
Der Tod und das Mädchen door het Alinde Quartett
Kleine Zaal 29 oktober 2025 20.15 uur
Alinde Quartett:
Eugenia Ottaviano viool
Guglielmo Dandolo Marchesi viool
Gregor Hrabar altviool
Bartolomeo Dandolo Marchesi cello
Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkkwartetten op Woensdag.
Franz Schubert (1797-1828)
Quartettsatz in c kl.t., D 703 (1820)
John Borstlap (1950)
Traum, Lenz, Verwandlung (1997)
Adagio; Allegretto
Allegro risoluto
Allegro vivace e leggiero
Adagio
Allegro leggiero
Nederlandse première
Gabriela Ortiz (1964)
Mujer Ángel (2025)
Los que viven en el viento
Mujer Arena
La velocidad de la óptica
Nederlandse première
pauze ± 21.10 uur
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621)
Miserere mei, Domine (1618)
Franz Schubert (1797-1828)
Strijkkwartet in d kl.t., D 810 (1824)
‘Der Tod und das Mädchen’
Allegro
Andante con moto
Scherzo: Allegro molto – Trio
Presto
einde ± 22.10 uur
Alinde Quartett:
Eugenia Ottaviano viool
Guglielmo Dandolo Marchesi viool
Gregor Hrabar altviool
Bartolomeo Dandolo Marchesi cello
Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkkwartetten op Woensdag.
Franz Schubert (1797-1828)
Quartettsatz in c kl.t., D 703 (1820)
John Borstlap (1950)
Traum, Lenz, Verwandlung (1997)
Adagio; Allegretto
Allegro risoluto
Allegro vivace e leggiero
Adagio
Allegro leggiero
Nederlandse première
Gabriela Ortiz (1964)
Mujer Ángel (2025)
Los que viven en el viento
Mujer Arena
La velocidad de la óptica
Nederlandse première
pauze ± 21.10 uur
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621)
Miserere mei, Domine (1618)
Franz Schubert (1797-1828)
Strijkkwartet in d kl.t., D 810 (1824)
‘Der Tod und das Mädchen’
Allegro
Andante con moto
Scherzo: Allegro molto – Trio
Presto
einde ± 22.10 uur
Toelichting
Toelichting
In de periode van het Classicisme en de Romantiek gold het strijkkwartet als de hoogste en meest oprechte kunst. Binnen strakke, klassieke regels en een eenvoudig basisprincipe van vier evenwaardige stemmen blijven componisten tot in de 21ste eeuw hun technisch vakmanschap demonstreren en alle registers bespelen, van toegankelijke ontspanningsmuziek tot persoonlijke ontboezemingen en donkere lagen van het menselijk bestaan.
In de periode van het Classicisme en de Romantiek gold het strijkkwartet als de hoogste en meest oprechte kunst. Binnen strakke, klassieke regels en een eenvoudig basisprincipe van vier evenwaardige stemmen blijven componisten tot in de 21ste eeuw hun technisch vakmanschap demonstreren en alle registers bespelen, van toegankelijke ontspanningsmuziek tot persoonlijke ontboezemingen en donkere lagen van het menselijk bestaan.
Franz Schubert (1797-1828)
Quartettsatz
Toen hij zestien was, zette Franz Schubert een belangrijke stap in zijn ontwikkeling met een eerste deel voor een kwartet in c klein, nu bekend als Quartettsatz (‘Kwartetdeel’). Met deze muziek, rijper en intenser dan zijn vorige pogingen, gaf hij blijk van zijn groeiend vakmanschap. De publicatie liet vijftig jaar, tot 1870, op zich wachten. De reden waarom het bij dit ene deel bleef, is even vaag als overbodig. Wat vaststaat, is dat Schubert op de drempel van de volwassenheid een feilloos werkstuk heeft afgeleverd. Het reliëf van de thema’s is van een instinctieve schoonheid. Het hele verloop, de groei en de ontwikkeling spreken zonder omwegen tot elk oor dat zich rechtstreeks met het hart verbindt.
