Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Contrabassist Nicholas Schwartz: ‘Je ontwikkelt je pas echt als je met heel goede musici speelt’

door Stella Vrijmoed
17 mei 2024 17 mei 2024

Wat doet contrabassist Nicholas (Nicky) Schwartz in zijn vrije tijd? Nou, cello spelen. ‘Vroeger deed ik veel aan skateboarden, maar als je in de dertig bent, breken je botten makkelijker.’

  • Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

    Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

  • Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

    Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

  • Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

    Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

  • Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

    Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

Skateboarden en jazz spelen. Dat deed Nicholas Schwartz als jonge jongen toen hij opgroeide in Boston. Nu speelt hij al tien jaar contrabas in het Concertgebouworkest. ‘De vraag die mensen altijd aan me stellen: waarom speel je zo’n groot instrument?’, lacht Schwartz. ‘Eigenlijk omdat ik in jazz geïnteresseerd raakte. Ik speelde vroeger elektrische basgitaar, saxofoon en jazzcontrabas. Je moest daarvoor van die etudes spelen en voor ik het wist zat ik in een jeugdorkest. En ik dacht: ‘Ik kan altijd terug naar jazz, maar ik kan niet altijd terug naar klassiek.’’

Zo belandde Schwartz op het conservatorium in Boston. ‘In mijn tweede jaar hoorde ik het Concertgebouw­orkest live en was erg onder de indruk van de klank; ik was alleen het Boston Symphony Orchestra gewend. Niet veel later hoorde ik ook de Berliner Philharmoniker. Ik wist toen al dat ik geen masteropleiding wilde doen, maar dat ik zo snel mogelijk in een orkest wilde spelen. Maar zo’n academie, waar je lessen krijgt terwijl je in een orkest zit, is echt een Europees ding. Dus zo kwam ik terecht op de orkestacademie van de Berliner Philharmoniker. Daarna kreeg ik de baan in Amsterdam en de rest is geschiedenis.’

Koffer

Echt spelen, dat leer je volgens ­Schwartz niet alleen in een klaslokaal, maar door te doen. Door concerten te geven. Daarom richtte hij zelf ook een academie op, samen met zijn vrouw pianiste Anna Fedorova en haar uit Oekraïne gevluchte ouders: de Davidsbündler Academy in Den Haag. Het doel: concertartiesten opleiden door masterclasses te geven, hen voor te bereiden op concoursen en vooral veel kamermuziek met ze te spelen. Fedo­rova’s ouders zijn de hoofddocenten piano, en veel van hun (jonge) studenten reizen heen en weer uit Oekraïne voor hun lessen of zijn hierheen verhuisd. ‘We hebben zelfs een student boven de academie wonen met zijn moeder’, zegt Schwartz. ‘Sommigen van hen zijn er echt altijd. Naast hun lessen eten en oefenen ze hier met elkaar. In totaal hebben we ongeveer 25 studenten.’

Het idee voor de academie was er al langer, ook het pand – een art nouveaugebouw aan de Laan van Meerdervoort – had de familie al op het oog. Door corona en de oorlog in Oekraïne raakte het plan in een stroomversnelling. ‘Anna was altijd al close met haar ouders en plotseling zagen ze elkaar anderhalf jaar niet. Dat was niet makkelijk voor ze. Toen de oorlog uitbrak, zijn haar ouders met alleen een koffer naar Nederland vertrokken en nooit meer teruggekeerd. Inmiddels zijn ze druk met lesgeven. Ik denk dat ze nu wat gewend zijn aan de nieuwe situatie. Veel studenten hebben spullen voor ze meegenomen uit Oe­kraïne, zoals foto’s en memorabilia.’

Nooit uitgeleerd

Zelf raakt Schwartz ook niet uitgeleerd. Naast contrabas speelt hij cello. ‘Het begon als een hobby, maar nu doe ik het ook professioneel. Het is niet gangbaar om deze instrumenten tegelijk te spelen. Viool en altviool misschien, maar cello en contrabas niet zo. Het is geweldig om al dat repertoire voor cello te kunnen spelen. Dat is er voor contrabas veel minder in de kamermuziek. Ik krijg er nieuwe ervaringen, kansen en inspiratie van. In een kleinere groep kun je jezelf en je impact veel beter horen. Je kunt jezelf meer laten zien. In een orkest gaat het meer om bewegen als een geheel en daar ben jij dan een klein deeltje van. Het is in het algemeen belangrijk om buiten het orkest ook te spelen, en in ontdekkingsmodus te zitten. Als musicus wil je je toch ook altijd verbeteren. Als je dat gevoel niet hebt, verlies je de vonk bij het spelen.’

