Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Close-up: Orkestleden op het Vriendenpodium

Close-up: Orkestleden op het Vriendenpodium

Kleine Zaal
07 maart 2022
20.15 uur

Print dit programma

Yefim Bronfman, artist in residence

Yefim Bronfman piano

musici van het Concertgebouworkest:
Liviu Prunaru viool
Valentina Svyatlovskaya viool
Vilém Kijonka altviool
Gregor Horsch cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Close-up: Orkestleden op het Vriendenpodium. 

Lees ook: Pianist Yefim Bronfman: ‘Muziek maken is geen beroep, het is een leven op zichzelf’

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Pianokwintet in g kl.t., op. 57 (1940)
Prelude: Lento
Fuga: Adagio
Scherzo: Allegretto
Intermezzo: Lento
Finale: Allegretto

pauze ± 20.50 uur

Johannes Brahms (1833-1897)

Pianokwintet in f kl.t., op. 34 (1862-64)
Allegro non troppo
Andante, un poco adagio
Scherzo: Allegro
Finale. Poco sostenuto – Allegro non troppo – Presto non troppo

einde ± 22.15 uur

Kleine Zaal 07 maart 2022 20.15 uur

Yefim Bronfman, artist in residence

Yefim Bronfman piano

musici van het Concertgebouworkest:
Liviu Prunaru viool
Valentina Svyatlovskaya viool
Vilém Kijonka altviool
Gregor Horsch cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Close-up: Orkestleden op het Vriendenpodium. 

Lees ook: Pianist Yefim Bronfman: ‘Muziek maken is geen beroep, het is een leven op zichzelf’

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Pianokwintet in g kl.t., op. 57 (1940)
Prelude: Lento
Fuga: Adagio
Scherzo: Allegretto
Intermezzo: Lento
Finale: Allegretto

pauze ± 20.50 uur

Johannes Brahms (1833-1897)

Pianokwintet in f kl.t., op. 34 (1862-64)
Allegro non troppo
Andante, un poco adagio
Scherzo: Allegro
Finale. Poco sostenuto – Allegro non troppo – Presto non troppo

einde ± 22.15 uur

Toelichting

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Sjostakovitsj: Pianokwintet

door Liesbeth Houtman

Dmitri Sjostakovitsj schreef bijna al zijn strijkkwartetten met in het achterhoofd een uitvoering door het Beet­hoven Kwartet. De ­nauwe band met dit ensemble dateert van 1938: in dat jaar nam het Beethoven Kwartet, enkele weken na de première door het Glazoenov Kwartet, het Eerste strijkkwartet op zijn repertoire. Blijkbaar had het kwartet aan het instuderen ervan zoveel plezier beleefd, dat primarius Dmitri Tsiganov de componist vroeg om een nieuw strijkkwartet. Dat kwam er voorlopig niet, maar wel beantwoordde Sjostakovitsj de opdracht met een stuk waarin hijzelf met zijn nieuwe vrienden kon optreden: het Pianokwintet in g klein.

‘Weet je waarom ik een pianopartij toevoegde aan dit kwartet?’, vertelde Sjostakovitsj vele jaren later schertsend aan zijn vriend Isaak Glikman. ‘Daarmee gaf ik mijzelf de kans mee te spelen en op concerttournees mee te gaan. Nu konden de Glazoenovs en de Beethovens het niet langer zonder mij stellen – en voor mij was dit een gelegenheid de wereld te zien.’