Toen hij zestien was, zette Franz Schubert een belangrijke stap in zijn ontwikkeling met een eerste deel voor een kwartet in c klein, nu bekend als Quartettsatz (‘Kwartetdeel’). Met deze muziek, rijper en intenser dan zijn vorige pogingen, gaf hij blijk van zijn groeiend vakmanschap. De publicatie liet vijftig jaar, tot 1870, op zich wachten. De reden waarom het bij dit ene deel bleef, is even vaag als overbodig. Wat vaststaat, is dat Schubert op de drempel van de volwassenheid een feilloos werkstuk heeft afgeleverd. Het reliëf van de thema’s is van een instinctieve schoonheid. Het hele verloop, de groei en de ontwikkeling spreken zonder omwegen tot elk oor dat zich rechtstreeks met het hart verbindt.
John Borstlap (1950)
Traum, Lenz, Verwandlung
De uit Rotterdam afkomstige John Borstlap focuste al vroeg in zijn carrière op een tonaal en klassiek-romantisch stijlidioom zoals het werd vastgelegd door de grote meesters uit de Duitse muziektraditie. Borstlap breidde zijn interesse ook uit naar neoklassieke tendensen in de moderne architectuur en schilderkunst; naast zijn muzikale opleiding studeerde hij kunstgeschiedenis, psychologie en filosofie. Hij is auteur van diverse artikelen en boeken waarin hij kernvragen rond traditie en vernieuwing behandelt in een brede culturele context. In zijn composities stelt hij esthetische integriteit en een heldere structuur voorop. Daarbij dienen vorm en expressie in essentie hetzelfde doel. De zogenoemde ‘klassieke’ benadering van Borstlap wil geen stagnatie in het verleden noch een verzet tegen moderniteit zijn, maar geeft ruimte aan velerlei stijlen en benaderingen om de gevestigde genres te ‘herbronnen’. In zijn vijfdelige strijkkwartet Traum, Lenz, Verwandlung (‘Droom, lente, gedaanteverwisseling’) keert Borstlap terug naar de Weense klassieke vormregels. Daartoe verzoent hij tonaliteit met chromatiek en zwevende toonsoorten. Het resultaat is een veelkleurig tapijt waarin meerdere elementen verweven zijn, daarmee een nieuwe betekenis gevend aan de klassieke compositievorm die het strijkkwartet in wezen is.
Traum, Lenz, Verwandlung is geschreven vanuit de gedachte dat een muziektaal – net als een gewone taal – een inhoud wil overbrengen. Dit kwartet wil een psychologisch proces uitbeelden van ontwaken, voorjaar, en een geleidelijke ontwikkeling die de thema’s gaandeweg verandert en er een nieuwe betekenis aan geeft.
De uit Rotterdam afkomstige John Borstlap focuste al vroeg in zijn carrière op een tonaal en klassiek-romantisch stijlidioom zoals het werd vastgelegd door de grote meesters uit de Duitse muziektraditie. Borstlap breidde zijn interesse ook uit naar neoklassieke tendensen in de moderne architectuur en schilderkunst; naast zijn muzikale opleiding studeerde hij kunstgeschiedenis, psychologie en filosofie. Hij is auteur van diverse artikelen en boeken waarin hij kernvragen rond traditie en vernieuwing behandelt in een brede culturele context. In zijn composities stelt hij esthetische integriteit en een heldere structuur voorop. Daarbij dienen vorm en expressie in essentie hetzelfde doel. De zogenoemde ‘klassieke’ benadering van Borstlap wil geen stagnatie in het verleden noch een verzet tegen moderniteit zijn, maar geeft ruimte aan velerlei stijlen en benaderingen om de gevestigde genres te ‘herbronnen’. In zijn vijfdelige strijkkwartet Traum, Lenz, Verwandlung (‘Droom, lente, gedaanteverwisseling’) keert Borstlap terug naar de Weense klassieke vormregels. Daartoe verzoent hij tonaliteit met chromatiek en zwevende toonsoorten. Het resultaat is een veelkleurig tapijt waarin meerdere elementen verweven zijn, daarmee een nieuwe betekenis gevend aan de klassieke compositievorm die het strijkkwartet in wezen is.
Traum, Lenz, Verwandlung is geschreven vanuit de gedachte dat een muziektaal – net als een gewone taal – een inhoud wil overbrengen. Dit kwartet wil een psychologisch proces uitbeelden van ontwaken, voorjaar, en een geleidelijke ontwikkeling die de thema’s gaandeweg verandert en er een nieuwe betekenis aan geeft.
