend. Terwijl het eerste kwartet, met het geliefde zigeunerslotdeel, nogal stormachtig is, is het tweede evenwichtiger en relaxter.
Het Eerste pianokwartet is een ode aan de instrumentale muziek van Franz Schubert. In de tweede helft van de jaren 1850 had Brahms studie gemaakt van Schuberts kamermuziek, en het is dan ook niet verbazingwekkend dat Brahms’ pianokwartetten even breed uitgemeten werken zijn, waarin thematisch materiaal op verschillende manieren wordt gebruikt en doorontwikkeld.
Het Eerste pianokwartet opent met een lyrisch en warmbloedig eerste deel. Het tweede deel, Intermezzo, is introspectief en vol nieuwsgierigheid: thema’s ontvouwen zich alsof de musici op zoek zijn naar iets, hetgeen een mooi mysterieus effect geeft. Het dromerige en intense Andante con moto bevat een verrassende marsachtige passage. Het Rondo alla Zingarese tot slot is puur vuur, waarbij de musici eensgezind voortrazen door prikkelende thema’s.
Het gekabbel in de pianopartij doet denken aan het cimbalom (een trapeziumvormig snaarinstrument dat met stokjes wordt aangeslagen en veel wordt gebruikt in Oost-Europese volksmuziek).
Brahms’ Eerste pianokwartet werd voor het eerst uitgevoerd in november 1861 in zijn woonplaats Hamburg, met Clara Schumann aan de piano.
Het Eerste pianokwartet opent met een lyrisch en warmbloedig eerste deel. Het tweede deel, Intermezzo, is introspectief en vol nieuwsgierigheid: thema’s ontvouwen zich alsof de musici op zoek zijn naar iets, hetgeen een mooi mysterieus effect geeft. Het dromerige en intense Andante con moto bevat een verrassende marsachtige passage. Het Rondo alla Zingarese tot slot is puur vuur, waarbij de musici eensgezind voortrazen door prikkelende thema’s.
Het gekabbel in de pianopartij doet denken aan het cimbalom (een trapeziumvormig snaarinstrument dat met stokjes wordt aangeslagen en veel wordt gebruikt in Oost-Europese volksmuziek).
Brahms’ Eerste pianokwartet werd voor het eerst uitgevoerd in november 1861 in zijn woonplaats Hamburg, met Clara Schumann aan de piano.
Frank Bridge 1879-1941
Bridge: Phantasie Quartet
‘Het moeten ééndelige werken zijn, zonder pauzes, bestaande uit secties met afwisselende tempo’s en ritmes.’ Die eis stelde een Britse concertorganisator aan het begin van de vorige eeuw aan componisten die wilden meedoen aan een kamermuziekcompetitie. Frank Bridge vond het een uitdaging. Het verklaart de titels van enkele werken, zoals het Scherzo Phantastick (1901, voor strijkkwartet), het Phantasie Piano Trio (1910) en het Phantasie Quartet. Bij alle drie overheerst het quasi-improvisatorische en burleske, het is muziek gegoten in een symmetrische ABCBA-vorm die de deftige sonate-beginselen links laat liggen.
Bondigheid, afwisseling en speelsheid komen zeker tot uiting in het Phantasie Quartet – ofschoon juist dit uiteindelijk geen inzending voor het concours was maar een opdrachtwerk. Het opent met een omineuze frase in fis klein, unisono en dreigend in alle instrumenten. Maar dat blijkt ironie, want voor het overige dartelt en sprankelt het in dit Allegro, dat vrij is van doorwrochtheid: er zijn geen op elkaar betrokken thema’s of doorwerkingspassages. In plaats daarvan klinkt marciale uitbundigheid, gevolgd door vrolijke Latijns-Amerikaanse ritmes.
Kern van het pianokwartet vormt een Andante con moto, waarvan het hoofdthema veel weg heeft van de Londonderry Air, een Britse meezinger die Bridge wel vaker gebruikte. In een korte laatste sectie, waarin opnieuw dansritmes overheersen, worden alle eerder bezochte toonsoorten nog eens subtiel met elkaar in verband gebracht, waarna een verrassend ingetogen coda in Fis groot inzet. Met deze Picardische terts, een eeuwenoud procedé waarbij majeur klinkt als een mineur-slotakkoord wordt verwacht, geeft Bridge een laatste olijke knipoog.
