Concertprogramma
Rhapsody in Blue door het Concertgebouworkest
Concertstream 05 maart 2021 20.00 uur
Koninklijk Concertgebouworkest
Alan Gilbert dirigent
Stefano Bollani piano
Dit programma wordt kosteloos gestreamd via concertgebouworkest.nl en de Facebook- en YouTube-kanalen van het orkest.
George Gershwin (1898-1937)
Cuban Overture (1932)
Catfish Row (1936/37)
symfonische suite uit ‘Porgy and Bess’ (1935)
Catfish Row
Porgy Sings
Fugue
Hurricane
Good Mornin’, Sistuh
Rhapsody in Blue
(1924, instrumentatie Ferde Grofé, versie 1942)
Koninklijk Concertgebouworkest
Alan Gilbert dirigent
Stefano Bollani piano
Dit programma wordt kosteloos gestreamd via concertgebouworkest.nl en de Facebook- en YouTube-kanalen van het orkest.
George Gershwin (1898-1937)
Cuban Overture (1932)
Catfish Row (1936/37)
symfonische suite uit ‘Porgy and Bess’ (1935)
Catfish Row
Porgy Sings
Fugue
Hurricane
Good Mornin’, Sistuh
Rhapsody in Blue
(1924, instrumentatie Ferde Grofé, versie 1942)
Toelichting
Caleidoscopisch New York
Met muziek van George Gershwin onder leiding van diens stadgenoot Alan Gilbert zoomt het Concertgebouworkest in op New York, een stad waar het Concertgebouworkest van oudsher een band mee heeft. Sinds 1954 heeft het orkest er 58 keer opgetreden. Amsterdam en New York delen een rijke Mahler-traditie; Gustav Mahler was zelfs korte tijd chef-dirigent van de New York Philharmonic. Onder zijn opvolgers vinden we zijn grootste Amerikaanse pleitbezorger, Leonard Bernstein, die een belangrijke rol vervulde bij de carrièreswitch van de Amsterdammer Jaap van Zweden: in de jaren 1990 verruilde de toenmalige concertmeester van het Concertgebouworkest zijn viool voor de baton. Nu Van Zweden chef-dirigent is van de New York Philharmonic, treedt deze in de voetsporen van Alan Gilbert, de geboren New Yorker die dit programma leidt.
New York en George Gershwin
Er is geen stad ter wereld waar zo veel muziekstijlen dwars door elkaar lopen als New York. Immigranten van over de hele wereld namen hun muziektradities mee en ontwikkelden die verder – van Engelse en Ierse folk tot joodse liederen, van belcanto tot Afrikaanse muziekstijlen waaruit zich gospel, blues en jazz ontwikkelden. In het dynamische en caleidoscopische New York sijpelden al die invloeden gedurende de twintigste eeuw de klassieke muziek in.
Met muziek van George Gershwin onder leiding van diens stadgenoot Alan Gilbert zoomt het Concertgebouworkest in op New York, een stad waar het Concertgebouworkest van oudsher een band mee heeft. Sinds 1954 heeft het orkest er 58 keer opgetreden. Amsterdam en New York delen een rijke Mahler-traditie; Gustav Mahler was zelfs korte tijd chef-dirigent van de New York Philharmonic. Onder zijn opvolgers vinden we zijn grootste Amerikaanse pleitbezorger, Leonard Bernstein, die een belangrijke rol vervulde bij de carrièreswitch van de Amsterdammer Jaap van Zweden: in de jaren 1990 verruilde de toenmalige concertmeester van het Concertgebouworkest zijn viool voor de baton. Nu Van Zweden chef-dirigent is van de New York Philharmonic, treedt deze in de voetsporen van Alan Gilbert, de geboren New Yorker die dit programma leidt.
