Sopraan Chen Reiss: ‘Ik vermoed dat er rivaliteit tussen Fanny en Felix bestond’
door Joost Galema 10 nov. 2023 10 november 2023
Sopraan Chen Reiss breekt een lans voor componist Fanny Hensel-Mendelssohn, die haar muzikale ambities moest opofferen voor haar broer Felix. ‘Haar stukken zijn rijk, gelaagd en barsten van het temperament.’
Op reis door Groot-Brittannië bracht wonderkind Felix Mendelssohn onder meer een bezoek aan koningin Victoria. De vorstin vertelde hem dat ze het meest had genoten van zijn lied Italien. Een pijnlijke loftuiting, want hij moest bekennen dat het was geschreven door zijn oudere zus Fanny, een groot talent dat door haar familie tot een bestaan in zijn schaduw werd veroordeeld.
De Israëlische sopraan Chen Reiss zet deze maand met het Concertgebouworkest en dirigent Klaus Mäkelä de schijnwerpers op broer en zus Mendelssohn. Van beiden staat een lange dramatische aria op het programma. ‘Fanny was een meester in het scheppen van verschillende sferen,’ zegt Reiss. ‘In haar lied Italien waan ik me in Toscane. Zoals ik in Dämmrung senkt sich von oben de kille Noord-Duitse mist voel, die veel schilderijen van Caspar David Friedrich hun mysterieuze karakter geven.’
Reiss groeide op aan de Israëlische kust. Ze is de dochter van een accordeoniste, pianiste en muzieklerares, die ook zong in het theater. ‘Mijn moeder troonde me mee naar het Israël Filharmonisch Orkest. Daar ontdekte ik Beethoven en raakte ik in de ban van Mahler, op wiens verjaardag ik geboren ben.’
Op haar zestiende koos Reiss voor haar stem: na de dienstplicht vertrok ze naar New York voor een zangstudie. Vervolgens zwierf ze verder naar Europa, naar de Bayerische Staatsoper in München. Van daaruit veroverde ze de grote podia met haar kristalheldere sopraan. Een wereldwijd televisiepubliek leerde Reiss kennen toen Paus Franciscus haar het ‘Et incarnatus est’ uit Mozarts Grote mis in C groot liet zingen tijdens de kerstdienst in de Sint-Pieter. Reiss schitterde onder meer bij het Concertgebouworkest in Mahlers Tweede en Vierde symfonie. ‘Bij componisten als Beethoven en Mahler hoor ik hoe ze verlangden naar hereniging met de oerkracht die hen heeft geschapen. Beiden zochten onvermoeibaar de bronnen van ons bestaan.’
Op reis door Groot-Brittannië bracht wonderkind Felix Mendelssohn onder meer een bezoek aan koningin Victoria. De vorstin vertelde hem dat ze het meest had genoten van zijn lied Italien. Een pijnlijke loftuiting, want hij moest bekennen dat het was geschreven door zijn oudere zus Fanny, een groot talent dat door haar familie tot een bestaan in zijn schaduw werd veroordeeld.
De Israëlische sopraan Chen Reiss zet deze maand met het Concertgebouworkest en dirigent Klaus Mäkelä de schijnwerpers op broer en zus Mendelssohn. Van beiden staat een lange dramatische aria op het programma. ‘Fanny was een meester in het scheppen van verschillende sferen,’ zegt Reiss. ‘In haar lied Italien waan ik me in Toscane. Zoals ik in Dämmrung senkt sich von oben de kille Noord-Duitse mist voel, die veel schilderijen van Caspar David Friedrich hun mysterieuze karakter geven.’
Reiss groeide op aan de Israëlische kust. Ze is de dochter van een accordeoniste, pianiste en muzieklerares, die ook zong in het theater. ‘Mijn moeder troonde me mee naar het Israël Filharmonisch Orkest. Daar ontdekte ik Beethoven en raakte ik in de ban van Mahler, op wiens verjaardag ik geboren ben.’
Op haar zestiende koos Reiss voor haar stem: na de dienstplicht vertrok ze naar New York voor een zangstudie. Vervolgens zwierf ze verder naar Europa, naar de Bayerische Staatsoper in München. Van daaruit veroverde ze de grote podia met haar kristalheldere sopraan. Een wereldwijd televisiepubliek leerde Reiss kennen toen Paus Franciscus haar het ‘Et incarnatus est’ uit Mozarts Grote mis in C groot liet zingen tijdens de kerstdienst in de Sint-Pieter. Reiss schitterde onder meer bij het Concertgebouworkest in Mahlers Tweede en Vierde symfonie. ‘Bij componisten als Beethoven en Mahler hoor ik hoe ze verlangden naar hereniging met de oerkracht die hen heeft geschapen. Beiden zochten onvermoeibaar de bronnen van ons bestaan.’