‘Het moeten ééndelige werken zijn, zonder pauzes, bestaande uit secties met afwisselende tempo’s en ritmes.’ Die eis stelde een Britse concertorganisator aan het begin van de vorige eeuw aan componisten die wilden meedoen aan een kamermuziekcompetitie. Frank Bridge vond het een uitdaging. Het verklaart de titels van enkele werken, zoals het Scherzo Phantastick (1901, voor strijkkwartet), het Phantasie Piano Trio (1910) en het Phantasie Quartet. Bij alle drie overheerst het quasi-improvisatorische en burleske, het is muziek gegoten in een symmetrische ABCBA-vorm die de deftige sonate-beginselen links laat liggen.
Bondigheid, afwisseling en speelsheid komen zeker tot uiting in het Phantasie Quartet – ofschoon juist dit uiteindelijk geen inzending voor het concours was maar een opdrachtwerk. Het opent met een omineuze frase in fis klein, unisono en dreigend in alle instrumenten. Maar dat blijkt ironie, want voor het overige dartelt en sprankelt het in dit Allegro, dat vrij is van doorwrochtheid: er zijn geen op elkaar betrokken thema’s of doorwerkingspassages. In plaats daarvan klinkt marciale uitbundigheid, gevolgd door vrolijke Latijns-Amerikaanse ritmes.
Kern van het pianokwartet vormt een Andante con moto, waarvan het hoofdthema veel weg heeft van de Londonderry Air, een Britse meezinger die Bridge wel vaker gebruikte. In een korte laatste sectie, waarin opnieuw dansritmes overheersen, worden alle eerder bezochte toonsoorten nog eens subtiel met elkaar in verband gebracht, waarna een verrassend ingetogen coda in Fis groot inzet. Met deze Picardische terts, een eeuwenoud procedé waarbij majeur klinkt als een mineur-slotakkoord wordt verwacht, geeft Bridge een laatste olijke knipoog.
Gabriel Fauré 1845-1924
Fauré: Eerste pianokwartet
Terugblikkend op zijn vroege carrière merkte Gabriel Fauré in 1922 op: ‘Vóór 1870 zou ik er niet over hebben gedacht een sonate of een kwartet te componeren. In die tijd kon een jonge musicus naar een uitvoering ervan fluiten. Pas nadat Camille Saint-Saëns in 1871 de Société Nationale de Musique had opgericht, waarvan het hoofddoel was werken van jonge componisten ten uitvoer te brengen, ging ik aan het werk.’ Deze concertorganisatie was inderdaad een enorme stimulans voor Franse componisten en hielp enerzijds het belang van instrumentale muziek te vergroten ten opzichte van dat van opera en anderzijds een tegenwicht te bieden aan de overheersing door Duitse muziek.
Terugblikkend op zijn vroege carrière merkte Gabriel Fauré in 1922 op: ‘Vóór 1870 zou ik er niet over hebben gedacht een sonate of een kwartet te componeren. In die tijd kon een jonge musicus naar een uitvoering ervan fluiten. Pas nadat Camille Saint-Saëns in 1871 de Société Nationale de Musique had opgericht, waarvan het hoofddoel was werken van jonge componisten ten uitvoer te brengen, ging ik aan het werk.’ Deze concertorganisatie was inderdaad een enorme stimulans voor Franse componisten en hielp enerzijds het belang van instrumentale muziek te vergroten ten opzichte van dat van opera en anderzijds een tegenwicht te bieden aan de overheersing door Duitse muziek.
Ondertussen was Fauré door zijn mentor Saint-Saëns geïntroduceerd bij een vooraanstaande familie van musici, de Viardots. De organist-componist werd verliefd op een van de dochters, Marianne. Na vijf jaar verkering werd in juli 1877 hun verloving aangekondigd, maar nog geen vier maanden later weer ongedaan gemaakt. Fauré was zeer aangedaan, maar zei enkele jaren later: ‘Misschien was het uiteindelijk zo slecht niet. De familie Viardot had me mogelijk van mijn juiste pad afgeleid.’