Gabriela Ortiz (1964)
Mujer Ángel
Gabriela Ortiz, dit seizoen composer in residence van Het Concertgebouw, verenigt elementen uit zowel de Mexicaanse volksmuziek, waarmee ze is opgegroeid, en uit de canon van de westerse klassieke muziek, die ze zich tijdens haar studies in Londen eigen maakte. De manier waarop haar sociale en culturele afkomst haar creativiteit stuurt, herkent ze ook in de fotografie van haar landgenote Graciela Iturbide. Mujer Ángel (‘Vrouw-Engel’) is Ortiz’ muzikale antwoord op een gelijknamige iconische foto van Iturbide uit 1978. Het beeld van een Seri-vrouw (de Seri of Comcaac zijn een nomadisch volk uit de Sonora-woestijn), die een draagbare radio vasthoudt, symboliseert het contrast tussen diepgewortelde traditie en moderniteit. In dit recente strijkkwartet (de wereldpremière was in maart 2025, in Madrid door het Attacca Quartet) ‘vertaalt’ Ortiz de fragiliteit van het menselijk bestaan tegenover de grootsheid van de natuur. In het eerste deel (‘Zij die leven in de wind’) evoceren ijle strijkklanken het zand, de wind en de zee. Het tweede deel (‘Zand-vrouw’) bezingt de kracht en de intimiteit van de Seri-vrouwen en is geïnspireerd op een originele melodie uit de Seri-cultuur. De vluchtigheid van het moment en de intuïtie van de artiest krijgen gestalte in een beweeglijk slotdeel. De titel, ‘De snelheid van de optiek’, maakt de toehoorder bewust van de aanwezigheid van de camera en van de fotograaf maar ook van de magie die in een kortstondig moment vervat zit.
Gabriela Ortiz, dit seizoen composer in residence van Het Concertgebouw, verenigt elementen uit zowel de Mexicaanse volksmuziek, waarmee ze is opgegroeid, en uit de canon van de westerse klassieke muziek, die ze zich tijdens haar studies in Londen eigen maakte. De manier waarop haar sociale en culturele afkomst haar creativiteit stuurt, herkent ze ook in de fotografie van haar landgenote Graciela Iturbide. Mujer Ángel (‘Vrouw-Engel’) is Ortiz’ muzikale antwoord op een gelijknamige iconische foto van Iturbide uit 1978. Het beeld van een Seri-vrouw (de Seri of Comcaac zijn een nomadisch volk uit de Sonora-woestijn), die een draagbare radio vasthoudt, symboliseert het contrast tussen diepgewortelde traditie en moderniteit. In dit recente strijkkwartet (de wereldpremière was in maart 2025, in Madrid door het Attacca Quartet) ‘vertaalt’ Ortiz de fragiliteit van het menselijk bestaan tegenover de grootsheid van de natuur. In het eerste deel (‘Zij die leven in de wind’) evoceren ijle strijkklanken het zand, de wind en de zee. Het tweede deel (‘Zand-vrouw’) bezingt de kracht en de intimiteit van de Seri-vrouwen en is geïnspireerd op een originele melodie uit de Seri-cultuur. De vluchtigheid van het moment en de intuïtie van de artiest krijgen gestalte in een beweeglijk slotdeel. De titel, ‘De snelheid van de optiek’, maakt de toehoorder bewust van de aanwezigheid van de camera en van de fotograaf maar ook van de magie die in een kortstondig moment vervat zit.
Mujer Ángel; door Graciela Iturbide, 1978
Mujer Ángel; door Graciela Iturbide, 1978
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621)
Miserere mei, Domine
De faam van Jan Pieterszoon Sweelinck als organist, pedagoog en componist reikte in de nadagen van de Renaissance tot ver over de landsgrenzen. Gezien de tijd waarin polyfone vocale muziek nog de maatstaf van het repertoire uitmaakte (van het strijkkwartet als genre was nog lang geen sprake) en het calvinisme het orgel uit de Nederlandse kerken wilde bannen, bestaat het grootste gedeelte van Sweelincks overgeleverde oeuvre uit a cappella koormuziek. Van zijn vierstemmige canons blijft vooral het Miserere mei, Domine regelmatig uitgevoerd – door zowel school- en amateurkoren als professionele ensembles. In de instrumentale versie voor vier strijkers wordt de meerstemmige perfectie tussen sopraan, alt, tenor en bas in de verf gezet. Deze vier hoofdregisters van de menselijke stem zouden later hun natuurlijke verlengstuk vinden in de klassieke kwartetvorm zoals we die vandaag nog steeds kennen.
