Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Entrée-Essentials: Mahler met Klaus Mäkelä

Entrée-Essentials: Mahler met Klaus Mäkelä

Grote Zaal
20 september 2024
21.00 uur

Print dit programma

Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Thomas Vanderveken presentatie (TOM Talk)

Dit concert maakt deel uit van Entrée-Essentials.

Ook interessant:
Gustav Mahler in facts and figures
Klaus Mäkelä: ‘Er heeft zelfs houtworm in mijn cello gezeten’

 

GUSTAV MAHLER (1860-1911) 

Symfonie nr. 1, ‘Titan’ (1884-88, revisie 1906) 
Langsam, schleppend (Wie ein Naturlaut) – Im Anfang sehr gemächlich 
Kräftig bewegt, doch nicht zu schnell – Trio: Recht gemächlich 
Feierlich und gemessen, ohne zu schleppen 
Stürmisch bewegt 

er is geen pauze 
einde ± 22.15 uur 

 

Grote Zaal 20 september 2024 21.00 uur

Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Thomas Vanderveken presentatie (TOM Talk)

Dit concert maakt deel uit van Entrée-Essentials.

Ook interessant:
Gustav Mahler in facts and figures
Klaus Mäkelä: ‘Er heeft zelfs houtworm in mijn cello gezeten’

 

GUSTAV MAHLER (1860-1911) 

Symfonie nr. 1, ‘Titan’ (1884-88, revisie 1906) 
Langsam, schleppend (Wie ein Naturlaut) – Im Anfang sehr gemächlich 
Kräftig bewegt, doch nicht zu schnell – Trio: Recht gemächlich 
Feierlich und gemessen, ohne zu schleppen 
Stürmisch bewegt 

er is geen pauze 
einde ± 22.15 uur 

 

Toelichting

Gustav Mahler (1860-1911)

Eerste symfonie

door Aad van der Ven

Voor Gustav Mahler was 1889 een rampjaar. Enkele maanden na elkaar overleden achtereenvolgens zijn vader, zijn zuster Leopoldine en zijn moeder. Hij was 29. Alleen zijn carrière als dirigent – hij leidde de Koninklijke Opera in Boedapest – verliep voorspoedig. In de Hongaarse hoofdstad leidde hij in november de eerste uitvoering van zijn grote nieuwe, vijfdelige orkestwerk (het tweede deel, getiteld Blumine, zou Mahler later elimineren). Het opera-orkest was enthousiast over de omvangrijke partituur, waarop toen nog de titel ‘Symfonisch gedicht’ prijkte, maar die later als zijn Eerste symfonie zou worden gepubliceerd. Het publiek en de meerderheid van de recensenten in Boedapest waren alleen negatief. Uit talrijke reacties valt verbazing af te lezen over dit werk, een compositie die eigenlijk alles al bevat wat Mahler in onze ogen bijzonder maakt. Symfonische muziek met zó’n grilligheid en stilistische veelzijdigheid was niet eerder geschreven. 

‘Wie ein Naturlaut’, oftewel ‘zoals een natuurgeluid’, staat als aanwijzing aan het begin van de eerste bladzijde. Tegen een achtergrond van lang aangehouden, ijle noten in de strijkers tekenen zich, eerst aarzelend, motieven af. Het is alsof de natuur ontwaakt. Ook in zijn latere muziek zou Mahler de ramen van zijn werkkamer vaak wijd open zetten. Wel moeten we het begrip ‘natuur’ erg ruim opvatten, dat wil zeggen: niet alleen als een sfeerbeeld, waarbij we denken aan een fraaie zonsondergang, een sierlijke vlinder of een murmelend beekje, maar als iets waarin leven en dood, hemel en aarde zich uitdrukken. Dat geeft Mahlers natuurmuziek een meer ‘existentiële’ betekenis dan die van bijvoorbeeld Beethovens Zesde symfonie ‘Pastorale’.