New York en George Gershwin
Er is geen stad ter wereld waar zo veel muziekstijlen dwars door elkaar lopen als New York. Immigranten van over de hele wereld namen hun muziektradities mee en ontwikkelden die verder – van Engelse en Ierse folk tot joodse liederen, van belcanto tot Afrikaanse muziekstijlen waaruit zich gospel, blues en jazz ontwikkelden. In het dynamische en caleidoscopische New York sijpelden al die invloeden gedurende de twintigste eeuw de klassieke muziek in.
Aan het begin van die eeuw klitten in Manhattan tientallen commerciële muziekuitgeverijen samen onder de naam Tin Pan Alley. Daar werkte George Gershwin, een jonge joodse songplugger van Russisch-Litouwse afkomst. Nadat hij – mede dankzij de beroemde Broadway-zanger Al Jolson - een grote hit had gescoord met Swanee, klom Gershwin op tot een veelgevraagd songwriter. In 1924 verraste hij de muziekwereld met Rhapsody in Blue, de eerste geslaagde mix van jazz en klassieke muziek. Vanaf dat moment zijn de klassieke muziek, die traditioneel klinkt in het deel van Manhattan dat we ‘uptown’ noemen, en de vele pop-, latin- en jazz-stijlen die zich vooral ‘downtown’ ontwikkelden, steeds meer door elkaar gaan lopen.
Cuban Overture
Na Rhapsody in Blue reeg Gershwin de Broadway-successen aaneen, en met onder meer het Pianoconcert in F groot en An American in Paris op zijn cv kon hij zich al gauw een gearriveerd componist noemen. Toch knaagde het. Hij was origineel en creatief, maar miste techniek, met name op het gebied van contrapunt en orkestratie. In Parijs had hij Nadia Boulanger en Maurice Ravel om compositielessen gevraagd, maar beiden hadden hem afgewezen omdat het ten koste zou gaan van zijn unieke stijl. In 1932 vond hij in New York een leraar in de Russische componist en wiskundeleraar Joseph Schillinger. Diens theoretische en mathematische benadering, met lessen als ‘Ritmische groepen als resultaat van de interferentie van verschillende gesynchroniseerde periodiciteiten’, had gelukkig geen verdorrend effect op Gershwins stijl. Dat blijkt uit het eerste werk dat hij schreef onder invloed van zijn docent, de Cuban Overture. Deze rumba, waarin de slagwerkers Cubaanse instrumenten bespelen, was geïnspireerd door een korte trip naar Havana: ‘Ik heb geprobeerd de Cubaanse ritmes met mijn eigen thematische materiaal te combineren.’
De eerste uitvoering vond plaats in het New Yorkse Lewisohn Stadium, een atletiekstadion, voor een uitzinnig 18.000-koppig publiek. Gershwin noemde het ‘de meest opwindende avond die ik ooit heb beleefd’.
Catfish Row
Wordt Porgy and Bess (1935) tegenwoordig beschouwd als een baanbrekende opera, tijdens Gershwins leven was het geen succes. De componist overspeelde zijn hand, was de teneur. Misschien was zijn eis dat alle belangrijke rollen moesten worden gezongen door gekleurde acteurs nog iets te radicaal. Na de teleurstellende première in New York vonden nog enkele uitvoeringen plaats. In Washington DC waren Afro-Amerikanen aanvankelijk niet welkom in het publiek. Omdat hoofdrolspeler Todd Duncan weigerde onder die condities op te treden, werd er een uitzondering gemaakt – voor het eerst was een gemengd publiek welkom in het National Theatre.
Aan het begin van die eeuw klitten in Manhattan tientallen commerciële muziekuitgeverijen samen onder de naam Tin Pan Alley. Daar werkte George Gershwin, een jonge joodse songplugger van Russisch-Litouwse afkomst. Nadat hij – mede dankzij de beroemde Broadway-zanger Al Jolson - een grote hit had gescoord met Swanee, klom Gershwin op tot een veelgevraagd songwriter. In 1924 verraste hij de muziekwereld met Rhapsody in Blue, de eerste geslaagde mix van jazz en klassieke muziek. Vanaf dat moment zijn de klassieke muziek, die traditioneel klinkt in het deel van Manhattan dat we ‘uptown’ noemen, en de vele pop-, latin- en jazz-stijlen die zich vooral ‘downtown’ ontwikkelden, steeds meer door elkaar gaan lopen.