De faam van Jan Pieterszoon Sweelinck als organist, pedagoog en componist reikte in de nadagen van de Renaissance tot ver over de landsgrenzen. Gezien de tijd waarin polyfone vocale muziek nog de maatstaf van het repertoire uitmaakte (van het strijkkwartet als genre was nog lang geen sprake) en het calvinisme het orgel uit de Nederlandse kerken wilde bannen, bestaat het grootste gedeelte van Sweelincks overgeleverde oeuvre uit a cappella koormuziek. Van zijn vierstemmige canons blijft vooral het Miserere mei, Domine regelmatig uitgevoerd – door zowel school- en amateurkoren als professionele ensembles. In de instrumentale versie voor vier strijkers wordt de meerstemmige perfectie tussen sopraan, alt, tenor en bas in de verf gezet. Deze vier hoofdregisters van de menselijke stem zouden later hun natuurlijke verlengstuk vinden in de klassieke kwartetvorm zoals we die vandaag nog steeds kennen.
Franz Schubert (1797-1828)
‘Der Tod und das Mädchen’
Het strijkkwartet ‘Der Tod und das Mädchen’ ontstond in 1826, twee jaar voor Schuberts overlijden. Met de doodsgedachte als centraal thema wisselen koortsachtige passages af met momenten van angst, verleiding of van een smeken om genade. Het Allegro begint met een motief dat soms vergeleken wordt met dat van de Vijfde symfonie van Ludwig van Beethoven. Een stoutmoedig ritmisch idee evolueert tot een soort fanfare, maar in de coda verschijnt opnieuw de dood ten tonele. Het beroemde Andante citeert als thema een passage uit het lied Der Tod und das Mädchen dat Schubert in 1817 gecomponeerd had en dat de bijnaam van dit kwartet verklaart. Het thema wordt in vijf afwisselende variaties behandeld. Opmerkelijk is dat de liedmelodie niet enkel de leidraad vormt voor het Andante, maar elk kwartetdeel beroert in een soort cyclische gedachtegang. Een huppelend Scherzo introduceert een levendige wederopstanding; het trio verloopt in een paradijselijke atmosfeer. De finale is een Presto met twee thema’s: het ene is een dansliedje, het andere een triomfzang. Beide lijken alle zinspelingen op de dood te verjagen. Maar na een briljante climax besluit het werk met een coda waarin abrupt de mineurtoonsoort wordt hernomen. De conclusie is tegelijk tumultueus en tragisch.
Het strijkkwartet ‘Der Tod und das Mädchen’ ontstond in 1826, twee jaar voor Schuberts overlijden. Met de doodsgedachte als centraal thema wisselen koortsachtige passages af met momenten van angst, verleiding of van een smeken om genade. Het Allegro begint met een motief dat soms vergeleken wordt met dat van de Vijfde symfonie van Ludwig van Beethoven. Een stoutmoedig ritmisch idee evolueert tot een soort fanfare, maar in de coda verschijnt opnieuw de dood ten tonele. Het beroemde Andante citeert als thema een passage uit het lied Der Tod und das Mädchen dat Schubert in 1817 gecomponeerd had en dat de bijnaam van dit kwartet verklaart. Het thema wordt in vijf afwisselende variaties behandeld. Opmerkelijk is dat de liedmelodie niet enkel de leidraad vormt voor het Andante, maar elk kwartetdeel beroert in een soort cyclische gedachtegang. Een huppelend Scherzo introduceert een levendige wederopstanding; het trio verloopt in een paradijselijke atmosfeer. De finale is een Presto met twee thema’s: het ene is een dansliedje, het andere een triomfzang. Beide lijken alle zinspelingen op de dood te verjagen. Maar na een briljante climax besluit het werk met een coda waarin abrupt de mineurtoonsoort wordt hernomen. De conclusie is tegelijk tumultueus en tragisch.