De contrabas zet Vader Jacob in

‘De symfonie moet zijn zoals de wereld’, zou Mahler later zeggen. ‘Zij moet alles omvatten.’ Die visie maakt ook begrijpelijk dat al meteen in de Eerste symfonie ‘hoge’ en ‘lage’ muziek vlak naast elkaar staan, dat het sublieme zich vermengt met het triviale. De beroemde cultuurfilosoof Theodor Adorno sprak in dit verband over ‘een provocerende verbintenis met de vulgaire muziek’. Op onverwachte plaatsen duiken militaire fanfares op. In volksliedachtige melodieën drukt Mahler heimwee naar verloren onschuld uit: Ging heut’ morgen übers Feld uit zijn L­ieder eines fahrenden Gesellen in het eerste deel, en Vader Jacob in mineur als leidraad van de treurmars die het (huidige) derde deel vormt. In het oeuvre van Mahler treffen we ook vaak danswijsjes aan, waarbij een ‘sociaal’ onderscheid valt te maken tussen enerzijds de chique wals of het dito menuet en anderzijds de boertige Ländler, die in het scherzo (‘Kräftig bewegt, doch nicht zu schnell’) domineert. In deze symfonie maakte Mahler meteen duidelijk dat homogeniteit van stijl en karakter niet zijn doel was. 

Misschien was het de verwarde reactie van publiek en critici die Mahler er in 1893 toe bracht de delen van de inmiddels gereviseerde partituur te voorzien van titels en korte toelichtingen, op deze manier zijn bedoelingen verduidelijkend. Daaruit blijkt dat de eerste helft van het werk geïnspireerd is door jeugd- en natuurervaringen, terwijl de tweede helft – vanaf de treurmars met de door de contrabas ingezette ‘Vader Jacob-melodie’ – over de tragiek van het menselijk bestaan gaat. 

Mahler gaf de symfonie als geheel de titel ‘Titan’, refererend aan de held uit de gelijknamige roman uit 1800-03 van de Duitse schrijver Jean Paul, in wie de componist zichzelf herkende. Vooral het laatste deel (‘Stürmisch bewegt’) van deze symfonie laat over het gepassioneerde karakter van deze romanfiguur geen twijfel bestaan. Overigens trok Mahler later de titels en toelichtingen bij de afzonderlijke delen én de overkoepelende bijnaam ‘Titan’ terug.

Voor Gustav Mahler was 1889 een rampjaar. Enkele maanden na elkaar overleden achtereenvolgens zijn vader, zijn zuster Leopoldine en zijn moeder. Hij was 29. Alleen zijn carrière als dirigent – hij leidde de Koninklijke Opera in Boedapest – verliep voorspoedig. In de Hongaarse hoofdstad leidde hij in november de eerste uitvoering van zijn grote nieuwe, vijfdelige orkestwerk (het tweede deel, getiteld Blumine, zou Mahler later elimineren). Het opera-orkest was enthousiast over de omvangrijke partituur, waarop toen nog de titel ‘Symfonisch gedicht’ prijkte, maar die later als zijn Eerste symfonie zou worden gepubliceerd. Het publiek en de meerderheid van de recensenten in Boedapest waren alleen negatief. Uit talrijke reacties valt verbazing af te lezen over dit werk, een compositie die eigenlijk alles al bevat wat Mahler in onze ogen bijzonder maakt. Symfonische muziek met zó’n grilligheid en stilistische veelzijdigheid was niet eerder geschreven. 

‘Wie ein Naturlaut’, oftewel ‘zoals een natuurgeluid’, staat als aanwijzing aan het begin van de eerste bladzijde. Tegen een achtergrond van lang aangehouden, ijle noten in de strijkers tekenen zich, eerst aarzelend, motieven af. Het is alsof de natuur ontwaakt. Ook in zijn latere muziek zou Mahler de ramen van zijn werkkamer vaak wijd open zetten. Wel moeten we het begrip ‘natuur’ erg ruim opvatten, dat wil zeggen: niet alleen als een sfeerbeeld, waarbij we denken aan een fraaie zonsondergang, een sierlijke vlinder of een murmelend beekje, maar als iets waarin leven en dood, hemel en aarde zich uitdrukken. Dat geeft Mahlers natuurmuziek een meer ‘existentiële’ betekenis dan die van bijvoorbeeld Beethovens Zesde symfonie ‘Pastorale’.

