Wie is Felix Mendelssohn?
Felix Mendelssohn
componist
Felix Mendelssohn was een Duitse componist uit de vroege Romantiek. De vitaliteit en helderheid van zijn muziek maakte hem tot één van de meest geliefde componisten uit de negentiende eeuw.
Jonge jaren
Jacob Ludwig Felix Mendelssohn Bartholdy groeide op in Berlijn, maar was in 1809 geboren te Hamburg als telg van een bankiersfamilie. Dat leverde hem al bij zijn leven het stigma van rijkeluiszoon op: ware kunst, vonden veel critici, kon alleen uit bloed, zweet en tranen ontstaan. Daarnaast maakte zijn Joodse afkomst hem het mikpunt van antisemitische uitingen - ook nadat het gezin zich tot het protestantse geloof bekeerde en zijn vader de familienaam uitbreidde met de on-Joodse toevoeging ‘Bartholdy’.
Aan Mendelssohns muzikale vorming kwam geen conservatorium te pas: samen met zijn muzikale zus Fanny kreeg hij muziekonderricht van Friedrich Zelter en andere privédocenten. Hij ontwikkelde zich tot een uitstekend pianist, violist en organist. Van zijn vader kreeg hij een eigen kamerorkest tot zijn beschikking waarmee hij zijn eerste composities in huislijke kring kon uitvoeren.
Een paar van zijn beroemdste werken schreef Mendelssohn als tiener, zoals het Octet voor strijkers (1825) en de concertouverture Ein Sommernachtstraum (1826), naar Shakespeare. In die vroege stukken hoor je al de snelle, feeërieke scherzo-stijl die een hoofdkenmerk van zijn stijl zouden worden (en die perfect aansloot bij het elf-achtige uiterlijk van de jonge componist).
Mozart en Bach
Hoewel hij de nieuwste muzikale ontwikkelingen in Europa belangstellend volgde was hij sterk klassiek georiënteerd. Hij werd beïnvloed door de vriendelijke, sierlijke expressie van Carl Maria von Weber.
Maar zijn belangrijkste voorbeelden waren Wolfgang Amadeus Mozart en, bovenal, Johann Sebastian Bach - een componist die sinds zijn overlijden in 1750 was verontachtzaamd. Bachs Mathäus Passion was zelfs decennia niet meer uitgevoerd toen Mendelssohn het werk in 1829 dirigeerde.
Geen muzikale allesvriend
Intussen ontwikkelde Mendelssohn zich ook op andere gebieden. Hij studeerde rechten en geschiedenis, verdiepte zich in Renaissancekunst en toonde een bovengemiddeld teken- en schildertalent. Zijn nieuwsgierigheid naar andere landen hielp hem bij het opbouwen van een internationale carrière als vertolker van eigen composities.
Bijzonder geliefd was hij in Engeland, de inspiratiebron voor de ouverture Die Hebriden en de Derde (‘Schotse’) Symfonie. Overigens bewijst een brief die Mendelssohn uit Wales stuurde dat hij geen muzikale allesmansvriend was: ‘In elke herberg zit een harpspeler zogenaamde volksliederen te spelen: wat een verschrikkelijke, vulgaire, valse rotzooi.’
Spoedig combineerde hij zijn toernees met vaste aanstellingen in Düsseldorf (1833) en Leipzig (1837) waar hij koor- en orkestconcerten dirigeerde en katholieke diensten begeleidde. Zelf componeerde hij ook steeds vaker koorwerken op religieuze teksten, zoals het oratorium Elijah (1846).
Dood
Mendelssohns tomeloze werkdrift ging ten koste van zijn gezondheid, helemaal na het overlijden van zijn lievelingszus Fanny. Een half jaar daarna, in 1847, overleed hij aan een beroerte.
Net als Mozart en Schubert had Mendelssohn weinig tijd om zijn eeuwigheidswaarde te verdienen: hij stierf op 38-jarige leeftijd. Hij maakte nog net de succesvolle ontvangst van zijn wereldberoemd geworden Vioolconcert mee.
Maar zijn belangrijkste voorbeelden waren Wolfgang Amadeus Mozart en, bovenal, Johann Sebastian Bach - een componist die sinds zijn overlijden in 1750 was verontachtzaamd. Bachs Mathäus Passion was zelfs decennia niet meer uitgevoerd toen Mendelssohn het werk in 1829 dirigeerde.
Geen muzikale allesvriend
Intussen ontwikkelde Mendelssohn zich ook op andere gebieden. Hij studeerde rechten en geschiedenis, verdiepte zich in Renaissancekunst en toonde een bovengemiddeld teken- en schildertalent. Zijn nieuwsgierigheid naar andere landen hielp hem bij het opbouwen van een internationale carrière als vertolker van eigen composities.
Bijzonder geliefd was hij in Engeland, de inspiratiebron voor de ouverture Die Hebriden en de Derde (‘Schotse’) Symfonie. Overigens bewijst een brief die Mendelssohn uit Wales stuurde dat hij geen muzikale allesmansvriend was: ‘In elke herberg zit een harpspeler zogenaamde volksliederen te spelen: wat een verschrikkelijke, vulgaire, valse rotzooi.’
Spoedig combineerde hij zijn toernees met vaste aanstellingen in Düsseldorf (1833) en Leipzig (1837) waar hij koor- en orkestconcerten dirigeerde en katholieke diensten begeleidde. Zelf componeerde hij ook steeds vaker koorwerken op religieuze teksten, zoals het oratorium Elijah (1846).
Dood
Mendelssohns tomeloze werkdrift ging ten koste van zijn gezondheid, helemaal na het overlijden van zijn lievelingszus Fanny. Een half jaar daarna, in 1847, overleed hij aan een beroerte.
Net als Mozart en Schubert had Mendelssohn weinig tijd om zijn eeuwigheidswaarde te verdienen: hij stierf op 38-jarige leeftijd. Hij maakte nog net de succesvolle ontvangst van zijn wereldberoemd geworden Vioolconcert mee.
Bijgewerkt op maandag 26 augustus 2019