De laatste fez
door Elmer Schönberger 01 mei 2017 01 mei 2017
Musea staan vol met de spullen van belangrijke figuren, en hun biografiën zijn doorspekt met bewaarde brieven. Hoe zal dit gaan met helden uit een digitale wereld?
De foto toonde een ernstige jongeman die met paarse handschoenen het onafscheidelijke hoofddeksel van Tommy Cooper, een rode fez, ter bezichtiging in een vitrine plaatst. En ja, waarom ook niet? Tommy Cooper was een groot komiek. Waarom zouden alleen brillen en gehoorapparaten van beroemde componisten, en papagaaien en penhouders van beroemde schrijvers als relikwieën geconserveerd worden? Heiligen zijn heiligen en kennen stand noch rang.
Geïnspireerd door deze proeve van moderne devotie begon ik in gedachten een tentoonstelling voor het nageslacht in te richten. Hier het baseballpetje van Steve Reich en de randloze bril van John Adams, daar de elektrische puntenslijper van Louis Andriessen en de eerste gitaar van Michel van der Aa. Ook de flambard van Oliver Knussen mocht niet ontbreken, zomin als de allerlaatste haar van Heinz Holliger. Voor de meer studieuze fans maakte ik een selectie van kattebelletjes, brieven, compositieschetsen en netpartituren. De toekomstige bezoeker zou zich hier minstens zo gretig aan vergapen als ik ooit aan de Exponaten van Schönberg, Berg en Webern in het Haags Gemeentemuseum.
Met deze componisten lukte het nog, hoewel ik al twijfelde bij Van der Aa. Met volgende generaties zou het steeds moeilijker worden. Pen en papier raakten immers ook bij componisten steeds meer in onbruik. Op den duur zou er gewoon niets substantieels meer tentoon te stellen zijn. Ja, usb-sticks en computeruitdraaien, maar probeer daar maar eens de mens van vlees en bloed in te ontdekken. Zou met het verdwijnen van het handschrift ook het relikwie aan belang inboeten? Misschien wel niet. In Graceland ging het immers ook meer om de Pink Cadillac dan om de noten van Elvis.
Wie het nog zwaarder krijgt dan de toekomstige tentoonstellingsmaker is de toekomstige biograaf. Van het traditionele papieren archief, fundament van zijn arbeid, zullen de social media weinig overlaten. Des te groter de virtuele hutkoffer vol digitale junk. Aangezien ook van grote geesten de doorsnee-e-mail en -sms triviaal is, zal de biograaf er het bijltje op den duur bij neergooien.
‘Ik ga mijn best doen maar kan het niet beloven. Laat z.s.m. van mij horen.’
Helaas. Wat het te biograferen genie achter zijn laptop niet kon beloven, is in de digitale mist opgelost. Een vierde vioolconcert? Of dat hij de kinderen van de crèche zou ophalen? Uitgerekend het bericht waarop hij reageerde blijkt natuurlijk niet bewaard gebleven. Dat heb je met e-mails.
De foto toonde een ernstige jongeman die met paarse handschoenen het onafscheidelijke hoofddeksel van Tommy Cooper, een rode fez, ter bezichtiging in een vitrine plaatst. En ja, waarom ook niet? Tommy Cooper was een groot komiek. Waarom zouden alleen brillen en gehoorapparaten van beroemde componisten, en papagaaien en penhouders van beroemde schrijvers als relikwieën geconserveerd worden? Heiligen zijn heiligen en kennen stand noch rang.
Geïnspireerd door deze proeve van moderne devotie begon ik in gedachten een tentoonstelling voor het nageslacht in te richten. Hier het baseballpetje van Steve Reich en de randloze bril van John Adams, daar de elektrische puntenslijper van Louis Andriessen en de eerste gitaar van Michel van der Aa. Ook de flambard van Oliver Knussen mocht niet ontbreken, zomin als de allerlaatste haar van Heinz Holliger. Voor de meer studieuze fans maakte ik een selectie van kattebelletjes, brieven, compositieschetsen en netpartituren. De toekomstige bezoeker zou zich hier minstens zo gretig aan vergapen als ik ooit aan de Exponaten van Schönberg, Berg en Webern in het Haags Gemeentemuseum.
Met deze componisten lukte het nog, hoewel ik al twijfelde bij Van der Aa. Met volgende generaties zou het steeds moeilijker worden. Pen en papier raakten immers ook bij componisten steeds meer in onbruik. Op den duur zou er gewoon niets substantieels meer tentoon te stellen zijn. Ja, usb-sticks en computeruitdraaien, maar probeer daar maar eens de mens van vlees en bloed in te ontdekken. Zou met het verdwijnen van het handschrift ook het relikwie aan belang inboeten? Misschien wel niet. In Graceland ging het immers ook meer om de Pink Cadillac dan om de noten van Elvis.
Wie het nog zwaarder krijgt dan de toekomstige tentoonstellingsmaker is de toekomstige biograaf. Van het traditionele papieren archief, fundament van zijn arbeid, zullen de social media weinig overlaten. Des te groter de virtuele hutkoffer vol digitale junk. Aangezien ook van grote geesten de doorsnee-e-mail en -sms triviaal is, zal de biograaf er het bijltje op den duur bij neergooien.
‘Ik ga mijn best doen maar kan het niet beloven. Laat z.s.m. van mij horen.’
Helaas. Wat het te biograferen genie achter zijn laptop niet kon beloven, is in de digitale mist opgelost. Een vierde vioolconcert? Of dat hij de kinderen van de crèche zou ophalen? Uitgerekend het bericht waarop hij reageerde blijkt natuurlijk niet bewaard gebleven. Dat heb je met e-mails.
Waar total recall in het verschiet ligt, wordt de mens almaar vluchtiger. De toekomst is aan de biografieloze kunstenaar. Uitsluitend zijn werk zal er nog toe doen. Net als in de Middeleeuwen.
Elmer Schönberger is musicoloog, componist en schrijver. Recente composities zijn Achttien dagen, Maurice chéri en het pianoconcert Ghosting Pantaleon. In 2013 verscheen zijn derde roman, Maar ik ben al thuis. Meulenhoff bundelde een selectie muziekkritisch werk in Het gebroken oor.
Waar total recall in het verschiet ligt, wordt de mens almaar vluchtiger. De toekomst is aan de biografieloze kunstenaar. Uitsluitend zijn werk zal er nog toe doen. Net als in de Middeleeuwen.
Elmer Schönberger is musicoloog, componist en schrijver. Recente composities zijn Achttien dagen, Maurice chéri en het pianoconcert Ghosting Pantaleon. In 2013 verscheen zijn derde roman, Maar ik ben al thuis. Meulenhoff bundelde een selectie muziekkritisch werk in Het gebroken oor.