Fauré’s pad leidde niet naar de opera, maar naar de intieme genres van het lied en de kamermuziek. De totstandkoming van het Eerste pianokwartet in c klein, opus 15 viel in deze emotioneel roerige tijd, maar toch is het werk vol warmte en optimisme. Bij de première op 14 februari 1880 in Parijs, waarbij de componist zelf aan de piano zat, was Fauré niet tevreden over de Finale. Hij bewerkte het laatste deel in 1883 en droeg het werk op aan de Belgische violist Hubert Léonard, een vriend van hem en voorvechter van zijn Eerste vioolsonate, opus 13. Het bezielde, klankrijke Eerste pianokwartet werd een van Fauré’s meest geliefde kamermuziekwerken. Het eerste deel is een glorieuze synthese van energie en lyriek, het Scherzo een fantasievol, dartel perpetuum mobile. In het Adagio lijkt Fauré zijn gevoelens voor Marianne te hebben verklankt. Het ritmische, rusteloze Allegro molto eindigt triomfantelijk.
Ondertussen was Fauré door zijn mentor Saint-Saëns geïntroduceerd bij een vooraanstaande familie van musici, de Viardots. De organist-componist werd verliefd op een van de dochters, Marianne. Na vijf jaar verkering werd in juli 1877 hun verloving aangekondigd, maar nog geen vier maanden later weer ongedaan gemaakt. Fauré was zeer aangedaan, maar zei enkele jaren later: ‘Misschien was het uiteindelijk zo slecht niet. De familie Viardot had me mogelijk van mijn juiste pad afgeleid.’
Fauré’s pad leidde niet naar de opera, maar naar de intieme genres van het lied en de kamermuziek. De totstandkoming van het Eerste pianokwartet in c klein, opus 15 viel in deze emotioneel roerige tijd, maar toch is het werk vol warmte en optimisme. Bij de première op 14 februari 1880 in Parijs, waarbij de componist zelf aan de piano zat, was Fauré niet tevreden over de Finale. Hij bewerkte het laatste deel in 1883 en droeg het werk op aan de Belgische violist Hubert Léonard, een vriend van hem en voorvechter van zijn Eerste vioolsonate, opus 13. Het bezielde, klankrijke Eerste pianokwartet werd een van Fauré’s meest geliefde kamermuziekwerken. Het eerste deel is een glorieuze synthese van energie en lyriek, het Scherzo een fantasievol, dartel perpetuum mobile. In het Adagio lijkt Fauré zijn gevoelens voor Marianne te hebben verklankt. Het ritmische, rusteloze Allegro molto eindigt triomfantelijk.
Johannes Brahms 1833-1897
Eerste pianokwartet
Johannes Brahms voltooide zijn Eerste pianokwartet in g klein, opus 25 in 1861. Het vergezelt zijn Tweede pianokwartet in A groot, opus 26, dat hij in hetzelfde jaar componeerde, maar de kwartetten zijn zeer verschillend. Terwijl het eerste kwartet, met het geliefde zigeunerslotdeel, nogal stormachtig is, is het tweede evenwichtiger en relaxter.
Het Eerste pianokwartet is een ode aan de instrumentale muziek van Franz Schubert. In de tweede helft van de jaren 1850 had Brahms studie gemaakt van Schuberts kamermuziek, en het is dan ook niet verbazingwekkend dat Brahms’ pianokwartetten even breed uitgemeten werken zijn, waarin thematisch materiaal op verschillende manieren wordt gebruikt en doorontwikkeld.
Johannes Brahms voltooide zijn Eerste pianokwartet in g klein, opus 25 in 1861. Het vergezelt zijn Tweede pianokwartet in A groot, opus 26, dat hij in hetzelfde jaar componeerde, maar de kwartetten zijn zeer verschillend. Terwijl het eerste kwartet, met het geliefde zigeunerslotdeel, nogal stormachtig is, is het tweede evenwichtiger en relaxter.