‘Met de toevoeging van een pianopartij gaf ik mijzelf de kans mee te spelen en op concerttournees mee te gaan’

Het Pianokwintet heeft een heldere en evenwichtige vormgeving. De melodieën zijn in hun eenvoud zo treffend geformuleerd dat zij bij de luisteraar nog lang blijven ‘nazoemen’. De pianopartij is overwegend twee­stemmig gehouden en herinnert aan Bachs schrijfwijze voor het klavier. Ook wat opbouw betreft grijpt Sjostakovitsj terug op barokke en klassieke formules: deel één en twee, en deel vier en vijf verhouden zich tot elkaar als respectievelijk Prelude en Fuga, en ­Intermezzo en Finale. Het middendeel is een bijtend Scherzo, voortgedreven door een stuwende motoriek, dat de pianist Sjostakovitsj op het lijf was geschreven. Zijn spel maakte een onvergetelijke indruk op violist Yakov Milkis, die getuigde: ‘Tijdens het spelen was hij volledig verzonken in zijn eigen wereld. Hij speelde met een speciaal toucher en timbre, en vaak behandelde hij de piano als een slagwerkinstrument. Het komt zelden voor dat een componist het hoge register van de piano gebruikt als een xylofoon met een scherpe percussieklank. Zo speelde hij het Scherzo uit het Pianokwintet. Die bijzondere klank, dat sarcastische, droge staccato zal ik nooit vergeten.’

Het Pianokwintet werd al bij de première, in november 1940, herkend als een meesterwerk. Een half jaar later ontving Sjostakovitsj voor deze compositie de Stalin-prijs, bestaande uit honderdduizend roebel en een gouden medaille met een portret van Stalin. Toch waren er destijds ook kritische geluiden te horen. Sergej Prokofjev bijvoorbeeld beschouwde de gebruikte technieken als hopeloos ouderwets en hekelde de ‘toepassing van Bach-achtige wendingen en andere zaken uit Bachs tijd’. Dergelijke bezwaren hebben voor ons nu nog slechts anekdotische waarde. Vernieuwend of niet, feit is dat er veel valt te genieten in deze kleurrijke muziek, waarin piano en strijkkwartet tot een hechte en effectieve eenheid zijn gesmeed.

Dmitri Sjostakovitsj schreef bijna al zijn strijkkwartetten met in het achterhoofd een uitvoering door het Beet­hoven Kwartet. De ­nauwe band met dit ensemble dateert van 1938: in dat jaar nam het Beethoven Kwartet, enkele weken na de première door het Glazoenov Kwartet, het Eerste strijkkwartet op zijn repertoire. Blijkbaar had het kwartet aan het instuderen ervan zoveel plezier beleefd, dat primarius Dmitri Tsiganov de componist vroeg om een nieuw strijkkwartet. Dat kwam er voorlopig niet, maar wel beantwoordde Sjostakovitsj de opdracht met een stuk waarin hijzelf met zijn nieuwe vrienden kon optreden: het Pianokwintet in g klein.

‘Weet je waarom ik een pianopartij toevoegde aan dit kwartet?’, vertelde Sjostakovitsj vele jaren later schertsend aan zijn vriend Isaak Glikman. ‘Daarmee gaf ik mijzelf de kans mee te spelen en op concerttournees mee te gaan. Nu konden de Glazoenovs en de Beethovens het niet langer zonder mij stellen – en voor mij was dit een gelegenheid de wereld te zien.’

‘Met de toevoeging van een pianopartij gaf ik mijzelf de kans mee te spelen en op concerttournees mee te gaan’

Het Pianokwintet heeft een heldere en evenwichtige vormgeving. De melodieën zijn in hun eenvoud zo treffend geformuleerd dat zij bij de luisteraar nog lang blijven ‘nazoemen’. De pianopartij is overwegend twee­stemmig gehouden en herinnert aan Bachs schrijfwijze voor het klavier. Ook wat opbouw betreft grijpt Sjostakovitsj terug op barokke en klassieke formules: deel één en twee, en deel vier en vijf verhouden zich tot elkaar als respectievelijk Prelude en Fuga, en ­Intermezzo en Finale. Het middendeel is een bijtend Scherzo, voortgedreven door een stuwende motoriek, dat de pianist Sjostakovitsj op het lijf was geschreven. Zijn spel maakte een onvergetelijke indruk op violist Yakov Milkis, die getuigde: ‘Tijdens het spelen was hij volledig verzonken in zijn eigen wereld. Hij speelde met een speciaal toucher en timbre, en vaak behandelde hij de piano als een slagwerkinstrument. Het komt zelden voor dat een componist het hoge register van de piano gebruikt als een xylofoon met een scherpe percussieklank. Zo speelde hij het Scherzo uit het Pianokwintet. Die bijzondere klank, dat sarcastische, droge staccato zal ik nooit vergeten.’

Het Pianokwintet werd al bij de première, in november 1940, herkend als een meesterwerk. Een half jaar later ontving Sjostakovitsj voor deze compositie de Stalin-prijs, bestaande uit honderdduizend roebel en een gouden medaille met een portret van Stalin. Toch waren er destijds ook kritische geluiden te horen. Sergej Prokofjev bijvoorbeeld beschouwde de gebruikte technieken als hopeloos ouderwets en hekelde de ‘toepassing van Bach-achtige wendingen en andere zaken uit Bachs tijd’. Dergelijke bezwaren hebben voor ons nu nog slechts anekdotische waarde. Vernieuwend of niet, feit is dat er veel valt te genieten in deze kleurrijke muziek, waarin piano en strijkkwartet tot een hechte en effectieve eenheid zijn gesmeed.

door Liesbeth Houtman

Johannes Brahms (1833-1897)

Brahms: Pianokwintet

door Liesbeth Houtman

  • Brahms omstreeks 1865

    Brahms omstreeks 1865

  • Brahms omstreeks 1865

    Brahms omstreeks 1865

Waar Johannes Brahms de veertig al was gepasseerd toen hij met zijn Eerste symfonie naar buiten trad, vormt de kamermuziek een rode draad door zijn hele leven. Daarbij was zijn eigen instrument, de piano, favoriet; met de andere instrumenten had hij beduidend meer moeite. Veel van zijn kamermuziekwerken belandden dan ook met meedogenloze zelfkritiek in de prullenbak. Zijn Pianokwintet in f klein stuurde Brahms in 1865 naar de uitgever, maar het stuk onderging een aantal metamorfoses voor het zover was.

In 1863 begon Brahms aan een strijkkwintet in de door Schubert gebruikte bezetting met twee cello’s. Ontevreden over het resultaat besloot hij het kwintet om te werken tot een sonate voor twee piano’s. In die versie ging het stuk in april 1864 in première, waarbij Brahms samenspeelde met Franz Liszts leerling Carl Tausig. De ontvangst was echter zo teleurstellend dat Brahms, aangemoedigd door Clara Schumann, het werk opnieuw terugtrok en nu herschreef als het pianokwintet.

De vele gedaanteverwisselingen hebben hun sporen nagelaten in de partituur. Zo suggereren de slagwerkachtige motieven in het openingsdeel en de stuwende zestienden in het Scherzo de klank van een piano. De tedere en lang uitgesponnen melodie van het Andante roept het Adagio uit Schuberts Strijk­kwintet in C groot, D 956 in herinnering, evenals de smartelijke inleiding tot de Finale. Op sommige momenten is het pianokwintet zo expansief van karakter dat Brahms lijkt te dromen van een nog rijker potentieel aan klankkleur en volume: een ambitie die hij ten slotte in 1876 in zijn Eerste symfonie zou realiseren.

Waar Johannes Brahms de veertig al was gepasseerd toen hij met zijn Eerste symfonie naar buiten trad, vormt de kamermuziek een rode draad door zijn hele leven. Daarbij was zijn eigen instrument, de piano, favoriet; met de andere instrumenten had hij beduidend meer moeite. Veel van zijn kamermuziekwerken belandden dan ook met meedogenloze zelfkritiek in de prullenbak. Zijn Pianokwintet in f klein stuurde Brahms in 1865 naar de uitgever, maar het stuk onderging een aantal metamorfoses voor het zover was.