Dankzij de Duitse dirigent Daniel Grossmann en zijn Jewish Chamber Orchestra Munich ontdekte Reiss de muziek van Fanny Hensel-Mendelssohn (in 1829 trouwde ze met de kunstenaar Wilhelm Hensel) en dook ze dieper in haar geschiedenis. Deze speurtocht resulteerde vorig jaar in het album Fanny & Felix en – voor Reiss – een scherper beeld van de verhoudingen in het gezin Mendelssohn.
‘Ze speelt als een man’, schreef Zelter
‘Zoals veel joodse families wilden de Mendelssohns zich naadloos voegen in de structuren van het patriarchale en protestantse Duitsland van begin negentiende eeuw. Dus bekeerden ze zich tot het christendom en was er geen plek voor een meisje dat het mannenbastion van de muziek zou bestormen. Dat Fanny zeker zoveel aanleg bezat als haar broer blijkt wel uit de brieven van hun beider leraar, Carl Friedrich Zelter. Hij schreef de beroemde dichter en muziekliefhebber Goethe dat hij beslist eens naar het meisje Mendelssohn moest luisteren. Want zij was iets heel bijzonders. ‘Ze speelt als een man’, schreef Zelter.’
Maar binnen de maatschappelijke verhoudingen – althans bekeken door de bril van de joodse bevolkingsgroep die de heersende conventies niet wilde uitdagen – besloot zakenman Abraham Mendelssohn dat niet zijn oudste dochter de kans zou krijgen om haar gave tot wasdom te brengen, maar haar broer. Felix mocht daarom de wereld intrekken om zijn muzikale horizon te verbreden, waar zus Fanny zich moest beperken tot de huiselijke kring. Voor haar kon musiceren en componeren volgens haar vader slechts ‘franje’ zijn.
‘Ik vermoed dat er enige muzikale rivaliteit tussen hen bestond,’ zegt Reiss. ‘Fanny bezat een eigen poëtische klanktaal. Veel van haar stukken hebben een zekere tederheid, dolcezza zoals de Italianen zeggen: ze zijn zoet zonder kitscherig te worden. Haar muziek is rijk, gelaagd en barst van het temperament. Fanny had uitgesproken meningen, misschien ook reden voor vader en broer om haar in de schaduw te houden.’
‘Haar muziek is rijk, gelaagd en barst van het temperament’
Om dolcezza draait het niet in de dramatische scène Hero und Leander (1831), op de lessenaars in Amsterdam. Een meeslepende aria waarvan de klanktaal bij tijd en wijle doet denken aan Richard Wagner, die toen nog in de studiebanken zat. In het tragische liefdesverhaal zwemt Leander elke nacht de anderhalve kilometer Hellespont over om zijn geliefde, de priesteres Hero, te bezoeken. Maar op een nacht dooft haar fakkel die hem leidt en verdrinkt hij. Wanneer Hero de volgende ochtend zijn aangespoelde lijk ziet, werpt ze zich van de toren.
‘Het is mooi hoe Fanny in het begin de kalme zee tegenover het vuur van Hero’s hartstocht zet,’ zegt Reiss. ‘En hoe haar angst overslaat naar het water. De uiterlijke wereld van de zee botst op de innerlijke onrust van Hero. De andere aria die ik bij het Concertgebouworkest zing, Infelice van Felix, is van een andere orde. Die gaat niet om het spel tussen binnen en buiten, maar om de verscheurdheid van een verlaten vrouw. Ze herbeleeft een verloren liefde in beelden die levendiger zijn dan de werkelijkheid was. In de fantasie kun je nu eenmaal een volmaakte wereld scheppen.’
Musiceren is voor Reiss – zoals bij haar held Mahler – vooral een spirituele zoektocht. ‘Ik herinner me de eerste keer zingen op een podium en het besluit daarvan mijn leven te maken. Als zestienjarige deed ik het ‘Laudate Dominum’ uit Mozarts Vesperae solennes de confessore. Ik stond daar, zong, ademde, luisterde en trad uit mijn lichaam. Een geweldige emotie, die je niet zelf kunt oproepen, zoiets overkomt je. Het zijn zeldzame momenten. In alle jaren kan ik deze ervaringen op twee handen tellen. Maar ze zijn alle inspanningen en offers waard, want ik voel me dan even in harmonie met het universum, opgenomen in een zee van bewustzijn.’
