Eerste hulp bij hedendaagse muziek
Gevonden of geplunderd
Soms komt de wereld letterlijk in de muziek terecht. Componisten hebben altijd al voorgangers geciteerd, of aan klanknabootsing gedaan (natuur- of oorlogsgeluiden bij de renaissancecomponist Clément Janequin, vogels in Beethovens Zesde symfonie). In de twintigste eeuw is dat niet anders. Alfred Schnittke klinkt soms als een vervormde Bach of Mozart, In Berio’s Sinfonia komen Mahler, Ravel en Debussy en nog veel meer voorbij, en Bernd Alois Zimmermann plakte van alles in zijn muziekcollages.
De technologie waarmee we geluiden kunnen opnemen en weergeven biedt nog veel meer mogelijkheden. In de jaren 1940 begonnen musici al te componeren met opgenomen geluiden, al of niet bewerkt (musique concrète). Die geluiden konden ook bestaande stukjes muziek zijn. De sampling-techniek bracht die manier van werken rond 1985 in een stroomversnelling: vooral in de popmuziek gingen musici massaal andermans muziek ‘plunderen’ – doorgaans met goede bedoelingen, maar het leidde tot veel discussies over copyright en plagiaat. Tegenwoordig kan iedereen met een laptop of zelfs een mobieltje componeren met bestaande geluiden en muziekjes. Er is een eindeloze hoeveelheid bronmateriaal!
Voorbeelden:
Clément Janequin – Le chant des oyseaulx:
Pierre Schaeffer – Étude aux chemins de fer ‘Imposée’:
Luc Ferrari – Presque Rien No. 1:
Luciano Berio – Sinfonia:
George Crumb – Mesozoic uit ‘Vox Balaenae’:
John Oswald – Urge:
Soms komt de wereld letterlijk in de muziek terecht. Componisten hebben altijd al voorgangers geciteerd, of aan klanknabootsing gedaan (natuur- of oorlogsgeluiden bij de renaissancecomponist Clément Janequin, vogels in Beethovens Zesde symfonie). In de twintigste eeuw is dat niet anders. Alfred Schnittke klinkt soms als een vervormde Bach of Mozart, In Berio’s Sinfonia komen Mahler, Ravel en Debussy en nog veel meer voorbij, en Bernd Alois Zimmermann plakte van alles in zijn muziekcollages.
De technologie waarmee we geluiden kunnen opnemen en weergeven biedt nog veel meer mogelijkheden. In de jaren 1940 begonnen musici al te componeren met opgenomen geluiden, al of niet bewerkt (musique concrète). Die geluiden konden ook bestaande stukjes muziek zijn. De sampling-techniek bracht die manier van werken rond 1985 in een stroomversnelling: vooral in de popmuziek gingen musici massaal andermans muziek ‘plunderen’ – doorgaans met goede bedoelingen, maar het leidde tot veel discussies over copyright en plagiaat. Tegenwoordig kan iedereen met een laptop of zelfs een mobieltje componeren met bestaande geluiden en muziekjes. Er is een eindeloze hoeveelheid bronmateriaal!
Voorbeelden:
Clément Janequin – Le chant des oyseaulx:
Pierre Schaeffer – Étude aux chemins de fer ‘Imposée’:
Luc Ferrari – Presque Rien No. 1:
Luciano Berio – Sinfonia:
George Crumb – Mesozoic uit ‘Vox Balaenae’:
John Oswald – Urge: