Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Close-up: Portretconcert Michael Gieler

Close-up: Portretconcert Michael Gieler

Kleine Zaal
19 december 2023
20.15 uur

Print dit programma

Musici van het Concertgebouworkest:
Marleen Asberg sopraan
Ursula Schoch viool
Jane Piper viool
Michael Gieler altviool
Saeko Oguma altviool
Joris van den Berg cello
m.m.v. Andro Biswane ngoni, slagwerk

Dit concert maakt deel uit van de serie Close-up: Orkestleden op het Vriendenpodium.

Een programmaboekje is gratis verkrijgbaar aan de zaal. Ook de biografieën van de musici zijn daarin opgenomen.

PORTRETCONCERT MICHAEL GIELER

Andro Biswane (1965)

Le nouveau mande (2023)
geschreven in opdracht van het Concertgebouworkest; wereldpremière  

Arnold Schönberg (1874-1951)

Strijkkwartet nr. 2 in fis kl.t., op. 10 (1907-08)
Mässig moderato
Sehr rasch Litanei (Stefan George): Langsam
Entrückung (Stefan George): Sehr langsam (gehende Achtel) 

pauze ± 21.00 uur

Antonín Dvořák (1841-1904)

Strijkkwintet nr. 3 in Es gr.t., op. 97 (1893)
Allegro non tanto
Allegro vivo
Larghetto
Finale. Allegro giusto 

einde ± 22.10 uur 

Kleine Zaal 19 december 2023 20.15 uur

Musici van het Concertgebouworkest:
Marleen Asberg sopraan
Ursula Schoch viool
Jane Piper viool
Michael Gieler altviool
Saeko Oguma altviool
Joris van den Berg cello
m.m.v. Andro Biswane ngoni, slagwerk

Dit concert maakt deel uit van de serie Close-up: Orkestleden op het Vriendenpodium.

Een programmaboekje is gratis verkrijgbaar aan de zaal. Ook de biografieën van de musici zijn daarin opgenomen.

PORTRETCONCERT MICHAEL GIELER

Andro Biswane (1965)

Le nouveau mande (2023)
geschreven in opdracht van het Concertgebouworkest; wereldpremière  

Arnold Schönberg (1874-1951)

Strijkkwartet nr. 2 in fis kl.t., op. 10 (1907-08)
Mässig moderato
Sehr rasch Litanei (Stefan George): Langsam
Entrückung (Stefan George): Sehr langsam (gehende Achtel) 

pauze ± 21.00 uur

Antonín Dvořák (1841-1904)

Strijkkwintet nr. 3 in Es gr.t., op. 97 (1893)
Allegro non tanto
Allegro vivo
Larghetto
Finale. Allegro giusto 

einde ± 22.10 uur 

Toelichting

Close-up: Portretconcert Michael Gieler

door Frederike Berntsen

Michael Gieler, soloaltist in het Concertgebouworkest, stelde een persoonlijk programma samen. Hij houdt van de rafelranden en van ‘het échte muziek maken’, het liefst met collega’s die hem dierbaar zijn.

Biswane: nieuw werk

‘Ik mocht van het orkest een compositieopdracht uitzetten en vond het leuk om een knipoog te maken naar mijn activiteiten in Amsterdam-Zuidoost: de serie Bijlmer Klassiek in het Bijlmer Parktheater, die ik heel lang heb geprogrammeerd en die in 2022 is overgenomen door het orkest.

Andro Biswane is een zeer bijzonder musicus en een charismatisch man. Hij komt uit Suriname, speelt gitaar, zingt, bespeelt verschillende slagwerkinstrumenten. Als je hem op het podium bezig ziet… hij kan in zijn eentje een hele zaal entertainen! Hij doet dingen die wij niet kunnen, zijn ­ritmegevoel is ongelofelijk. Wij Nederlanders zijn toch allemaal houten klazen. Wij dansen niet, wij hebben die ritmes niet in ons lijf.

In Andro’s werk ligt de uitdaging niet op technisch, maar op muzikaal vlak: hoe krijgen we het samenspel met hem voor elkaar, in een lekker ritme, zodat het stuk swingt en sprankelt en niet stijf klinkt? Hij schrijft [de compositie is nog niet af tijdens het interview, red.] voor strijkkwartet en hemzelf. De reden voor deze bezetting, en niet voor strijkkwintet – dat had gekund omdat we ook Dvořáks Derde strijkkwintet spelen, met een extra altviool – is dat het stuk dan gemakkelijker een eigen leven kan krijgen. Je hebt niet altijd een tweede alt bij de hand. Ik vind dat je, als je een opdracht geeft, moet nadenken over de toekomst. Je wilt niet dat een stuk na één keer uitvoeren in de kast belandt. Je weet pas of het goed is, als je het een paar keer gespeeld hebt.’

Andro Biswane over Le nouveau mande: ‘De titel is een combinatie van de talen Frans en Mandinka en betekent ‘Het nieuwe koninkrijk’. Mali was van de twaalfde tot de zeventiende eeuw het grootste koninkrijk van het westelijk halfrond. Koning Mansa Mousa (dertiende eeuw) was een van de rijkste koningen ooit. Timbuktu was het wetenschappelijke en religieuze kenniscentrum. De hofmusici, de griots (of Jelis), zijn de culturele schatbewaarders van het koninkrijk. Ze moeten in de bloedlijn van hofmusici geboren zijn. De Malinese kora-legende Toumani Diabate, met wie ik heb getoerd en een cd heb opgenomen (met Fra Fra Sound), vertelde me dat hij hofmusicus was van de 78ste generatie. Nazaten van deze hofmusici kwamen door de transatlantische mensenhandel in Amerika terecht, waar ze de traditionele hofmuziek omvormden tot onder meer blues. Daaruit ontstonden weer gospel, R&B, jazz en pop, rock en dance.  

De compositie is geïnspireerd op de ritmes en melodieën van de griots en hun instrumenten balafon, kora, ngoni, njarka (eensnarige viool) en blues- en jazzfraseringen, gecombineerd met een westers-klassieke harmonische doorwerking. Ikzelf bespeel de Tamani en Kalebas (basdrum)’.

Schönberg: Tweede strijkkwartet

Michael Gieler: ‘Ik vind het ’t leukste om mezelf uit te dagen, dat is het interessantste in het muziekleven. Het liefst speel ik stukken die ik nog niet ken. Het Tweede strijkkwartet van Arnold Schönberg heb ik nog nooit uitgevoerd. Een zeer uitdagend stuk, technisch en muzikaal moeilijk. Een spanningsboog opbouwen en goed samenspel voor elkaar krijgen valt niet mee. Je hoort een expressionistisch werk met heftige intervallen, het is duister, emotioneel, en de tekst van Stefan George die de sopraan in het derde en vierde deel zingt is schitterend. Veel luisteraars zullen het lastig vinden, ik vond het zelf ook moeilijk, maar het stuk grijpt hoe dan ook enorm aan.

Marleen Asberg, in het dagelijks leven eerste violiste in het orkest, is een fantastisch mens en een heel goede zangeres. Haar vroeg ik voor de ­so­praanpartij in dit Schönberg-­kwartet. Mijn passie is nieuwe muziek en cross-overs, en haar passie is zingen. Ze stopt er zo ongelofelijk veel energie in. Als ze op het podium staat heeft ze een geweldige uitstraling en geniet ze van wat ze doet. Ik vind het menselijke aspect van muziek maken belangrijk. Het gaat om hoe je met elkaar verbonden bent, en hoe je dat via de muziek kunt bereiken. Ik heb een persoonlijke keuze gemaakt, niet alleen in de stukken op het programma, maar ook in de musici.’

Dvořák: Derde strijkkwintet

‘Met de muziek van Antonín Dvořák ben ik opgegroeid. Ik speelde veel strijkkwartet in mijn jeugd, het ‘Amerikaanse’ kwartet, het strijkkwartet ‘Cipressen’. Een van mijn paradestukken toen ik nog viool speelde was de Sonatine. Ik heb dus een stukje persoonlijke nostalgie geprogrammeerd met het Derde strijkkwintet.

Ik ben niet zo’n musicoloog, voor mij is de verbinding tussen de volksmuziek van Andro Biswane en die van Dvořák al een lijntje. Ik zocht naar volksmuziek in het klassieke veld waar ik een band mee heb. Ik wilde bovendien graag een kwintet spelen omdat ik mijn collega-altvioliste Saeko Oguma, die me dierbaar is, bij dit portret wilde betrekken. Zodoende kwam ik uit op het Derde strijkkwintet. Het leuke is ook dat dit niet Dvořáks grootste, beste en bekendste werk is. Ik hou van de rafelranden, niet alleen de highlights. Bij Dvořák gaat het om zang en om dans, al zijn ritmes en melodieën in de symfonieën en de kamermuziek zijn geïnspireerd op volksmuziek. Ik kom van het Oostenrijkse platteland. Volksmuziek en volksdans waren erg aanwezig – destijds te veel voor mij, elk weekend was het raak met een feest of een bruiloft. Het was niet mijn wereld, mijn wereld was vioolspelen, klassieke muziek. Maar of je nu wilt of niet, de volksmuziek wordt een deel van je persoonlijkheid.

Met mijn collega’s Ursula Schoch, Jane Piper en Joris van den Berg heb ik tijdens de coronapandemie veel kwartet gespeeld. We vormen geen vast strijkkwartet, maar we weten hoe we werken en dat we goed op elkaar aansluiten. En: een plus een is niet altijd twee. Ik zal nooit vergeten: ik woonde ooit een masterclass van de pianist Ferenc Rados bij, als luisteraar. Een goede pianist speelde Beethovens Dertigste piano­sonate voor hem. Prima. Maar, en dan? Toen kwam Rados. Hij begon dat stuk te spelen, te zingen, hij improviseerde alles, hij speelde totaal andere noten. Het maakt niet uit of je andere noten speelt, als je de affecten en de retoriek van zo’n stuk maar begrijpt. Ik wist niet wat ik meemaakte. Wat had ik gedaan tot dan toe? Dit was pas het échte muziek maken. Die masterclass is lang geleden, maar als er een snipper van deze les in mijn eigen manier van musiceren is blijven hangen, ben ik al heel blij.’

Michael Gieler, soloaltist in het Concertgebouworkest, stelde een persoonlijk programma samen. Hij houdt van de rafelranden en van ‘het échte muziek maken’, het liefst met collega’s die hem dierbaar zijn.

Biswane: nieuw werk

‘Ik mocht van het orkest een compositieopdracht uitzetten en vond het leuk om een knipoog te maken naar mijn activiteiten in Amsterdam-Zuidoost: de serie Bijlmer Klassiek in het Bijlmer Parktheater, die ik heel lang heb geprogrammeerd en die in 2022 is overgenomen door het orkest.

Andro Biswane is een zeer bijzonder musicus en een charismatisch man. Hij komt uit Suriname, speelt gitaar, zingt, bespeelt verschillende slagwerkinstrumenten. Als je hem op het podium bezig ziet… hij kan in zijn eentje een hele zaal entertainen! Hij doet dingen die wij niet kunnen, zijn ­ritmegevoel is ongelofelijk. Wij Nederlanders zijn toch allemaal houten klazen. Wij dansen niet, wij hebben die ritmes niet in ons lijf.

In Andro’s werk ligt de uitdaging niet op technisch, maar op muzikaal vlak: hoe krijgen we het samenspel met hem voor elkaar, in een lekker ritme, zodat het stuk swingt en sprankelt en niet stijf klinkt? Hij schrijft [de compositie is nog niet af tijdens het interview, red.] voor strijkkwartet en hemzelf. De reden voor deze bezetting, en niet voor strijkkwintet – dat had gekund omdat we ook Dvořáks Derde strijkkwintet spelen, met een extra altviool – is dat het stuk dan gemakkelijker een eigen leven kan krijgen. Je hebt niet altijd een tweede alt bij de hand. Ik vind dat je, als je een opdracht geeft, moet nadenken over de toekomst. Je wilt niet dat een stuk na één keer uitvoeren in de kast belandt. Je weet pas of het goed is, als je het een paar keer gespeeld hebt.’

Andro Biswane over Le nouveau mande: ‘De titel is een combinatie van de talen Frans en Mandinka en betekent ‘Het nieuwe koninkrijk’. Mali was van de twaalfde tot de zeventiende eeuw het grootste koninkrijk van het westelijk halfrond. Koning Mansa Mousa (dertiende eeuw) was een van de rijkste koningen ooit. Timbuktu was het wetenschappelijke en religieuze kenniscentrum. De hofmusici, de griots (of Jelis), zijn de culturele schatbewaarders van het koninkrijk. Ze moeten in de bloedlijn van hofmusici geboren zijn. De Malinese kora-legende Toumani Diabate, met wie ik heb getoerd en een cd heb opgenomen (met Fra Fra Sound), vertelde me dat hij hofmusicus was van de 78ste generatie. Nazaten van deze hofmusici kwamen door de transatlantische mensenhandel in Amerika terecht, waar ze de traditionele hofmuziek omvormden tot onder meer blues. Daaruit ontstonden weer gospel, R&B, jazz en pop, rock en dance.  

De compositie is geïnspireerd op de ritmes en melodieën van de griots en hun instrumenten balafon, kora, ngoni, njarka (eensnarige viool) en blues- en jazzfraseringen, gecombineerd met een westers-klassieke harmonische doorwerking. Ikzelf bespeel de Tamani en Kalebas (basdrum)’.

Schönberg: Tweede strijkkwartet

Michael Gieler: ‘Ik vind het ’t leukste om mezelf uit te dagen, dat is het interessantste in het muziekleven. Het liefst speel ik stukken die ik nog niet ken. Het Tweede strijkkwartet van Arnold Schönberg heb ik nog nooit uitgevoerd. Een zeer uitdagend stuk, technisch en muzikaal moeilijk. Een spanningsboog opbouwen en goed samenspel voor elkaar krijgen valt niet mee. Je hoort een expressionistisch werk met heftige intervallen, het is duister, emotioneel, en de tekst van Stefan George die de sopraan in het derde en vierde deel zingt is schitterend. Veel luisteraars zullen het lastig vinden, ik vond het zelf ook moeilijk, maar het stuk grijpt hoe dan ook enorm aan.

Marleen Asberg, in het dagelijks leven eerste violiste in het orkest, is een fantastisch mens en een heel goede zangeres. Haar vroeg ik voor de ­so­praanpartij in dit Schönberg-­kwartet. Mijn passie is nieuwe muziek en cross-overs, en haar passie is zingen. Ze stopt er zo ongelofelijk veel energie in. Als ze op het podium staat heeft ze een geweldige uitstraling en geniet ze van wat ze doet. Ik vind het menselijke aspect van muziek maken belangrijk. Het gaat om hoe je met elkaar verbonden bent, en hoe je dat via de muziek kunt bereiken. Ik heb een persoonlijke keuze gemaakt, niet alleen in de stukken op het programma, maar ook in de musici.’

Dvořák: Derde strijkkwintet

‘Met de muziek van Antonín Dvořák ben ik opgegroeid. Ik speelde veel strijkkwartet in mijn jeugd, het ‘Amerikaanse’ kwartet, het strijkkwartet ‘Cipressen’. Een van mijn paradestukken toen ik nog viool speelde was de Sonatine. Ik heb dus een stukje persoonlijke nostalgie geprogrammeerd met het Derde strijkkwintet.

Ik ben niet zo’n musicoloog, voor mij is de verbinding tussen de volksmuziek van Andro Biswane en die van Dvořák al een lijntje. Ik zocht naar volksmuziek in het klassieke veld waar ik een band mee heb. Ik wilde bovendien graag een kwintet spelen omdat ik mijn collega-altvioliste Saeko Oguma, die me dierbaar is, bij dit portret wilde betrekken. Zodoende kwam ik uit op het Derde strijkkwintet. Het leuke is ook dat dit niet Dvořáks grootste, beste en bekendste werk is. Ik hou van de rafelranden, niet alleen de highlights. Bij Dvořák gaat het om zang en om dans, al zijn ritmes en melodieën in de symfonieën en de kamermuziek zijn geïnspireerd op volksmuziek. Ik kom van het Oostenrijkse platteland. Volksmuziek en volksdans waren erg aanwezig – destijds te veel voor mij, elk weekend was het raak met een feest of een bruiloft. Het was niet mijn wereld, mijn wereld was vioolspelen, klassieke muziek. Maar of je nu wilt of niet, de volksmuziek wordt een deel van je persoonlijkheid.

Met mijn collega’s Ursula Schoch, Jane Piper en Joris van den Berg heb ik tijdens de coronapandemie veel kwartet gespeeld. We vormen geen vast strijkkwartet, maar we weten hoe we werken en dat we goed op elkaar aansluiten. En: een plus een is niet altijd twee. Ik zal nooit vergeten: ik woonde ooit een masterclass van de pianist Ferenc Rados bij, als luisteraar. Een goede pianist speelde Beethovens Dertigste piano­sonate voor hem. Prima. Maar, en dan? Toen kwam Rados. Hij begon dat stuk te spelen, te zingen, hij improviseerde alles, hij speelde totaal andere noten. Het maakt niet uit of je andere noten speelt, als je de affecten en de retoriek van zo’n stuk maar begrijpt. Ik wist niet wat ik meemaakte. Wat had ik gedaan tot dan toe? Dit was pas het échte muziek maken. Die masterclass is lang geleden, maar als er een snipper van deze les in mijn eigen manier van musiceren is blijven hangen, ben ik al heel blij.’

door Frederike Berntsen

Close-up: Portretconcert Michael Gieler

door Frederike Berntsen

Michael Gieler, soloaltist in het Concertgebouworkest, stelde een persoonlijk programma samen. Hij houdt van de rafelranden en van ‘het échte muziek maken’, het liefst met collega’s die hem dierbaar zijn.

Biswane: nieuw werk

‘Ik mocht van het orkest een compositieopdracht uitzetten en vond het leuk om een knipoog te maken naar mijn activiteiten in Amsterdam-Zuidoost: de serie Bijlmer Klassiek in het Bijlmer Parktheater, die ik heel lang heb geprogrammeerd en die in 2022 is overgenomen door het orkest.

Andro Biswane is een zeer bijzonder musicus en een charismatisch man. Hij komt uit Suriname, speelt gitaar, zingt, bespeelt verschillende slagwerkinstrumenten. Als je hem op het podium bezig ziet… hij kan in zijn eentje een hele zaal entertainen! Hij doet dingen die wij niet kunnen, zijn ­ritmegevoel is ongelofelijk. Wij Nederlanders zijn toch allemaal houten klazen. Wij dansen niet, wij hebben die ritmes niet in ons lijf.

In Andro’s werk ligt de uitdaging niet op technisch, maar op muzikaal vlak: hoe krijgen we het samenspel met hem voor elkaar, in een lekker ritme, zodat het stuk swingt en sprankelt en niet stijf klinkt? Hij schrijft [de compositie is nog niet af tijdens het interview, red.] voor strijkkwartet en hemzelf. De reden voor deze bezetting, en niet voor strijkkwintet – dat had gekund omdat we ook Dvořáks Derde strijkkwintet spelen, met een extra altviool – is dat het stuk dan gemakkelijker een eigen leven kan krijgen. Je hebt niet altijd een tweede alt bij de hand. Ik vind dat je, als je een opdracht geeft, moet nadenken over de toekomst. Je wilt niet dat een stuk na één keer uitvoeren in de kast belandt. Je weet pas of het goed is, als je het een paar keer gespeeld hebt.’

Andro Biswane over Le nouveau mande: ‘De titel is een combinatie van de talen Frans en Mandinka en betekent ‘Het nieuwe koninkrijk’. Mali was van de twaalfde tot de zeventiende eeuw het grootste koninkrijk van het westelijk halfrond. Koning Mansa Mousa (dertiende eeuw) was een van de rijkste koningen ooit. Timbuktu was het wetenschappelijke en religieuze kenniscentrum. De hofmusici, de griots (of Jelis), zijn de culturele schatbewaarders van het koninkrijk. Ze moeten in de bloedlijn van hofmusici geboren zijn. De Malinese kora-legende Toumani Diabate, met wie ik heb getoerd en een cd heb opgenomen (met Fra Fra Sound), vertelde me dat hij hofmusicus was van de 78ste generatie. Nazaten van deze hofmusici kwamen door de transatlantische mensenhandel in Amerika terecht, waar ze de traditionele hofmuziek omvormden tot onder meer blues. Daaruit ontstonden weer gospel, R&B, jazz en pop, rock en dance.  

De compositie is geïnspireerd op de ritmes en melodieën van de griots en hun instrumenten balafon, kora, ngoni, njarka (eensnarige viool) en blues- en jazzfraseringen, gecombineerd met een westers-klassieke harmonische doorwerking. Ikzelf bespeel de Tamani en Kalebas (basdrum)’.

Schönberg: Tweede strijkkwartet

Michael Gieler: ‘Ik vind het ’t leukste om mezelf uit te dagen, dat is het interessantste in het muziekleven. Het liefst speel ik stukken die ik nog niet ken. Het Tweede strijkkwartet van Arnold Schönberg heb ik nog nooit uitgevoerd. Een zeer uitdagend stuk, technisch en muzikaal moeilijk. Een spanningsboog opbouwen en goed samenspel voor elkaar krijgen valt niet mee. Je hoort een expressionistisch werk met heftige intervallen, het is duister, emotioneel, en de tekst van Stefan George die de sopraan in het derde en vierde deel zingt is schitterend. Veel luisteraars zullen het lastig vinden, ik vond het zelf ook moeilijk, maar het stuk grijpt hoe dan ook enorm aan.

Marleen Asberg, in het dagelijks leven eerste violiste in het orkest, is een fantastisch mens en een heel goede zangeres. Haar vroeg ik voor de ­so­praanpartij in dit Schönberg-­kwartet. Mijn passie is nieuwe muziek en cross-overs, en haar passie is zingen. Ze stopt er zo ongelofelijk veel energie in. Als ze op het podium staat heeft ze een geweldige uitstraling en geniet ze van wat ze doet. Ik vind het menselijke aspect van muziek maken belangrijk. Het gaat om hoe je met elkaar verbonden bent, en hoe je dat via de muziek kunt bereiken. Ik heb een persoonlijke keuze gemaakt, niet alleen in de stukken op het programma, maar ook in de musici.’

Dvořák: Derde strijkkwintet

‘Met de muziek van Antonín Dvořák ben ik opgegroeid. Ik speelde veel strijkkwartet in mijn jeugd, het ‘Amerikaanse’ kwartet, het strijkkwartet ‘Cipressen’. Een van mijn paradestukken toen ik nog viool speelde was de Sonatine. Ik heb dus een stukje persoonlijke nostalgie geprogrammeerd met het Derde strijkkwintet.

Ik ben niet zo’n musicoloog, voor mij is de verbinding tussen de volksmuziek van Andro Biswane en die van Dvořák al een lijntje. Ik zocht naar volksmuziek in het klassieke veld waar ik een band mee heb. Ik wilde bovendien graag een kwintet spelen omdat ik mijn collega-altvioliste Saeko Oguma, die me dierbaar is, bij dit portret wilde betrekken. Zodoende kwam ik uit op het Derde strijkkwintet. Het leuke is ook dat dit niet Dvořáks grootste, beste en bekendste werk is. Ik hou van de rafelranden, niet alleen de highlights. Bij Dvořák gaat het om zang en om dans, al zijn ritmes en melodieën in de symfonieën en de kamermuziek zijn geïnspireerd op volksmuziek. Ik kom van het Oostenrijkse platteland. Volksmuziek en volksdans waren erg aanwezig – destijds te veel voor mij, elk weekend was het raak met een feest of een bruiloft. Het was niet mijn wereld, mijn wereld was vioolspelen, klassieke muziek. Maar of je nu wilt of niet, de volksmuziek wordt een deel van je persoonlijkheid.