Het Eerste pianokwartet is een ode aan de instrumentale muziek van Franz Schubert. In de tweede helft van de jaren 1850 had Brahms studie gemaakt van Schuberts kamermuziek, en het is dan ook niet verbazingwekkend dat Brahms’ pianokwartetten even breed uitgemeten werken zijn, waarin thematisch materiaal op verschillende manieren wordt gebruikt en doorontwikkeld.
Het Eerste pianokwartet opent met een lyrisch en warmbloedig eerste deel. Het tweede deel, Intermezzo, is introspectief en vol nieuwsgierigheid: thema’s ontvouwen zich alsof de musici op zoek zijn naar iets, hetgeen een mooi mysterieus effect geeft. Het dromerige en intense Andante con moto bevat een verrassende marsachtige passage. Het Rondo alla Zingarese tot slot is puur vuur, waarbij de musici eensgezind voortrazen door prikkelende thema’s.
Het gekabbel in de pianopartij doet denken aan het cimbalom (een trapeziumvormig snaarinstrument dat met stokjes wordt aangeslagen en veel wordt gebruikt in Oost-Europese volksmuziek).
Brahms’ Eerste pianokwartet werd voor het eerst uitgevoerd in november 1861 in zijn woonplaats Hamburg, met Clara Schumann aan de piano.
Het Eerste pianokwartet opent met een lyrisch en warmbloedig eerste deel. Het tweede deel, Intermezzo, is introspectief en vol nieuwsgierigheid: thema’s ontvouwen zich alsof de musici op zoek zijn naar iets, hetgeen een mooi mysterieus effect geeft. Het dromerige en intense Andante con moto bevat een verrassende marsachtige passage. Het Rondo alla Zingarese tot slot is puur vuur, waarbij de musici eensgezind voortrazen door prikkelende thema’s.
Het gekabbel in de pianopartij doet denken aan het cimbalom (een trapeziumvormig snaarinstrument dat met stokjes wordt aangeslagen en veel wordt gebruikt in Oost-Europese volksmuziek).
Brahms’ Eerste pianokwartet werd voor het eerst uitgevoerd in november 1861 in zijn woonplaats Hamburg, met Clara Schumann aan de piano.
Biografie
Benjamin Grosvenor, piano
Benjamin Grosvenor won al op zijn elfde de pianofinale van de BBC Young Musician Competition, en op zijn negentiende soleerde hij voor het eerst in de BBC Proms.
Hoogtepunten in zijn huidige seizoen zijn debuten bij DSO Berlin en het Iceland Symphony Orchestra in Busoni’s Pianoconcert en optredens met het Gürzenich-Orchester en Elim Chan, het Scottish Chamber Orchestra en Maxim Emelyanychev en de orkesten van Washington, Indianapolis en Pittsburgh.
Afgelopen zomer tourde Benjamin Grosvenor met het European Union Youth Orchestra en eerder werkte hij ook met de orkesten van Boston, Chicago en San Francisco, het London Philharmonic Orchestra en de Filarmonica della Scala; met Britten Sinfonia tourde hij door China. Hij debuteerde in oktober 2012 solo in de Kleine Zaal.
Op 8 oktober 2021 keerde Benjamin Grosvenor terug in dezelfde kwartetformatie als vandaag, toen met werken van Mahler, Robert Schumann en Richard Strauss.
Hyeyoon Park, viool
De Koreaanse Hyeyoon Park studeerde aan de University of Cincinnati, bij Antje Weithaas aan de Hochschule für Musik ‘Hanns Eisler’ in Berlijn en bij Christian Tetzlaff aan de Kronberg Academy. In 2009 won ze het ARD Concours, in 2011 kreeg ze een Borletti-Buitoni Trust Award en in 2012 de London Music Masters Award.
Al op haar negende debuteerde ze bij de Seoul Philharmonic, en in later jaren soleerde ze bij het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, het hr-Sinfonieorchester Frankfurt, het London Philharmonic Orchestra, het Mariinski Orkest in Sint-Petersburg, het Orchestre Symphonique de Montreal en het NHK Symphony Orchestra Tokyo.