De contrabas zet Vader Jacob in

‘De symfonie moet zijn zoals de wereld’, zou Mahler later zeggen. ‘Zij moet alles omvatten.’ Die visie maakt ook begrijpelijk dat al meteen in de Eerste symfonie ‘hoge’ en ‘lage’ muziek vlak naast elkaar staan, dat het sublieme zich vermengt met het triviale. De beroemde cultuurfilosoof Theodor Adorno sprak in dit verband over ‘een provocerende verbintenis met de vulgaire muziek’. Op onverwachte plaatsen duiken militaire fanfares op. In volksliedachtige melodieën drukt Mahler heimwee naar verloren onschuld uit: Ging heut’ morgen übers Feld uit zijn L­ieder eines fahrenden Gesellen in het eerste deel, en Vader Jacob in mineur als leidraad van de treurmars die het (huidige) derde deel vormt. In het oeuvre van Mahler treffen we ook vaak danswijsjes aan, waarbij een ‘sociaal’ onderscheid valt te maken tussen enerzijds de chique wals of het dito menuet en anderzijds de boertige Ländler, die in het scherzo (‘Kräftig bewegt, doch nicht zu schnell’) domineert. In deze symfonie maakte Mahler meteen duidelijk dat homogeniteit van stijl en karakter niet zijn doel was. 

Misschien was het de verwarde reactie van publiek en critici die Mahler er in 1893 toe bracht de delen van de inmiddels gereviseerde partituur te voorzien van titels en korte toelichtingen, op deze manier zijn bedoelingen verduidelijkend. Daaruit blijkt dat de eerste helft van het werk geïnspireerd is door jeugd- en natuurervaringen, terwijl de tweede helft – vanaf de treurmars met de door de contrabas ingezette ‘Vader Jacob-melodie’ – over de tragiek van het menselijk bestaan gaat. 

Mahler gaf de symfonie als geheel de titel ‘Titan’, refererend aan de held uit de gelijknamige roman uit 1800-03 van de Duitse schrijver Jean Paul, in wie de componist zichzelf herkende. Vooral het laatste deel (‘Stürmisch bewegt’) van deze symfonie laat over het gepassioneerde karakter van deze romanfiguur geen twijfel bestaan. Overigens trok Mahler later de titels en toelichtingen bij de afzonderlijke delen én de overkoepelende bijnaam ‘Titan’ terug.

door Aad van der Ven

Gustav Mahler (1860-1911)

Eerste symfonie

door Aad van der Ven

Voor Gustav Mahler was 1889 een rampjaar. Enkele maanden na elkaar overleden achtereenvolgens zijn vader, zijn zuster Leopoldine en zijn moeder. Hij was 29. Alleen zijn carrière als dirigent – hij leidde de Koninklijke Opera in Boedapest – verliep voorspoedig. In de Hongaarse hoofdstad leidde hij in november de eerste uitvoering van zijn grote nieuwe, vijfdelige orkestwerk (het tweede deel, getiteld Blumine, zou Mahler later elimineren). Het opera-orkest was enthousiast over de omvangrijke partituur, waarop toen nog de titel ‘Symfonisch gedicht’ prijkte, maar die later als zijn Eerste symfonie zou worden gepubliceerd. Het publiek en de meerderheid van de recensenten in Boedapest waren alleen negatief. Uit talrijke reacties valt verbazing af te lezen over dit werk, een compositie die eigenlijk alles al bevat wat Mahler in onze ogen bijzonder maakt. Symfonische muziek met zó’n grilligheid en stilistische veelzijdigheid was niet eerder geschreven. 

‘Wie ein Naturlaut’, oftewel ‘zoals een natuurgeluid’, staat als aanwijzing aan het begin van de eerste bladzijde. Tegen een achtergrond van lang aangehouden, ijle noten in de strijkers tekenen zich, eerst aarzelend, motieven af. Het is alsof de natuur ontwaakt. Ook in zijn latere muziek zou Mahler de ramen van zijn werkkamer vaak wijd open zetten. Wel moeten we het begrip ‘natuur’ erg ruim opvatten, dat wil zeggen: niet alleen als een sfeerbeeld, waarbij we denken aan een fraaie zonsondergang, een sierlijke vlinder of een murmelend beekje, maar als iets waarin leven en dood, hemel en aarde zich uitdrukken. Dat geeft Mahlers natuurmuziek een meer ‘existentiële’ betekenis dan die van bijvoorbeeld Beethovens Zesde symfonie ‘Pastorale’.