Met mijn collega’s Ursula Schoch, Jane Piper en Joris van den Berg heb ik tijdens de coronapandemie veel kwartet gespeeld. We vormen geen vast strijkkwartet, maar we weten hoe we werken en dat we goed op elkaar aansluiten. En: een plus een is niet altijd twee. Ik zal nooit vergeten: ik woonde ooit een masterclass van de pianist Ferenc Rados bij, als luisteraar. Een goede pianist speelde Beethovens Dertigste piano­sonate voor hem. Prima. Maar, en dan? Toen kwam Rados. Hij begon dat stuk te spelen, te zingen, hij improviseerde alles, hij speelde totaal andere noten. Het maakt niet uit of je andere noten speelt, als je de affecten en de retoriek van zo’n stuk maar begrijpt. Ik wist niet wat ik meemaakte. Wat had ik gedaan tot dan toe? Dit was pas het échte muziek maken. Die masterclass is lang geleden, maar als er een snipper van deze les in mijn eigen manier van musiceren is blijven hangen, ben ik al heel blij.’

Michael Gieler, soloaltist in het Concertgebouworkest, stelde een persoonlijk programma samen. Hij houdt van de rafelranden en van ‘het échte muziek maken’, het liefst met collega’s die hem dierbaar zijn.

Biswane: nieuw werk

‘Ik mocht van het orkest een compositieopdracht uitzetten en vond het leuk om een knipoog te maken naar mijn activiteiten in Amsterdam-Zuidoost: de serie Bijlmer Klassiek in het Bijlmer Parktheater, die ik heel lang heb geprogrammeerd en die in 2022 is overgenomen door het orkest.

Andro Biswane is een zeer bijzonder musicus en een charismatisch man. Hij komt uit Suriname, speelt gitaar, zingt, bespeelt verschillende slagwerkinstrumenten. Als je hem op het podium bezig ziet… hij kan in zijn eentje een hele zaal entertainen! Hij doet dingen die wij niet kunnen, zijn ­ritmegevoel is ongelofelijk. Wij Nederlanders zijn toch allemaal houten klazen. Wij dansen niet, wij hebben die ritmes niet in ons lijf.

In Andro’s werk ligt de uitdaging niet op technisch, maar op muzikaal vlak: hoe krijgen we het samenspel met hem voor elkaar, in een lekker ritme, zodat het stuk swingt en sprankelt en niet stijf klinkt? Hij schrijft [de compositie is nog niet af tijdens het interview, red.] voor strijkkwartet en hemzelf. De reden voor deze bezetting, en niet voor strijkkwintet – dat had gekund omdat we ook Dvořáks Derde strijkkwintet spelen, met een extra altviool – is dat het stuk dan gemakkelijker een eigen leven kan krijgen. Je hebt niet altijd een tweede alt bij de hand. Ik vind dat je, als je een opdracht geeft, moet nadenken over de toekomst. Je wilt niet dat een stuk na één keer uitvoeren in de kast belandt. Je weet pas of het goed is, als je het een paar keer gespeeld hebt.’

Andro Biswane over Le nouveau mande: ‘De titel is een combinatie van de talen Frans en Mandinka en betekent ‘Het nieuwe koninkrijk’. Mali was van de twaalfde tot de zeventiende eeuw het grootste koninkrijk van het westelijk halfrond. Koning Mansa Mousa (dertiende eeuw) was een van de rijkste koningen ooit. Timbuktu was het wetenschappelijke en religieuze kenniscentrum. De hofmusici, de griots (of Jelis), zijn de culturele schatbewaarders van het koninkrijk. Ze moeten in de bloedlijn van hofmusici geboren zijn. De Malinese kora-legende Toumani Diabate, met wie ik heb getoerd en een cd heb opgenomen (met Fra Fra Sound), vertelde me dat hij hofmusicus was van de 78ste generatie. Nazaten van deze hofmusici kwamen door de transatlantische mensenhandel in Amerika terecht, waar ze de traditionele hofmuziek omvormden tot onder meer blues. Daaruit ontstonden weer gospel, R&B, jazz en pop, rock en dance.  

De compositie is geïnspireerd op de ritmes en melodieën van de griots en hun instrumenten balafon, kora, ngoni, njarka (eensnarige viool) en blues- en jazzfraseringen, gecombineerd met een westers-klassieke harmonische doorwerking. Ikzelf bespeel de Tamani en Kalebas (basdrum)’.