‘Als je dat gevoel van ontdekken niet hebt, verlies je de vonk bij het spelen’

Zijn collega’s van het orkest zijn eigenlijk zijn beste leraren, vertelt Schwartz. ‘In mijn eerste jaren leerde ik gewoon door alleen naar ze te luisteren. Je ontwikkelt je pas echt als je met heel goede musici speelt. Daarom doen wij dat ook in onze academie. Als je samen­speelt, neem je ook dingen van elkaar over. Pas later ontwikkelden mijn oren zich zo dat ik me minder op de noten concentreerde en meer op wat daar tussenin zit: op wat je functie is als contrabassist op elk moment. Soms moet je meer aanwezig zijn omdat het koper speelt, of je moet meer percussief spelen – die rol verandert telkens. En het blijft altijd balanceren tussen je eigen interpretatie, de informatie van de dirigent en je collega’s. Iedereen is alert en past zich aan. Samen maak je een interpretatie, zonder dat je er woorden aan geeft.’

Van rubber

Het geeft het Concertgebouworkest een soort flexibiliteit en elegantie, vindt Schwartz, anders dan Amerikaanse orkesten. ‘Hun manier van spelen is meer rechttoe rechtaan. Reizen zonder echt te kijken wat je om je heen ziet. Als je het vergelijkt met een auto, dan is een Amerikaans orkest een sportauto die van start naar finish het gas­pedaal indrukt. Zoiets werkt goed bij stukken zoals ouvertures, heldere, briljante muziek. Dan komt dit soort spel goed naar voren, clean en strak. Maar het Concertgebouworkest is meer een Rolls Royce en wacht echt op de spe­ciale momenten. De muziek van Anton Bruckner past bijvoorbeeld goed bij het Concertgebouworkest. Wij hebben een groot dynamisch bereik, flexibiliteit en veel kleuren en lagen. Daar zijn wij uniek in.’

Delicaat werk dus, dat musiceren bij het Concertgebouworkest. Om die reden heeft Schwartz zijn skateboard al jaren aan de wilgen gehangen. ‘Voordat ik echt de muziek in ging, deed ik ook veel aan snowboarden en wakeboarden. Als tiener ben je ongeveer van rubber gemaakt en maakt het niet zo uit of je valt. Maar als je in de dertig bent, breken je botten sneller. Nu ga ik alleen nog af en toe kitesurfen, dat is minder riskant voor je handen.’

En of hij ooit nog teruggaat naar de jazz? ’Ik heb het wel even gedaan, voor corona. Met een stel gypsyjazzmuzikanten in een restaurant, voor de lol. Maar het orkest verlaten? Misschien ooit, maar voorlopig niet. Het orkest geeft me stabiliteit en loont ook artistiek gezien. Die combinatie vind je niet zo snel in de jazz. Bovendien, als contrabassist heb je een echte functie in het orkest. Ons geluid is onmisbaar.’

Skateboarden en jazz spelen. Dat deed Nicholas Schwartz als jonge jongen toen hij opgroeide in Boston. Nu speelt hij al tien jaar contrabas in het Concertgebouworkest. ‘De vraag die mensen altijd aan me stellen: waarom speel je zo’n groot instrument?’, lacht Schwartz. ‘Eigenlijk omdat ik in jazz geïnteresseerd raakte. Ik speelde vroeger elektrische basgitaar, saxofoon en jazzcontrabas. Je moest daarvoor van die etudes spelen en voor ik het wist zat ik in een jeugdorkest. En ik dacht: ‘Ik kan altijd terug naar jazz, maar ik kan niet altijd terug naar klassiek.’’

Zo belandde Schwartz op het conservatorium in Boston. ‘In mijn tweede jaar hoorde ik het Concertgebouw­orkest live en was erg onder de indruk van de klank; ik was alleen het Boston Symphony Orchestra gewend. Niet veel later hoorde ik ook de Berliner Philharmoniker. Ik wist toen al dat ik geen masteropleiding wilde doen, maar dat ik zo snel mogelijk in een orkest wilde spelen. Maar zo’n academie, waar je lessen krijgt terwijl je in een orkest zit, is echt een Europees ding. Dus zo kwam ik terecht op de orkestacademie van de Berliner Philharmoniker. Daarna kreeg ik de baan in Amsterdam en de rest is geschiedenis.’