De contrabas zet Vader Jacob in

‘De symfonie moet zijn zoals de wereld’, zou Mahler later zeggen. ‘Zij moet alles omvatten.’ Die visie maakt ook begrijpelijk dat al meteen in de Eerste symfonie ‘hoge’ en ‘lage’ muziek vlak naast elkaar staan, dat het sublieme zich vermengt met het triviale. De beroemde cultuurfilosoof Theodor Adorno sprak in dit verband over ‘een provocerende verbintenis met de vulgaire muziek’. Op onverwachte plaatsen duiken militaire fanfares op. In volksliedachtige melodieën drukt Mahler heimwee naar verloren onschuld uit: Ging heut’ morgen übers Feld uit zijn L­ieder eines fahrenden Gesellen in het eerste deel, en Vader Jacob in mineur als leidraad van de treurmars die het (huidige) derde deel vormt. In het oeuvre van Mahler treffen we ook vaak danswijsjes aan, waarbij een ‘sociaal’ onderscheid valt te maken tussen enerzijds de chique wals of het dito menuet en anderzijds de boertige Ländler, die in het scherzo (‘Kräftig bewegt, doch nicht zu schnell’) domineert. In deze symfonie maakte Mahler meteen duidelijk dat homogeniteit van stijl en karakter niet zijn doel was. 

Misschien was het de verwarde reactie van publiek en critici die Mahler er in 1893 toe bracht de delen van de inmiddels gereviseerde partituur te voorzien van titels en korte toelichtingen, op deze manier zijn bedoelingen verduidelijkend. Daaruit blijkt dat de eerste helft van het werk geïnspireerd is door jeugd- en natuurervaringen, terwijl de tweede helft – vanaf de treurmars met de door de contrabas ingezette ‘Vader Jacob-melodie’ – over de tragiek van het menselijk bestaan gaat. 

Mahler gaf de symfonie als geheel de titel ‘Titan’, refererend aan de held uit de gelijknamige roman uit 1800-03 van de Duitse schrijver Jean Paul, in wie de componist zichzelf herkende. Vooral het laatste deel (‘Stürmisch bewegt’) van deze symfonie laat over het gepassioneerde karakter van deze romanfiguur geen twijfel bestaan. Overigens trok Mahler later de titels en toelichtingen bij de afzonderlijke delen én de overkoepelende bijnaam ‘Titan’ terug.

Voor Gustav Mahler was 1889 een rampjaar. Enkele maanden na elkaar overleden achtereenvolgens zijn vader, zijn zuster Leopoldine en zijn moeder. Hij was 29. Alleen zijn carrière als dirigent – hij leidde de Koninklijke Opera in Boedapest – verliep voorspoedig. In de Hongaarse hoofdstad leidde hij in november de eerste uitvoering van zijn grote nieuwe, vijfdelige orkestwerk (het tweede deel, getiteld Blumine, zou Mahler later elimineren). Het opera-orkest was enthousiast over de omvangrijke partituur, waarop toen nog de titel ‘Symfonisch gedicht’ prijkte, maar die later als zijn Eerste symfonie zou worden gepubliceerd. Het publiek en de meerderheid van de recensenten in Boedapest waren alleen negatief. Uit talrijke reacties valt verbazing af te lezen over dit werk, een compositie die eigenlijk alles al bevat wat Mahler in onze ogen bijzonder maakt. Symfonische muziek met zó’n grilligheid en stilistische veelzijdigheid was niet eerder geschreven. 

‘Wie ein Naturlaut’, oftewel ‘zoals een natuurgeluid’, staat als aanwijzing aan het begin van de eerste bladzijde. Tegen een achtergrond van lang aangehouden, ijle noten in de strijkers tekenen zich, eerst aarzelend, motieven af. Het is alsof de natuur ontwaakt. Ook in zijn latere muziek zou Mahler de ramen van zijn werkkamer vaak wijd open zetten. Wel moeten we het begrip ‘natuur’ erg ruim opvatten, dat wil zeggen: niet alleen als een sfeerbeeld, waarbij we denken aan een fraaie zonsondergang, een sierlijke vlinder of een murmelend beekje, maar als iets waarin leven en dood, hemel en aarde zich uitdrukken. Dat geeft Mahlers natuurmuziek een meer ‘existentiële’ betekenis dan die van bijvoorbeeld Beethovens Zesde symfonie ‘Pastorale’.