In 1863 begon Brahms aan een strijkkwintet in de door Schubert gebruikte bezetting met twee cello’s. Ontevreden over het resultaat besloot hij het kwintet om te werken tot een sonate voor twee piano’s. In die versie ging het stuk in april 1864 in première, waarbij Brahms samenspeelde met Franz Liszts leerling Carl Tausig. De ontvangst was echter zo teleurstellend dat Brahms, aangemoedigd door Clara Schumann, het werk opnieuw terugtrok en nu herschreef als het pianokwintet.

De vele gedaanteverwisselingen hebben hun sporen nagelaten in de partituur. Zo suggereren de slagwerkachtige motieven in het openingsdeel en de stuwende zestienden in het Scherzo de klank van een piano. De tedere en lang uitgesponnen melodie van het Andante roept het Adagio uit Schuberts Strijk­kwintet in C groot, D 956 in herinnering, evenals de smartelijke inleiding tot de Finale. Op sommige momenten is het pianokwintet zo expansief van karakter dat Brahms lijkt te dromen van een nog rijker potentieel aan klankkleur en volume: een ambitie die hij ten slotte in 1876 in zijn Eerste symfonie zou realiseren.

door Liesbeth Houtman

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Sjostakovitsj: Pianokwintet

door Liesbeth Houtman

Dmitri Sjostakovitsj schreef bijna al zijn strijkkwartetten met in het achterhoofd een uitvoering door het Beet­hoven Kwartet. De ­nauwe band met dit ensemble dateert van 1938: in dat jaar nam het Beethoven Kwartet, enkele weken na de première door het Glazoenov Kwartet, het Eerste strijkkwartet op zijn repertoire. Blijkbaar had het kwartet aan het instuderen ervan zoveel plezier beleefd, dat primarius Dmitri Tsiganov de componist vroeg om een nieuw strijkkwartet. Dat kwam er voorlopig niet, maar wel beantwoordde Sjostakovitsj de opdracht met een stuk waarin hijzelf met zijn nieuwe vrienden kon optreden: het Pianokwintet in g klein.

‘Weet je waarom ik een pianopartij toevoegde aan dit kwartet?’, vertelde Sjostakovitsj vele jaren later schertsend aan zijn vriend Isaak Glikman. ‘Daarmee gaf ik mijzelf de kans mee te spelen en op concerttournees mee te gaan. Nu konden de Glazoenovs en de Beethovens het niet langer zonder mij stellen – en voor mij was dit een gelegenheid de wereld te zien.’

‘Met de toevoeging van een pianopartij gaf ik mijzelf de kans mee te spelen en op concerttournees mee te gaan’

Het Pianokwintet heeft een heldere en evenwichtige vormgeving. De melodieën zijn in hun eenvoud zo treffend geformuleerd dat zij bij de luisteraar nog lang blijven ‘nazoemen’. De pianopartij is overwegend twee­stemmig gehouden en herinnert aan Bachs schrijfwijze voor het klavier. Ook wat opbouw betreft grijpt Sjostakovitsj terug op barokke en klassieke formules: deel één en twee, en deel vier en vijf verhouden zich tot elkaar als respectievelijk Prelude en Fuga, en ­Intermezzo en Finale. Het middendeel is een bijtend Scherzo, voortgedreven door een stuwende motoriek, dat de pianist Sjostakovitsj op het lijf was geschreven. Zijn spel maakte een onvergetelijke indruk op violist Yakov Milkis, die getuigde: ‘Tijdens het spelen was hij volledig verzonken in zijn eigen wereld. Hij speelde met een speciaal toucher en timbre, en vaak behandelde hij de piano als een slagwerkinstrument. Het komt zelden voor dat een componist het hoge register van de piano gebruikt als een xylofoon met een scherpe percussieklank. Zo speelde hij het Scherzo uit het Pianokwintet. Die bijzondere klank, dat sarcastische, droge staccato zal ik nooit vergeten.’