Cuban Overture
Na Rhapsody in Blue reeg Gershwin de Broadway-successen aaneen, en met onder meer het Pianoconcert in F groot en An American in Paris op zijn cv kon hij zich al gauw een gearriveerd componist noemen. Toch knaagde het. Hij was origineel en creatief, maar miste techniek, met name op het gebied van contrapunt en orkestratie. In Parijs had hij Nadia Boulanger en Maurice Ravel om compositielessen gevraagd, maar beiden hadden hem afgewezen omdat het ten koste zou gaan van zijn unieke stijl. In 1932 vond hij in New York een leraar in de Russische componist en wiskundeleraar Joseph Schillinger. Diens theoretische en mathematische benadering, met lessen als ‘Ritmische groepen als resultaat van de interferentie van verschillende gesynchroniseerde periodiciteiten’, had gelukkig geen verdorrend effect op Gershwins stijl. Dat blijkt uit het eerste werk dat hij schreef onder invloed van zijn docent, de Cuban Overture. Deze rumba, waarin de slagwerkers Cubaanse instrumenten bespelen, was geïnspireerd door een korte trip naar Havana: ‘Ik heb geprobeerd de Cubaanse ritmes met mijn eigen thematische materiaal te combineren.’
De eerste uitvoering vond plaats in het New Yorkse Lewisohn Stadium, een atletiekstadion, voor een uitzinnig 18.000-koppig publiek. Gershwin noemde het ‘de meest opwindende avond die ik ooit heb beleefd’.
Catfish Row
Wordt Porgy and Bess (1935) tegenwoordig beschouwd als een baanbrekende opera, tijdens Gershwins leven was het geen succes. De componist overspeelde zijn hand, was de teneur. Misschien was zijn eis dat alle belangrijke rollen moesten worden gezongen door gekleurde acteurs nog iets te radicaal. Na de teleurstellende première in New York vonden nog enkele uitvoeringen plaats. In Washington DC waren Afro-Amerikanen aanvankelijk niet welkom in het publiek. Omdat hoofdrolspeler Todd Duncan weigerde onder die condities op te treden, werd er een uitzondering gemaakt – voor het eerst was een gemengd publiek welkom in het National Theatre.
De symfonische suite die Gershwin samenstelde uit zijn opera had meer succes. De componist dirigeerde tot aan zijn voortijdige dood alle uitvoeringen zelf, daarna raakte ze in de vergetelheid. Pas in 1958 werd het werk teruggevonden door de secretaresse van Gershwins broer Ira, waarop deze de suite publiceerde onder de naam Catfish Row, om verwarring te vermijden met de al bestaande suite uit Porgy and Bess van Robert Russell Bennett. Gershwins eigen suite toont aan hoe hij zich onder de vleugels van Joseph Schillinger had bekwaamd in compositie en orkestratie: de manier waarop de zwoele melodie van Summertime van het ene instrument naar het andere dwarrelt, of het orkest dromerig door Bess, You Is My Woman Now danst is meesterlijk.
Rhapsody in Blue
In januari 1924 publiceerde de New York Tribune een aankondiging van een concert met nieuwe Amerikaanse muziek. Paul Whiteman zou er met zijn bigband onder meer een nieuw stuk van Gershwin spelen. Die wist van niets, en zat tot over zijn oren in een musical met een strakke deadline. Bij navraag probeerde Whiteman hem toch over te halen: Gershwin hoefde alleen de pianopartij te leveren, Whitemans vaste arrangeur Ferde Grofé zorgde voor de orkestratie.