Koffer

Echt spelen, dat leer je volgens ­Schwartz niet alleen in een klaslokaal, maar door te doen. Door concerten te geven. Daarom richtte hij zelf ook een academie op, samen met zijn vrouw pianiste Anna Fedorova en haar uit Oekraïne gevluchte ouders: de Davidsbündler Academy in Den Haag. Het doel: concertartiesten opleiden door masterclasses te geven, hen voor te bereiden op concoursen en vooral veel kamermuziek met ze te spelen. Fedo­rova’s ouders zijn de hoofddocenten piano, en veel van hun (jonge) studenten reizen heen en weer uit Oekraïne voor hun lessen of zijn hierheen verhuisd. ‘We hebben zelfs een student boven de academie wonen met zijn moeder’, zegt Schwartz. ‘Sommigen van hen zijn er echt altijd. Naast hun lessen eten en oefenen ze hier met elkaar. In totaal hebben we ongeveer 25 studenten.’

Het idee voor de academie was er al langer, ook het pand – een art nouveaugebouw aan de Laan van Meerdervoort – had de familie al op het oog. Door corona en de oorlog in Oekraïne raakte het plan in een stroomversnelling. ‘Anna was altijd al close met haar ouders en plotseling zagen ze elkaar anderhalf jaar niet. Dat was niet makkelijk voor ze. Toen de oorlog uitbrak, zijn haar ouders met alleen een koffer naar Nederland vertrokken en nooit meer teruggekeerd. Inmiddels zijn ze druk met lesgeven. Ik denk dat ze nu wat gewend zijn aan de nieuwe situatie. Veel studenten hebben spullen voor ze meegenomen uit Oe­kraïne, zoals foto’s en memorabilia.’

Nooit uitgeleerd

Zelf raakt Schwartz ook niet uitgeleerd. Naast contrabas speelt hij cello. ‘Het begon als een hobby, maar nu doe ik het ook professioneel. Het is niet gangbaar om deze instrumenten tegelijk te spelen. Viool en altviool misschien, maar cello en contrabas niet zo. Het is geweldig om al dat repertoire voor cello te kunnen spelen. Dat is er voor contrabas veel minder in de kamermuziek. Ik krijg er nieuwe ervaringen, kansen en inspiratie van. In een kleinere groep kun je jezelf en je impact veel beter horen. Je kunt jezelf meer laten zien. In een orkest gaat het meer om bewegen als een geheel en daar ben jij dan een klein deeltje van. Het is in het algemeen belangrijk om buiten het orkest ook te spelen, en in ontdekkingsmodus te zitten. Als musicus wil je je toch ook altijd verbeteren. Als je dat gevoel niet hebt, verlies je de vonk bij het spelen.’

‘Als je dat gevoel van ontdekken niet hebt, verlies je de vonk bij het spelen’

Zijn collega’s van het orkest zijn eigenlijk zijn beste leraren, vertelt Schwartz. ‘In mijn eerste jaren leerde ik gewoon door alleen naar ze te luisteren. Je ontwikkelt je pas echt als je met heel goede musici speelt. Daarom doen wij dat ook in onze academie. Als je samen­speelt, neem je ook dingen van elkaar over. Pas later ontwikkelden mijn oren zich zo dat ik me minder op de noten concentreerde en meer op wat daar tussenin zit: op wat je functie is als contrabassist op elk moment. Soms moet je meer aanwezig zijn omdat het koper speelt, of je moet meer percussief spelen – die rol verandert telkens. En het blijft altijd balanceren tussen je eigen interpretatie, de informatie van de dirigent en je collega’s. Iedereen is alert en past zich aan. Samen maak je een interpretatie, zonder dat je er woorden aan geeft.’

Van rubber

Het geeft het Concertgebouworkest een soort flexibiliteit en elegantie, vindt Schwartz, anders dan Amerikaanse orkesten. ‘Hun manier van spelen is meer rechttoe rechtaan. Reizen zonder echt te kijken wat je om je heen ziet. Als je het vergelijkt met een auto, dan is een Amerikaans orkest een sportauto die van start naar finish het gas­pedaal indrukt. Zoiets werkt goed bij stukken zoals ouvertures, heldere, briljante muziek. Dan komt dit soort spel goed naar voren, clean en strak. Maar het Concertgebouworkest is meer een Rolls Royce en wacht echt op de spe­ciale momenten. De muziek van Anton Bruckner past bijvoorbeeld goed bij het Concertgebouworkest. Wij hebben een groot dynamisch bereik, flexibiliteit en veel kleuren en lagen. Daar zijn wij uniek in.’

Delicaat werk dus, dat musiceren bij het Concertgebouworkest. Om die reden heeft Schwartz zijn skateboard al jaren aan de wilgen gehangen. ‘Voordat ik echt de muziek in ging, deed ik ook veel aan snowboarden en wakeboarden. Als tiener ben je ongeveer van rubber gemaakt en maakt het niet zo uit of je valt. Maar als je in de dertig bent, breken je botten sneller. Nu ga ik alleen nog af en toe kitesurfen, dat is minder riskant voor je handen.’

En of hij ooit nog teruggaat naar de jazz? ’Ik heb het wel even gedaan, voor corona. Met een stel gypsyjazzmuzikanten in een restaurant, voor de lol. Maar het orkest verlaten? Misschien ooit, maar voorlopig niet. Het orkest geeft me stabiliteit en loont ook artistiek gezien. Die combinatie vind je niet zo snel in de jazz. Bovendien, als contrabassist heb je een echte functie in het orkest. Ons geluid is onmisbaar.’

  • De contrabas van Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

    De contrabas van Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

  • De contrabas van Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

    De contrabas van Nicholas Schwartz

    foto: Eduardus Lee

De contrabas van Nicholas Schwartz

‘De contrabas waar ik nu op speel, is schijnbaar lang geleden ook bespeeld in de Verenigde Staten, in The Philadelphia Orchestra. Ik weet nog dat ik veertien was en muziek speelde van een kleine uitgeverij. Zij hadden op hun cover diagonaal een contrabas staan. Toen ik in Amsterdam kwam spelen, zag ik mijn collega Olivier Thiery ineens op dié bas spelen! En nu speel ik op het instrument, dat ik op mijn beurt in bruikleen heb van de Foundation Concertgebouw­orkest.

Het klinkt gek, maar er zullen wel meer toevalligheden zijn met deze soms honderden jaren oude instrumenten dan wij weten. Hij is gelabeld als een Gofriller uit 1728, maar ze weten niet eens zeker of dat klopt, want men plakte er door de jaren heen ook andere labels op. In het orkest heb ik op verschillende bassen gespeeld. Als contrabassist raak je sowieso gewend aan het spelen op andere instrumenten, want het is te ingewikkeld om je eigen instrument altijd mee te nemen. Ik neem alleen mijn eigen stokken mee.’

 Benieuwd naar de persoonlijke luistertips van Nicholas Schwartz? Bekijk en beluister ze hier.

De contrabas van Nicholas Schwartz

‘De contrabas waar ik nu op speel, is schijnbaar lang geleden ook bespeeld in de Verenigde Staten, in The Philadelphia Orchestra. Ik weet nog dat ik veertien was en muziek speelde van een kleine uitgeverij. Zij hadden op hun cover diagonaal een contrabas staan. Toen ik in Amsterdam kwam spelen, zag ik mijn collega Olivier Thiery ineens op dié bas spelen! En nu speel ik op het instrument, dat ik op mijn beurt in bruikleen heb van de Foundation Concertgebouw­orkest.

Het klinkt gek, maar er zullen wel meer toevalligheden zijn met deze soms honderden jaren oude instrumenten dan wij weten. Hij is gelabeld als een Gofriller uit 1728, maar ze weten niet eens zeker of dat klopt, want men plakte er door de jaren heen ook andere labels op. In het orkest heb ik op verschillende bassen gespeeld. Als contrabassist raak je sowieso gewend aan het spelen op andere instrumenten, want het is te ingewikkeld om je eigen instrument altijd mee te nemen. Ik neem alleen mijn eigen stokken mee.’

 Benieuwd naar de persoonlijke luistertips van Nicholas Schwartz? Bekijk en beluister ze hier.

Meer interviews met orkestleden:

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.