Toelichting
In de periode van het Classicisme en de Romantiek gold het strijkkwartet als de hoogste en meest oprechte kunst. Binnen strakke, klassieke regels en een eenvoudig basisprincipe van vier evenwaardige stemmen blijven componisten tot in de 21ste eeuw hun technisch vakmanschap demonstreren en alle registers bespelen, van toegankelijke ontspanningsmuziek tot persoonlijke ontboezemingen en donkere lagen van het menselijk bestaan.
In de periode van het Classicisme en de Romantiek gold het strijkkwartet als de hoogste en meest oprechte kunst. Binnen strakke, klassieke regels en een eenvoudig basisprincipe van vier evenwaardige stemmen blijven componisten tot in de 21ste eeuw hun technisch vakmanschap demonstreren en alle registers bespelen, van toegankelijke ontspanningsmuziek tot persoonlijke ontboezemingen en donkere lagen van het menselijk bestaan.
Franz Schubert (1797-1828)
Quartettsatz
Toen hij zestien was, zette Franz Schubert een belangrijke stap in zijn ontwikkeling met een eerste deel voor een kwartet in c klein, nu bekend als Quartettsatz (‘Kwartetdeel’). Met deze muziek, rijper en intenser dan zijn vorige pogingen, gaf hij blijk van zijn groeiend vakmanschap. De publicatie liet vijftig jaar, tot 1870, op zich wachten. De reden waarom het bij dit ene deel bleef, is even vaag als overbodig. Wat vaststaat, is dat Schubert op de drempel van de volwassenheid een feilloos werkstuk heeft afgeleverd. Het reliëf van de thema’s is van een instinctieve schoonheid. Het hele verloop, de groei en de ontwikkeling spreken zonder omwegen tot elk oor dat zich rechtstreeks met het hart verbindt.
Toen hij zestien was, zette Franz Schubert een belangrijke stap in zijn ontwikkeling met een eerste deel voor een kwartet in c klein, nu bekend als Quartettsatz (‘Kwartetdeel’). Met deze muziek, rijper en intenser dan zijn vorige pogingen, gaf hij blijk van zijn groeiend vakmanschap. De publicatie liet vijftig jaar, tot 1870, op zich wachten. De reden waarom het bij dit ene deel bleef, is even vaag als overbodig. Wat vaststaat, is dat Schubert op de drempel van de volwassenheid een feilloos werkstuk heeft afgeleverd. Het reliëf van de thema’s is van een instinctieve schoonheid. Het hele verloop, de groei en de ontwikkeling spreken zonder omwegen tot elk oor dat zich rechtstreeks met het hart verbindt.
John Borstlap (1950)
Traum, Lenz, Verwandlung
De uit Rotterdam afkomstige John Borstlap focuste al vroeg in zijn carrière op een tonaal en klassiek-romantisch stijlidioom zoals het werd vastgelegd door de grote meesters uit de Duitse muziektraditie. Borstlap breidde zijn interesse ook uit naar neoklassieke tendensen in de moderne architectuur en schilderkunst; naast zijn muzikale opleiding studeerde hij kunstgeschiedenis, psychologie en filosofie. Hij is auteur van diverse artikelen en boeken waarin hij kernvragen rond traditie en vernieuwing behandelt in een brede culturele context. In zijn composities stelt hij esthetische integriteit en een heldere structuur voorop. Daarbij dienen vorm en expressie in essentie hetzelfde doel. De zogenoemde ‘klassieke’ benadering van Borstlap wil geen stagnatie in het verleden noch een verzet tegen moderniteit zijn, maar geeft ruimte aan velerlei stijlen en benaderingen om de gevestigde genres te ‘herbronnen’. In zijn vijfdelige strijkkwartet Traum, Lenz, Verwandlung (‘Droom, lente, gedaanteverwisseling’) keert Borstlap terug naar de Weense klassieke vormregels. Daartoe verzoent hij tonaliteit met chromatiek en zwevende toonsoorten. Het resultaat is een veelkleurig tapijt waarin meerdere elementen verweven zijn, daarmee een nieuwe betekenis gevend aan de klassieke compositievorm die het strijkkwartet in wezen is.