Zo ontstond binnen enkele dagen Rhapsody in Blue, een pianoconcert en rapsodie in één. Dat het werk met zijn zwoele jazzthema’s en swingende ritmes binnen een losse klassieke opzet iets bijzonders was, zoemde al gauw rond. Tijdens de première op 12 februari 1924, waarbij de 25-jarige Gershwin zelf de pianosolo speelde, was de New Yorkse Aeolian Hall dan ook afgeladen. In het publiek bevonden zich onder anderen de componist/pianist Serge Rachmaninoff, de violist Fritz Kreisler en de dirigent Leopold Stokowski. Gershwins Rhapsody in Blue is nog altijd een van de meest populaire werken van de twintigste eeuw en wordt doorgaans uitgevoerd in de orkestversie die Grofé in 1942 vervaardigde.
Lees ook het achtergrondverhaal 'New York: de stad die altijd stroomt'
De symfonische suite die Gershwin samenstelde uit zijn opera had meer succes. De componist dirigeerde tot aan zijn voortijdige dood alle uitvoeringen zelf, daarna raakte ze in de vergetelheid. Pas in 1958 werd het werk teruggevonden door de secretaresse van Gershwins broer Ira, waarop deze de suite publiceerde onder de naam Catfish Row, om verwarring te vermijden met de al bestaande suite uit Porgy and Bess van Robert Russell Bennett. Gershwins eigen suite toont aan hoe hij zich onder de vleugels van Joseph Schillinger had bekwaamd in compositie en orkestratie: de manier waarop de zwoele melodie van Summertime van het ene instrument naar het andere dwarrelt, of het orkest dromerig door Bess, You Is My Woman Now danst is meesterlijk.
Rhapsody in Blue
In januari 1924 publiceerde de New York Tribune een aankondiging van een concert met nieuwe Amerikaanse muziek. Paul Whiteman zou er met zijn bigband onder meer een nieuw stuk van Gershwin spelen. Die wist van niets, en zat tot over zijn oren in een musical met een strakke deadline. Bij navraag probeerde Whiteman hem toch over te halen: Gershwin hoefde alleen de pianopartij te leveren, Whitemans vaste arrangeur Ferde Grofé zorgde voor de orkestratie.
Zo ontstond binnen enkele dagen Rhapsody in Blue, een pianoconcert en rapsodie in één. Dat het werk met zijn zwoele jazzthema’s en swingende ritmes binnen een losse klassieke opzet iets bijzonders was, zoemde al gauw rond. Tijdens de première op 12 februari 1924, waarbij de 25-jarige Gershwin zelf de pianosolo speelde, was de New Yorkse Aeolian Hall dan ook afgeladen. In het publiek bevonden zich onder anderen de componist/pianist Serge Rachmaninoff, de violist Fritz Kreisler en de dirigent Leopold Stokowski. Gershwins Rhapsody in Blue is nog altijd een van de meest populaire werken van de twintigste eeuw en wordt doorgaans uitgevoerd in de orkestversie die Grofé in 1942 vervaardigde.
Lees ook het achtergrondverhaal 'New York: de stad die altijd stroomt'
Caleidoscopisch New York
Met muziek van George Gershwin onder leiding van diens stadgenoot Alan Gilbert zoomt het Concertgebouworkest in op New York, een stad waar het Concertgebouworkest van oudsher een band mee heeft. Sinds 1954 heeft het orkest er 58 keer opgetreden. Amsterdam en New York delen een rijke Mahler-traditie; Gustav Mahler was zelfs korte tijd chef-dirigent van de New York Philharmonic. Onder zijn opvolgers vinden we zijn grootste Amerikaanse pleitbezorger, Leonard Bernstein, die een belangrijke rol vervulde bij de carrièreswitch van de Amsterdammer Jaap van Zweden: in de jaren 1990 verruilde de toenmalige concertmeester van het Concertgebouworkest zijn viool voor de baton. Nu Van Zweden chef-dirigent is van de New York Philharmonic, treedt deze in de voetsporen van Alan Gilbert, de geboren New Yorker die dit programma leidt.
New York en George Gershwin
Er is geen stad ter wereld waar zo veel muziekstijlen dwars door elkaar lopen als New York. Immigranten van over de hele wereld namen hun muziektradities mee en ontwikkelden die verder – van Engelse en Ierse folk tot joodse liederen, van belcanto tot Afrikaanse muziekstijlen waaruit zich gospel, blues en jazz ontwikkelden. In het dynamische en caleidoscopische New York sijpelden al die invloeden gedurende de twintigste eeuw de klassieke muziek in.
Met muziek van George Gershwin onder leiding van diens stadgenoot Alan Gilbert zoomt het Concertgebouworkest in op New York, een stad waar het Concertgebouworkest van oudsher een band mee heeft. Sinds 1954 heeft het orkest er 58 keer opgetreden. Amsterdam en New York delen een rijke Mahler-traditie; Gustav Mahler was zelfs korte tijd chef-dirigent van de New York Philharmonic. Onder zijn opvolgers vinden we zijn grootste Amerikaanse pleitbezorger, Leonard Bernstein, die een belangrijke rol vervulde bij de carrièreswitch van de Amsterdammer Jaap van Zweden: in de jaren 1990 verruilde de toenmalige concertmeester van het Concertgebouworkest zijn viool voor de baton. Nu Van Zweden chef-dirigent is van de New York Philharmonic, treedt deze in de voetsporen van Alan Gilbert, de geboren New Yorker die dit programma leidt.
New York en George Gershwin
Er is geen stad ter wereld waar zo veel muziekstijlen dwars door elkaar lopen als New York. Immigranten van over de hele wereld namen hun muziektradities mee en ontwikkelden die verder – van Engelse en Ierse folk tot joodse liederen, van belcanto tot Afrikaanse muziekstijlen waaruit zich gospel, blues en jazz ontwikkelden. In het dynamische en caleidoscopische New York sijpelden al die invloeden gedurende de twintigste eeuw de klassieke muziek in.
Aan het begin van die eeuw klitten in Manhattan tientallen commerciële muziekuitgeverijen samen onder de naam Tin Pan Alley. Daar werkte George Gershwin, een jonge joodse songplugger van Russisch-Litouwse afkomst. Nadat hij – mede dankzij de beroemde Broadway-zanger Al Jolson - een grote hit had gescoord met Swanee, klom Gershwin op tot een veelgevraagd songwriter. In 1924 verraste hij de muziekwereld met Rhapsody in Blue, de eerste geslaagde mix van jazz en klassieke muziek. Vanaf dat moment zijn de klassieke muziek, die traditioneel klinkt in het deel van Manhattan dat we ‘uptown’ noemen, en de vele pop-, latin- en jazz-stijlen die zich vooral ‘downtown’ ontwikkelden, steeds meer door elkaar gaan lopen.
Cuban Overture
Na Rhapsody in Blue reeg Gershwin de Broadway-successen aaneen, en met onder meer het Pianoconcert in F groot en An American in Paris op zijn cv kon hij zich al gauw een gearriveerd componist noemen. Toch knaagde het. Hij was origineel en creatief, maar miste techniek, met name op het gebied van contrapunt en orkestratie. In Parijs had hij Nadia Boulanger en Maurice Ravel om compositielessen gevraagd, maar beiden hadden hem afgewezen omdat het ten koste zou gaan van zijn unieke stijl. In 1932 vond hij in New York een leraar in de Russische componist en wiskundeleraar Joseph Schillinger. Diens theoretische en mathematische benadering, met lessen als ‘Ritmische groepen als resultaat van de interferentie van verschillende gesynchroniseerde periodiciteiten’, had gelukkig geen verdorrend effect op Gershwins stijl. Dat blijkt uit het eerste werk dat hij schreef onder invloed van zijn docent, de Cuban Overture. Deze rumba, waarin de slagwerkers Cubaanse instrumenten bespelen, was geïnspireerd door een korte trip naar Havana: ‘Ik heb geprobeerd de Cubaanse ritmes met mijn eigen thematische materiaal te combineren.’
De eerste uitvoering vond plaats in het New Yorkse Lewisohn Stadium, een atletiekstadion, voor een uitzinnig 18.000-koppig publiek. Gershwin noemde het ‘de meest opwindende avond die ik ooit heb beleefd’.
Catfish Row
Wordt Porgy and Bess (1935) tegenwoordig beschouwd als een baanbrekende opera, tijdens Gershwins leven was het geen succes. De componist overspeelde zijn hand, was de teneur. Misschien was zijn eis dat alle belangrijke rollen moesten worden gezongen door gekleurde acteurs nog iets te radicaal. Na de teleurstellende première in New York vonden nog enkele uitvoeringen plaats. In Washington DC waren Afro-Amerikanen aanvankelijk niet welkom in het publiek. Omdat hoofdrolspeler Todd Duncan weigerde onder die condities op te treden, werd er een uitzondering gemaakt – voor het eerst was een gemengd publiek welkom in het National Theatre.
Aan het begin van die eeuw klitten in Manhattan tientallen commerciële muziekuitgeverijen samen onder de naam Tin Pan Alley. Daar werkte George Gershwin, een jonge joodse songplugger van Russisch-Litouwse afkomst. Nadat hij – mede dankzij de beroemde Broadway-zanger Al Jolson - een grote hit had gescoord met Swanee, klom Gershwin op tot een veelgevraagd songwriter. In 1924 verraste hij de muziekwereld met Rhapsody in Blue, de eerste geslaagde mix van jazz en klassieke muziek. Vanaf dat moment zijn de klassieke muziek, die traditioneel klinkt in het deel van Manhattan dat we ‘uptown’ noemen, en de vele pop-, latin- en jazz-stijlen die zich vooral ‘downtown’ ontwikkelden, steeds meer door elkaar gaan lopen.
Cuban Overture
Na Rhapsody in Blue reeg Gershwin de Broadway-successen aaneen, en met onder meer het Pianoconcert in F groot en An American in Paris op zijn cv kon hij zich al gauw een gearriveerd componist noemen. Toch knaagde het. Hij was origineel en creatief, maar miste techniek, met name op het gebied van contrapunt en orkestratie. In Parijs had hij Nadia Boulanger en Maurice Ravel om compositielessen gevraagd, maar beiden hadden hem afgewezen omdat het ten koste zou gaan van zijn unieke stijl. In 1932 vond hij in New York een leraar in de Russische componist en wiskundeleraar Joseph Schillinger. Diens theoretische en mathematische benadering, met lessen als ‘Ritmische groepen als resultaat van de interferentie van verschillende gesynchroniseerde periodiciteiten’, had gelukkig geen verdorrend effect op Gershwins stijl. Dat blijkt uit het eerste werk dat hij schreef onder invloed van zijn docent, de Cuban Overture. Deze rumba, waarin de slagwerkers Cubaanse instrumenten bespelen, was geïnspireerd door een korte trip naar Havana: ‘Ik heb geprobeerd de Cubaanse ritmes met mijn eigen thematische materiaal te combineren.’
De eerste uitvoering vond plaats in het New Yorkse Lewisohn Stadium, een atletiekstadion, voor een uitzinnig 18.000-koppig publiek. Gershwin noemde het ‘de meest opwindende avond die ik ooit heb beleefd’.
Catfish Row
Wordt Porgy and Bess (1935) tegenwoordig beschouwd als een baanbrekende opera, tijdens Gershwins leven was het geen succes. De componist overspeelde zijn hand, was de teneur. Misschien was zijn eis dat alle belangrijke rollen moesten worden gezongen door gekleurde acteurs nog iets te radicaal. Na de teleurstellende première in New York vonden nog enkele uitvoeringen plaats. In Washington DC waren Afro-Amerikanen aanvankelijk niet welkom in het publiek. Omdat hoofdrolspeler Todd Duncan weigerde onder die condities op te treden, werd er een uitzondering gemaakt – voor het eerst was een gemengd publiek welkom in het National Theatre.
De symfonische suite die Gershwin samenstelde uit zijn opera had meer succes. De componist dirigeerde tot aan zijn voortijdige dood alle uitvoeringen zelf, daarna raakte ze in de vergetelheid. Pas in 1958 werd het werk teruggevonden door de secretaresse van Gershwins broer Ira, waarop deze de suite publiceerde onder de naam Catfish Row, om verwarring te vermijden met de al bestaande suite uit Porgy and Bess van Robert Russell Bennett. Gershwins eigen suite toont aan hoe hij zich onder de vleugels van Joseph Schillinger had bekwaamd in compositie en orkestratie: de manier waarop de zwoele melodie van Summertime van het ene instrument naar het andere dwarrelt, of het orkest dromerig door Bess, You Is My Woman Now danst is meesterlijk.
Rhapsody in Blue
In januari 1924 publiceerde de New York Tribune een aankondiging van een concert met nieuwe Amerikaanse muziek. Paul Whiteman zou er met zijn bigband onder meer een nieuw stuk van Gershwin spelen. Die wist van niets, en zat tot over zijn oren in een musical met een strakke deadline. Bij navraag probeerde Whiteman hem toch over te halen: Gershwin hoefde alleen de pianopartij te leveren, Whitemans vaste arrangeur Ferde Grofé zorgde voor de orkestratie.
Zo ontstond binnen enkele dagen Rhapsody in Blue, een pianoconcert en rapsodie in één. Dat het werk met zijn zwoele jazzthema’s en swingende ritmes binnen een losse klassieke opzet iets bijzonders was, zoemde al gauw rond. Tijdens de première op 12 februari 1924, waarbij de 25-jarige Gershwin zelf de pianosolo speelde, was de New Yorkse Aeolian Hall dan ook afgeladen. In het publiek bevonden zich onder anderen de componist/pianist Serge Rachmaninoff, de violist Fritz Kreisler en de dirigent Leopold Stokowski. Gershwins Rhapsody in Blue is nog altijd een van de meest populaire werken van de twintigste eeuw en wordt doorgaans uitgevoerd in de orkestversie die Grofé in 1942 vervaardigde.
Lees ook het achtergrondverhaal 'New York: de stad die altijd stroomt'
De symfonische suite die Gershwin samenstelde uit zijn opera had meer succes. De componist dirigeerde tot aan zijn voortijdige dood alle uitvoeringen zelf, daarna raakte ze in de vergetelheid. Pas in 1958 werd het werk teruggevonden door de secretaresse van Gershwins broer Ira, waarop deze de suite publiceerde onder de naam Catfish Row, om verwarring te vermijden met de al bestaande suite uit Porgy and Bess van Robert Russell Bennett. Gershwins eigen suite toont aan hoe hij zich onder de vleugels van Joseph Schillinger had bekwaamd in compositie en orkestratie: de manier waarop de zwoele melodie van Summertime van het ene instrument naar het andere dwarrelt, of het orkest dromerig door Bess, You Is My Woman Now danst is meesterlijk.
Rhapsody in Blue
In januari 1924 publiceerde de New York Tribune een aankondiging van een concert met nieuwe Amerikaanse muziek. Paul Whiteman zou er met zijn bigband onder meer een nieuw stuk van Gershwin spelen. Die wist van niets, en zat tot over zijn oren in een musical met een strakke deadline. Bij navraag probeerde Whiteman hem toch over te halen: Gershwin hoefde alleen de pianopartij te leveren, Whitemans vaste arrangeur Ferde Grofé zorgde voor de orkestratie.