Dankzij de Duitse dirigent Daniel Grossmann en zijn Jewish Chamber Orchestra Munich ontdekte Reiss de muziek van Fanny Hensel-Mendelssohn (in 1829 trouwde ze met de kunstenaar Wilhelm Hensel) en dook ze dieper in haar geschiedenis. Deze speurtocht resulteerde vorig jaar in het album Fanny & Felix en – voor Reiss – een scherper beeld van de verhoudingen in het gezin Mendelssohn.
‘Ze speelt als een man’, schreef Zelter
‘Zoals veel joodse families wilden de Mendelssohns zich naadloos voegen in de structuren van het patriarchale en protestantse Duitsland van begin negentiende eeuw. Dus bekeerden ze zich tot het christendom en was er geen plek voor een meisje dat het mannenbastion van de muziek zou bestormen. Dat Fanny zeker zoveel aanleg bezat als haar broer blijkt wel uit de brieven van hun beider leraar, Carl Friedrich Zelter. Hij schreef de beroemde dichter en muziekliefhebber Goethe dat hij beslist eens naar het meisje Mendelssohn moest luisteren. Want zij was iets heel bijzonders. ‘Ze speelt als een man’, schreef Zelter.’
Maar binnen de maatschappelijke verhoudingen – althans bekeken door de bril van de joodse bevolkingsgroep die de heersende conventies niet wilde uitdagen – besloot zakenman Abraham Mendelssohn dat niet zijn oudste dochter de kans zou krijgen om haar gave tot wasdom te brengen, maar haar broer. Felix mocht daarom de wereld intrekken om zijn muzikale horizon te verbreden, waar zus Fanny zich moest beperken tot de huiselijke kring. Voor haar kon musiceren en componeren volgens haar vader slechts ‘franje’ zijn.
‘Ik vermoed dat er enige muzikale rivaliteit tussen hen bestond,’ zegt Reiss. ‘Fanny bezat een eigen poëtische klanktaal. Veel van haar stukken hebben een zekere tederheid, dolcezza zoals de Italianen zeggen: ze zijn zoet zonder kitscherig te worden. Haar muziek is rijk, gelaagd en barst van het temperament. Fanny had uitgesproken meningen, misschien ook reden voor vader en broer om haar in de schaduw te houden.’
‘Haar muziek is rijk, gelaagd en barst van het temperament’
Om dolcezza draait het niet in de dramatische scène Hero und Leander (1831), op de lessenaars in Amsterdam. Een meeslepende aria waarvan de klanktaal bij tijd en wijle doet denken aan Richard Wagner, die toen nog in de studiebanken zat. In het tragische liefdesverhaal zwemt Leander elke nacht de anderhalve kilometer Hellespont over om zijn geliefde, de priesteres Hero, te bezoeken. Maar op een nacht dooft haar fakkel die hem leidt en verdrinkt hij. Wanneer Hero de volgende ochtend zijn aangespoelde lijk ziet, werpt ze zich van de toren.
‘Het is mooi hoe Fanny in het begin de kalme zee tegenover het vuur van Hero’s hartstocht zet,’ zegt Reiss. ‘En hoe haar angst overslaat naar het water. De uiterlijke wereld van de zee botst op de innerlijke onrust van Hero. De andere aria die ik bij het Concertgebouworkest zing, Infelice van Felix, is van een andere orde. Die gaat niet om het spel tussen binnen en buiten, maar om de verscheurdheid van een verlaten vrouw. Ze herbeleeft een verloren liefde in beelden die levendiger zijn dan de werkelijkheid was. In de fantasie kun je nu eenmaal een volmaakte wereld scheppen.’
Musiceren is voor Reiss – zoals bij haar held Mahler – vooral een spirituele zoektocht. ‘Ik herinner me de eerste keer zingen op een podium en het besluit daarvan mijn leven te maken. Als zestienjarige deed ik het ‘Laudate Dominum’ uit Mozarts Vesperae solennes de confessore. Ik stond daar, zong, ademde, luisterde en trad uit mijn lichaam. Een geweldige emotie, die je niet zelf kunt oproepen, zoiets overkomt je. Het zijn zeldzame momenten. In alle jaren kan ik deze ervaringen op twee handen tellen. Maar ze zijn alle inspanningen en offers waard, want ik voel me dan even in harmonie met het universum, opgenomen in een zee van bewustzijn.’