Traum, Lenz, Verwandlung is geschreven vanuit de gedachte dat een muziektaal – net als een gewone taal – een inhoud wil overbrengen. Dit kwartet wil een psychologisch proces uitbeelden van ontwaken, voorjaar, en een geleidelijke ontwikkeling die de thema’s gaandeweg verandert en er een nieuwe betekenis aan geeft.
De uit Rotterdam afkomstige John Borstlap focuste al vroeg in zijn carrière op een tonaal en klassiek-romantisch stijlidioom zoals het werd vastgelegd door de grote meesters uit de Duitse muziektraditie. Borstlap breidde zijn interesse ook uit naar neoklassieke tendensen in de moderne architectuur en schilderkunst; naast zijn muzikale opleiding studeerde hij kunstgeschiedenis, psychologie en filosofie. Hij is auteur van diverse artikelen en boeken waarin hij kernvragen rond traditie en vernieuwing behandelt in een brede culturele context. In zijn composities stelt hij esthetische integriteit en een heldere structuur voorop. Daarbij dienen vorm en expressie in essentie hetzelfde doel. De zogenoemde ‘klassieke’ benadering van Borstlap wil geen stagnatie in het verleden noch een verzet tegen moderniteit zijn, maar geeft ruimte aan velerlei stijlen en benaderingen om de gevestigde genres te ‘herbronnen’. In zijn vijfdelige strijkkwartet Traum, Lenz, Verwandlung (‘Droom, lente, gedaanteverwisseling’) keert Borstlap terug naar de Weense klassieke vormregels. Daartoe verzoent hij tonaliteit met chromatiek en zwevende toonsoorten. Het resultaat is een veelkleurig tapijt waarin meerdere elementen verweven zijn, daarmee een nieuwe betekenis gevend aan de klassieke compositievorm die het strijkkwartet in wezen is.
Traum, Lenz, Verwandlung is geschreven vanuit de gedachte dat een muziektaal – net als een gewone taal – een inhoud wil overbrengen. Dit kwartet wil een psychologisch proces uitbeelden van ontwaken, voorjaar, en een geleidelijke ontwikkeling die de thema’s gaandeweg verandert en er een nieuwe betekenis aan geeft.
Gabriela Ortiz (1964)
Mujer Ángel
Gabriela Ortiz, dit seizoen composer in residence van Het Concertgebouw, verenigt elementen uit zowel de Mexicaanse volksmuziek, waarmee ze is opgegroeid, en uit de canon van de westerse klassieke muziek, die ze zich tijdens haar studies in Londen eigen maakte. De manier waarop haar sociale en culturele afkomst haar creativiteit stuurt, herkent ze ook in de fotografie van haar landgenote Graciela Iturbide. Mujer Ángel (‘Vrouw-Engel’) is Ortiz’ muzikale antwoord op een gelijknamige iconische foto van Iturbide uit 1978. Het beeld van een Seri-vrouw (de Seri of Comcaac zijn een nomadisch volk uit de Sonora-woestijn), die een draagbare radio vasthoudt, symboliseert het contrast tussen diepgewortelde traditie en moderniteit. In dit recente strijkkwartet (de wereldpremière was in maart 2025, in Madrid door het Attacca Quartet) ‘vertaalt’ Ortiz de fragiliteit van het menselijk bestaan tegenover de grootsheid van de natuur. In het eerste deel (‘Zij die leven in de wind’) evoceren ijle strijkklanken het zand, de wind en de zee. Het tweede deel (‘Zand-vrouw’) bezingt de kracht en de intimiteit van de Seri-vrouwen en is geïnspireerd op een originele melodie uit de Seri-cultuur. De vluchtigheid van het moment en de intuïtie van de artiest krijgen gestalte in een beweeglijk slotdeel. De titel, ‘De snelheid van de optiek’, maakt de toehoorder bewust van de aanwezigheid van de camera en van de fotograaf maar ook van de magie die in een kortstondig moment vervat zit.