Zo ontstond binnen enkele dagen Rhapsody in Blue, een pianoconcert en rapsodie in één. Dat het werk met zijn zwoele jazzthema’s en swingende ritmes binnen een losse klassieke opzet iets bijzonders was, zoemde al gauw rond. Tijdens de première op 12 februari 1924, waarbij de 25-jarige Gershwin zelf de pianosolo speelde, was de New Yorkse Aeolian Hall dan ook afgeladen. In het publiek bevonden zich onder anderen de componist/pianist Serge Rachmaninoff, de violist Fritz Kreisler en de dirigent Leopold Stokowski. Gershwins Rhapsody in Blue is nog altijd een van de meest populaire werken van de twintigste eeuw en wordt doorgaans uitgevoerd in de orkestversie die Grofé in 1942 vervaardigde.
Lees ook het achtergrondverhaal 'New York: de stad die altijd stroomt'
Biografie
Alan Gilbert, dirigent
Alan Gilbert studeerde aan Harvard University, het Curtis Institute of Music in Philadelphia en de Juilliard School of Music in New York en begon zijn carrière als assistent-dirigent bij The Cleveland Orchestra. Sinds september 2019 is hij chef-dirigent van het NDR Elbphilharmonie Orchester in Hamburg, waar hij eerder al meer dan tien jaar vaste gastdirigent was.
Tussen 2009 en 2017 vierde hij successen als music director van de New York Philharmonic. In het verleden was hij chef-dirigent van de Santa Fe Opera en het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Stockholm, waar hij nu eredirigent is.
Als gastdirigent wordt Alan Gilbert uitgenodigd door tal van beroemde orkesten. In recente seizoenen was hij onder meer actief met het Tokyo Metropolitan Symphony Orchestra, het Gewandhausorchester Leipzig, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks en de Berliner Philharmoniker.
Wat het operagenre betreft, gaf hij leiding aan opvoeringen van Schönbergs Moses und Aron in de Dresdner Semperoper en Korngolds Die tote Stadt in het Milanese Teatro alla Scala.
Na zijn debuut bij het Concertgebouworkest in 2003 was hij meerdere malen te gast, zoals in 2017 met werken van Bernstein, Roukens en Sibelius en in september 2020 met een Gershwin-programma.
Stefano Bollani, piano
Stefano Bollani beweegt zich al ruim twintig jaar met evenveel gemak op de grote klassieke podia als in het jazzcircuit. De Italiaan studeerde in 1993 als klassiek pianist af aan het conservatorium in Florence.
In 1996 werd hij door jazztrompettist Enrico Rava uitgenodigd om in diens ensemble te spelen en aangemoedigd vooral te doen wat hij leuk vond. Stefano Bollani stortte zich op de jazz en ontwikkelde zijn eigen virtuoze mengvorm van jazz, klassiek en popmuziek, met een typische ironie die soms ontaardt in absurdisme.
Stefano Bollani deelde het podium met jazzgrootheden als Chick Corea, Richard Galliano, Pat Metheny, Lee Konitz en Han Bennink, maar ook met bijvoorbeeld het Gewandhausorchester Leipzig, de Filarmonica della Scala en celliste Sol Gabetta. Hij gaf talloze concerten met zijn eigen Orchestra del Titanic, schreef ‘een soort oratorium’ (Gnosi delle fanfole, 2004) en nam cd’s op met diverse jazzgroepen.
Sinds 2006 verschenen er meerdere solo-cd’s op het gerenommeerde ECM-label. De pianist won onder meer de Paul Acket Award van het North Sea Jazz Festival in 2009. Zijn liefde voor Braziliaanse muziek werd vastgelegd in diverse projecten met Braziliaanse musici.
Stefano Bollani was in april 2013 voor het eerst te gast bij het Concertgebouworkest met Gershwins Pianoconcert in F groot onder Riccardo Chailly en - tijdens het Koninginnenachtconcert - met Rhapsody in Blue en Summertime van dezelfde componist. In juni 2015 soleerde hij in Rhapsody in Blue onder Daniel Harding.