De contrabas zet Vader Jacob in

‘De symfonie moet zijn zoals de wereld’, zou Mahler later zeggen. ‘Zij moet alles omvatten.’ Die visie maakt ook begrijpelijk dat al meteen in de Eerste symfonie ‘hoge’ en ‘lage’ muziek vlak naast elkaar staan, dat het sublieme zich vermengt met het triviale. De beroemde cultuurfilosoof Theodor Adorno sprak in dit verband over ‘een provocerende verbintenis met de vulgaire muziek’. Op onverwachte plaatsen duiken militaire fanfares op. In volksliedachtige melodieën drukt Mahler heimwee naar verloren onschuld uit: Ging heut’ morgen übers Feld uit zijn L­ieder eines fahrenden Gesellen in het eerste deel, en Vader Jacob in mineur als leidraad van de treurmars die het (huidige) derde deel vormt. In het oeuvre van Mahler treffen we ook vaak danswijsjes aan, waarbij een ‘sociaal’ onderscheid valt te maken tussen enerzijds de chique wals of het dito menuet en anderzijds de boertige Ländler, die in het scherzo (‘Kräftig bewegt, doch nicht zu schnell’) domineert. In deze symfonie maakte Mahler meteen duidelijk dat homogeniteit van stijl en karakter niet zijn doel was. 

Misschien was het de verwarde reactie van publiek en critici die Mahler er in 1893 toe bracht de delen van de inmiddels gereviseerde partituur te voorzien van titels en korte toelichtingen, op deze manier zijn bedoelingen verduidelijkend. Daaruit blijkt dat de eerste helft van het werk geïnspireerd is door jeugd- en natuurervaringen, terwijl de tweede helft – vanaf de treurmars met de door de contrabas ingezette ‘Vader Jacob-melodie’ – over de tragiek van het menselijk bestaan gaat. 

Mahler gaf de symfonie als geheel de titel ‘Titan’, refererend aan de held uit de gelijknamige roman uit 1800-03 van de Duitse schrijver Jean Paul, in wie de componist zichzelf herkende. Vooral het laatste deel (‘Stürmisch bewegt’) van deze symfonie laat over het gepassioneerde karakter van deze romanfiguur geen twijfel bestaan. Overigens trok Mahler later de titels en toelichtingen bij de afzonderlijke delen én de overkoepelende bijnaam ‘Titan’ terug.

door Aad van der Ven

Biografie

Koninklijk Concertgebouworkest, orkest

Het Koninklijk Concertgebouworkest wordt wereldwijd geroemd om zijn uitvoeringen van Mahler en Bruckner en langlopende concerttradities als de Passieuitvoering en de Kerstmatinee. Sinds de oprichting in 1888 werkt het orkest met de meest vooraanstaande dirigenten en solisten. Componisten als Richard Strauss, Gustav Mahler en Igor Stravinsky dirigeerden meermaals het Concertgebouworkest; nog steeds werkt het orkest veelvuldig samen met hedendaagse componisten.   

Bij de geroemde klank van het orkest speelt de bijzondere akoestiek van Het Concertgebouw een belangrijke rol. Bepalend is ook de invloed van de orkestmusici, en van de tot nu toe zeven chef-dirigenten: Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Mariss Jansons en Daniele Gatti. In 2022 maakte het orkest bekend dat Klaus Mäkelä in september 2027 de achtste chef-dirigent wordt.

Bij het honderdjarig jubileum kreeg het orkest het predicaat Koninklijk. Hare Majesteit Koningin Máxima is beschermvrouwe. Met zo’n 80 concerten in Het Concertgebouw en 40 op andere belangrijke podia bereikt het orkest jaarlijks 250.000 concertbezoekers wereldwijd. Dat bereik wordt verveelvoudigd door video’s, streams, radio- en tv-uitzendingen en cd’s en dvd’s op onder meer het label RCO Live.   