Gabriela Ortiz, dit seizoen composer in residence van Het Concertgebouw, verenigt elementen uit zowel de Mexicaanse volksmuziek, waarmee ze is opgegroeid, en uit de canon van de westerse klassieke muziek, die ze zich tijdens haar studies in Londen eigen maakte. De manier waarop haar sociale en culturele afkomst haar creativiteit stuurt, herkent ze ook in de fotografie van haar landgenote Graciela Iturbide. Mujer Ángel (‘Vrouw-Engel’) is Ortiz’ muzikale antwoord op een gelijknamige iconische foto van Iturbide uit 1978. Het beeld van een Seri-vrouw (de Seri of Comcaac zijn een nomadisch volk uit de Sonora-woestijn), die een draagbare radio vasthoudt, symboliseert het contrast tussen diepgewortelde traditie en moderniteit. In dit recente strijkkwartet (de wereldpremière was in maart 2025, in Madrid door het Attacca Quartet) ‘vertaalt’ Ortiz de fragiliteit van het menselijk bestaan tegenover de grootsheid van de natuur. In het eerste deel (‘Zij die leven in de wind’) evoceren ijle strijkklanken het zand, de wind en de zee. Het tweede deel (‘Zand-vrouw’) bezingt de kracht en de intimiteit van de Seri-vrouwen en is geïnspireerd op een originele melodie uit de Seri-cultuur. De vluchtigheid van het moment en de intuïtie van de artiest krijgen gestalte in een beweeglijk slotdeel. De titel, ‘De snelheid van de optiek’, maakt de toehoorder bewust van de aanwezigheid van de camera en van de fotograaf maar ook van de magie die in een kortstondig moment vervat zit.
Mujer Ángel; door Graciela Iturbide, 1978
Mujer Ángel; door Graciela Iturbide, 1978
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621)
Miserere mei, Domine
De faam van Jan Pieterszoon Sweelinck als organist, pedagoog en componist reikte in de nadagen van de Renaissance tot ver over de landsgrenzen. Gezien de tijd waarin polyfone vocale muziek nog de maatstaf van het repertoire uitmaakte (van het strijkkwartet als genre was nog lang geen sprake) en het calvinisme het orgel uit de Nederlandse kerken wilde bannen, bestaat het grootste gedeelte van Sweelincks overgeleverde oeuvre uit a cappella koormuziek. Van zijn vierstemmige canons blijft vooral het Miserere mei, Domine regelmatig uitgevoerd – door zowel school- en amateurkoren als professionele ensembles. In de instrumentale versie voor vier strijkers wordt de meerstemmige perfectie tussen sopraan, alt, tenor en bas in de verf gezet. Deze vier hoofdregisters van de menselijke stem zouden later hun natuurlijke verlengstuk vinden in de klassieke kwartetvorm zoals we die vandaag nog steeds kennen.
De faam van Jan Pieterszoon Sweelinck als organist, pedagoog en componist reikte in de nadagen van de Renaissance tot ver over de landsgrenzen. Gezien de tijd waarin polyfone vocale muziek nog de maatstaf van het repertoire uitmaakte (van het strijkkwartet als genre was nog lang geen sprake) en het calvinisme het orgel uit de Nederlandse kerken wilde bannen, bestaat het grootste gedeelte van Sweelincks overgeleverde oeuvre uit a cappella koormuziek. Van zijn vierstemmige canons blijft vooral het Miserere mei, Domine regelmatig uitgevoerd – door zowel school- en amateurkoren als professionele ensembles. In de instrumentale versie voor vier strijkers wordt de meerstemmige perfectie tussen sopraan, alt, tenor en bas in de verf gezet. Deze vier hoofdregisters van de menselijke stem zouden later hun natuurlijke verlengstuk vinden in de klassieke kwartetvorm zoals we die vandaag nog steeds kennen.