Schönberg: Tweede strijkkwartet

Michael Gieler: ‘Ik vind het ’t leukste om mezelf uit te dagen, dat is het interessantste in het muziekleven. Het liefst speel ik stukken die ik nog niet ken. Het Tweede strijkkwartet van Arnold Schönberg heb ik nog nooit uitgevoerd. Een zeer uitdagend stuk, technisch en muzikaal moeilijk. Een spanningsboog opbouwen en goed samenspel voor elkaar krijgen valt niet mee. Je hoort een expressionistisch werk met heftige intervallen, het is duister, emotioneel, en de tekst van Stefan George die de sopraan in het derde en vierde deel zingt is schitterend. Veel luisteraars zullen het lastig vinden, ik vond het zelf ook moeilijk, maar het stuk grijpt hoe dan ook enorm aan.

Marleen Asberg, in het dagelijks leven eerste violiste in het orkest, is een fantastisch mens en een heel goede zangeres. Haar vroeg ik voor de ­so­praanpartij in dit Schönberg-­kwartet. Mijn passie is nieuwe muziek en cross-overs, en haar passie is zingen. Ze stopt er zo ongelofelijk veel energie in. Als ze op het podium staat heeft ze een geweldige uitstraling en geniet ze van wat ze doet. Ik vind het menselijke aspect van muziek maken belangrijk. Het gaat om hoe je met elkaar verbonden bent, en hoe je dat via de muziek kunt bereiken. Ik heb een persoonlijke keuze gemaakt, niet alleen in de stukken op het programma, maar ook in de musici.’

Dvořák: Derde strijkkwintet

‘Met de muziek van Antonín Dvořák ben ik opgegroeid. Ik speelde veel strijkkwartet in mijn jeugd, het ‘Amerikaanse’ kwartet, het strijkkwartet ‘Cipressen’. Een van mijn paradestukken toen ik nog viool speelde was de Sonatine. Ik heb dus een stukje persoonlijke nostalgie geprogrammeerd met het Derde strijkkwintet.

Ik ben niet zo’n musicoloog, voor mij is de verbinding tussen de volksmuziek van Andro Biswane en die van Dvořák al een lijntje. Ik zocht naar volksmuziek in het klassieke veld waar ik een band mee heb. Ik wilde bovendien graag een kwintet spelen omdat ik mijn collega-altvioliste Saeko Oguma, die me dierbaar is, bij dit portret wilde betrekken. Zodoende kwam ik uit op het Derde strijkkwintet. Het leuke is ook dat dit niet Dvořáks grootste, beste en bekendste werk is. Ik hou van de rafelranden, niet alleen de highlights. Bij Dvořák gaat het om zang en om dans, al zijn ritmes en melodieën in de symfonieën en de kamermuziek zijn geïnspireerd op volksmuziek. Ik kom van het Oostenrijkse platteland. Volksmuziek en volksdans waren erg aanwezig – destijds te veel voor mij, elk weekend was het raak met een feest of een bruiloft. Het was niet mijn wereld, mijn wereld was vioolspelen, klassieke muziek. Maar of je nu wilt of niet, de volksmuziek wordt een deel van je persoonlijkheid.

Met mijn collega’s Ursula Schoch, Jane Piper en Joris van den Berg heb ik tijdens de coronapandemie veel kwartet gespeeld. We vormen geen vast strijkkwartet, maar we weten hoe we werken en dat we goed op elkaar aansluiten. En: een plus een is niet altijd twee. Ik zal nooit vergeten: ik woonde ooit een masterclass van de pianist Ferenc Rados bij, als luisteraar. Een goede pianist speelde Beethovens Dertigste piano­sonate voor hem. Prima. Maar, en dan? Toen kwam Rados. Hij begon dat stuk te spelen, te zingen, hij improviseerde alles, hij speelde totaal andere noten. Het maakt niet uit of je andere noten speelt, als je de affecten en de retoriek van zo’n stuk maar begrijpt. Ik wist niet wat ik meemaakte. Wat had ik gedaan tot dan toe? Dit was pas het échte muziek maken. Die masterclass is lang geleden, maar als er een snipper van deze les in mijn eigen manier van musiceren is blijven hangen, ben ik al heel blij.’

door Frederike Berntsen