De Academie van het Concertgebouworkest leidt talentvolle jonge musici op voor het orkestvak. In het zomerproject Concertgebouworkest Young komen verborgen talenten van 14 tot en met 17 jaar uit heel Europa samen.   

Het Concertgebouworkest is dankbaar voor de financiële steun van het ministerie van OCW, de gemeente Amsterdam, global partners ING, Unilever en Booking.com, sponsoren, fondsen en vele donateurs wereldwijd. Het grootste deel van de eigen inkomsten komt uit concertopbrengsten in binnen- en buitenland. 

Bekijk hier alle musici van het Koninklijk Concertgebouworkest

Klaus Mäkelä, dirigent

Klaus Mäkelä is chef-dirigent van het Oslo Filharmonisch Orkest sinds 2020 en muziekdirecteur van het Orchestre de Paris sinds 2021.

In 2022 maakte het Concertgebouworkest bekend dat hij in 2027 de achtste chef-­dirigent van het orkest wordt. Tegelijkertijd begint hij dan als music director van het Chicago Symphony Orchestra.

De Finse dirigent heeft een exclusief contract met Decca Classics, waarvoor hij met het Oslo Filharmonisch Orkest onder meer alle symfonieën van Sibelius en de nrs. 4, 5 en 6 van Sjostakovitsj opnam en met het Orchestre de Paris twee albums gewijd aan de Ballets Russes-werken van Debussy en Stravinsky.

Met het Oslo Filharmonisch Orkest reisde Klaus Mäkelä onder meer door Oost-Azië. Bij het Orchestre de Paris ligt de focus op Franse componisten en nieuwe muziek tijdens concerten in heel Europa en op tournee in Azië. Bij het Concertgebouworkest werd Klaus Mäkelä na zijn overtuigende debuut in september 2020 binnen twee jaar viermaal teruggevraagd, waarna hij benoemd werd tot toekomstig chef-­dirigent.

Dit seizoen leidt hij onder meer de Kerstmatinee en het Annual Gala, dirigeert hij Mahlers symfonieën nr. 1 en 8 en start hij een Schumann-cyclus. Vorige maand tourden orkest en dirigent samen door de Verenigde Staten.

Als gastdirigent keert Klaus Mäkelä in seizoen 2024/2025 terug bij onder meer de Berliner Philharmoniker en The Cleveland Orchestra en maakt hij zijn debuut bij de Wiener Philharmoniker. Als cellist speelt hij bij gelegenheid samen met leden van het Concertgebouworkest en zijn orkesten in Oslo en Parijs, en speelt hij iedere zomer op het Verbier Festival.

Klaus Mäkelä studeerde orkestdirectie aan de Sibelius-Academie in Helsinki bij Jorma Panula en cello bij Marko Ylönen, Timo Hanhinen en Hannu Kiiski.

Thomas Vanderveken, presentator

Sinds het Concertgebouworkest in 2014 de concertserie Essentials startte, zijn de eigenwijze TOM Talks (naar de beroemde TED Talks) van de Vlaamse presentator Thomas Van­derveken een vast programmaonderdeel.

Thomas Vanderveken studeerde enkele jaren muziektheorie en piano aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel. 

Hij begon zijn tv-carrière als acteur in de tv-serie Spoed en als presentator bij VTM-jeugdzender JIMtv in 2001. Sinds 2003 is hij presentator bij de VRT, waar hij bekendheid verwierf met reportages voor Vlaanderen Vakantieland en als spelleider in Vriend of Vijand en Mercator.

Zijn eerste liveshow, Ster­acteur Sterartiest, werd een kijkcijferhit. ­Thomas Vanderveken is daarnaast bekend van de spelprogramma’s Beste vrienden en 1 jaar gratis, de talkshow Alleen Elvis blijft bestaan, de consumentenprogramma’s Voor hetzelfde geld en FactCheckers en het interviewprogramma Onder ons. Ook voorzag hij regelmatig het Nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker van televisiecommentaar en versloeg hij de Koningin Elisabethwedstrijd.