Franz Schubert (1797-1828)
‘Der Tod und das Mädchen’
Het strijkkwartet ‘Der Tod und das Mädchen’ ontstond in 1826, twee jaar voor Schuberts overlijden. Met de doodsgedachte als centraal thema wisselen koortsachtige passages af met momenten van angst, verleiding of van een smeken om genade. Het Allegro begint met een motief dat soms vergeleken wordt met dat van de Vijfde symfonie van Ludwig van Beethoven. Een stoutmoedig ritmisch idee evolueert tot een soort fanfare, maar in de coda verschijnt opnieuw de dood ten tonele. Het beroemde Andante citeert als thema een passage uit het lied Der Tod und das Mädchen dat Schubert in 1817 gecomponeerd had en dat de bijnaam van dit kwartet verklaart. Het thema wordt in vijf afwisselende variaties behandeld. Opmerkelijk is dat de liedmelodie niet enkel de leidraad vormt voor het Andante, maar elk kwartetdeel beroert in een soort cyclische gedachtegang. Een huppelend Scherzo introduceert een levendige wederopstanding; het trio verloopt in een paradijselijke atmosfeer. De finale is een Presto met twee thema’s: het ene is een dansliedje, het andere een triomfzang. Beide lijken alle zinspelingen op de dood te verjagen. Maar na een briljante climax besluit het werk met een coda waarin abrupt de mineurtoonsoort wordt hernomen. De conclusie is tegelijk tumultueus en tragisch.
Het strijkkwartet ‘Der Tod und das Mädchen’ ontstond in 1826, twee jaar voor Schuberts overlijden. Met de doodsgedachte als centraal thema wisselen koortsachtige passages af met momenten van angst, verleiding of van een smeken om genade. Het Allegro begint met een motief dat soms vergeleken wordt met dat van de Vijfde symfonie van Ludwig van Beethoven. Een stoutmoedig ritmisch idee evolueert tot een soort fanfare, maar in de coda verschijnt opnieuw de dood ten tonele. Het beroemde Andante citeert als thema een passage uit het lied Der Tod und das Mädchen dat Schubert in 1817 gecomponeerd had en dat de bijnaam van dit kwartet verklaart. Het thema wordt in vijf afwisselende variaties behandeld. Opmerkelijk is dat de liedmelodie niet enkel de leidraad vormt voor het Andante, maar elk kwartetdeel beroert in een soort cyclische gedachtegang. Een huppelend Scherzo introduceert een levendige wederopstanding; het trio verloopt in een paradijselijke atmosfeer. De finale is een Presto met twee thema’s: het ene is een dansliedje, het andere een triomfzang. Beide lijken alle zinspelingen op de dood te verjagen. Maar na een briljante climax besluit het werk met een coda waarin abrupt de mineurtoonsoort wordt hernomen. De conclusie is tegelijk tumultueus en tragisch.
Biografie
Alinde Quartett, kwartet
Het Alinde Quartett maakt zijn debuut in Het Concertgebouw. Naast hun concerten werken de musici graag mee aan projecten om kinderen en jongeren te laten kennismaken met kamermuziek, recentelijk bijvoorbeeld in samenwerking met het Festspielhaus Baden-Baden en de Kölner Philharmonie.
Het Alinde Quartett, opgericht in 2010, won prijzen op het concours ‘Città di Pinerolo e Torino’ en het Concorso Internazionale ‘Salieri-Zinetti’ en werd uitgenodigd door de festivals van Verbier en Schleswig-Holstein.
In de zomer van 2018 was het in residence op het festival van Aix-en-Provence, en het trad ook op in de Philharmonie en het Konzerthaus in Berlijn, de Elbphilharmonie Hamburg en het WDR Funkhaus in Keulen. Met zes verschillende programma’s – van barokmuziek op historische instrumenten tot en met een werk van Wolfgang Rihm met de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen en dirigent Duncan Ward – presenteerde de Kölner Philharmonie het ensemble als ‘Porträtkünstler’ van het seizoen 2024/2025.
Vernoemd naar Schuberts lied Alinde is het kwartet in 2018 begonnen aan het project #Schubert200: het opnemen van Schuberts complete strijkkwartetten op zes cd’s, waarbij ieder album ook een op Schubert geïnspireerde opdrachtcompositie bevat. De serie zal klaar zijn in 2028, het tweehonderdste geboortejaar van de componist. In 2023 verscheen bovendien Schuberts Die schöne Müllerin in een strijkkwartetversie, opgenomen met tenor Daniel Johannsen.
Het Alinde Quartett studeerde bij Günter Pichler (Alban Berg Quartet) aan de Escuela Superior de Música Reina Sofía in Madrid, bij Eberhard Feltz aan de Musikhochschule ‘Hanns Eisler’ in Berlijn en bij Rainer Schmidt (Hagen Quartett) in Basel.