Met Benjamin Grosvenor en cellist Sheku Kanneh-Mason voerde ze Beethovens Tripelconcert uit met het Hallé Orchestra en Royal Northern Sinfonia. Met Ben Goldscheider en Fiachra Garvey vormt ze een hoorntrio. Hyeyoon Park bespeelt een instrument van de Duitse bouwer Stefan-Peter Greiner.
Timothy Ridout, altviool
Timothy Ridout studeerde aan de Royal Academy of Music in zijn geboorteplaats Londen en behaalde in 2019 zijn master aan de Kronberg Academy bij Nobuko Imai. De Brit was BBC New Generation Artist, kreeg een Borletti-Buitoni Trust Fellowship 2020 en won de Royal Philharmonic Society Young Artist Award 2023.
De afgelopen seizoenen was hij te gast bij het BBC Symphony en het BBC Philharmonic Orchestra, het Tokyo Metropolitan Symphony Orchestra, het Nederlands Kamerorkest, het hr-Sinfonieorchester, het Tonhalle-Orchester Zürich, het Chamber Orchestra of Europe, de Camerata Salzburg en het Orchestre de Chambre de Lausanne.
Hij trad ook op in Zuid-Amerika en Australië en werd in 2021 in New York lid van de Chamber Music Society van het Lincoln Center’s Bowers Program. Kamermuziek vertolkt Timothy Ridout op tal van festivals in Europa en Japan met partners als Janine Jansen, Daniel Blendulf, Denis Kozhukhin, Nicolas Altstaedt, Joshua Bell, Isabelle Faust en Steven Isserlis.
De altviolist vormt met Tim Posner en Tim Crawford het Teyber Trio en geeft recitals met de pianisten Frank Dupree, Jonathan Ware en James Baillieu. Op 2 december jongstleden speelde hij in de Kleine Zaal pianokwartetten van Bridge, Fauré en Brahms met Benjamin Grosvenor, Hyeyoon Park en Kian Soltani. Timothy Ridout bespeelt een instrument van Peregrino di Zanetto (ca. 1565-75).
Kian Soltani, cello
Kian Soltani werd geboren in Bregenz, in een familie van Perzische musici. Na zijn studie bij Ivan Monighetti aan de Musikakademie Basel – vanaf zijn twaalfde – en later aan de Kronberg Academy en de International Music Academy Liechtenstein won hij in 2013 de Paulo Cello Competition in Helsinki.
In 2017 schreef hij zowel de Leonard Bernstein Award als de Credit Suisse Young Artist Award op zijn naam.
De cellist is focus artist van het Tonhalle-Orchester Zürich, tourt dit seizoen met de Camerata Salzburg en het Mahler Chamber Orchestra en deelt het podium met de Wiener Symphoniker, het Orchestre de Chambre de Lausanne, het Konzerthausorchester Berlin en het NHK Symphony Orchestra, Tokyo. Eerder soleerde hij bij de Wiener en de Münchner Philharmoniker, het West Eastern Divan Orchestra, het Radio Filharmonisch Orkest, Amsterdam Sinfonietta en de orkesten van Boston, Chicago, Detroit en Pittsburgh. Recitals gaf de cellist in Berlijn, Bonn, Dortmund, Wenen, New York en Londen en tijdens de festivals van Salzburg en Luzern.
Kamermuziek nam hij onder meer op in een pianotrio met Lahav Shani en Renaud Capuçon (live in Aix-en-Provence), en voor zijn solo-album Cello Unlimited won hij in 2022 een Opus Klassik Preis. In 2020 kwam het Celloconcert van Dvořák uit met de Staatskapelle Berlin en Daniel Barenboim.
Kian Soltani bespeelt de ‘London, ex-Boccherini’-Stradivarius (1694) en geeft sinds oktober les aan de Universität für Musik und darstellende Kunst in Wenen.
In 2018 debuteerde hij in de Grote Zaal en in 2019 in de Kleine Zaal in de Rising Stars-serie.