Het Pianokwintet werd al bij de première, in november 1940, herkend als een meesterwerk. Een half jaar later ontving Sjostakovitsj voor deze compositie de Stalin-prijs, bestaande uit honderdduizend roebel en een gouden medaille met een portret van Stalin. Toch waren er destijds ook kritische geluiden te horen. Sergej Prokofjev bijvoorbeeld beschouwde de gebruikte technieken als hopeloos ouderwets en hekelde de ‘toepassing van Bach-achtige wendingen en andere zaken uit Bachs tijd’. Dergelijke bezwaren hebben voor ons nu nog slechts anekdotische waarde. Vernieuwend of niet, feit is dat er veel valt te genieten in deze kleurrijke muziek, waarin piano en strijkkwartet tot een hechte en effectieve eenheid zijn gesmeed.

Dmitri Sjostakovitsj schreef bijna al zijn strijkkwartetten met in het achterhoofd een uitvoering door het Beet­hoven Kwartet. De ­nauwe band met dit ensemble dateert van 1938: in dat jaar nam het Beethoven Kwartet, enkele weken na de première door het Glazoenov Kwartet, het Eerste strijkkwartet op zijn repertoire. Blijkbaar had het kwartet aan het instuderen ervan zoveel plezier beleefd, dat primarius Dmitri Tsiganov de componist vroeg om een nieuw strijkkwartet. Dat kwam er voorlopig niet, maar wel beantwoordde Sjostakovitsj de opdracht met een stuk waarin hijzelf met zijn nieuwe vrienden kon optreden: het Pianokwintet in g klein.

‘Weet je waarom ik een pianopartij toevoegde aan dit kwartet?’, vertelde Sjostakovitsj vele jaren later schertsend aan zijn vriend Isaak Glikman. ‘Daarmee gaf ik mijzelf de kans mee te spelen en op concerttournees mee te gaan. Nu konden de Glazoenovs en de Beethovens het niet langer zonder mij stellen – en voor mij was dit een gelegenheid de wereld te zien.’

‘Met de toevoeging van een pianopartij gaf ik mijzelf de kans mee te spelen en op concerttournees mee te gaan’

Het Pianokwintet heeft een heldere en evenwichtige vormgeving. De melodieën zijn in hun eenvoud zo treffend geformuleerd dat zij bij de luisteraar nog lang blijven ‘nazoemen’. De pianopartij is overwegend twee­stemmig gehouden en herinnert aan Bachs schrijfwijze voor het klavier. Ook wat opbouw betreft grijpt Sjostakovitsj terug op barokke en klassieke formules: deel één en twee, en deel vier en vijf verhouden zich tot elkaar als respectievelijk Prelude en Fuga, en ­Intermezzo en Finale. Het middendeel is een bijtend Scherzo, voortgedreven door een stuwende motoriek, dat de pianist Sjostakovitsj op het lijf was geschreven. Zijn spel maakte een onvergetelijke indruk op violist Yakov Milkis, die getuigde: ‘Tijdens het spelen was hij volledig verzonken in zijn eigen wereld. Hij speelde met een speciaal toucher en timbre, en vaak behandelde hij de piano als een slagwerkinstrument. Het komt zelden voor dat een componist het hoge register van de piano gebruikt als een xylofoon met een scherpe percussieklank. Zo speelde hij het Scherzo uit het Pianokwintet. Die bijzondere klank, dat sarcastische, droge staccato zal ik nooit vergeten.’

Het Pianokwintet werd al bij de première, in november 1940, herkend als een meesterwerk. Een half jaar later ontving Sjostakovitsj voor deze compositie de Stalin-prijs, bestaande uit honderdduizend roebel en een gouden medaille met een portret van Stalin. Toch waren er destijds ook kritische geluiden te horen. Sergej Prokofjev bijvoorbeeld beschouwde de gebruikte technieken als hopeloos ouderwets en hekelde de ‘toepassing van Bach-achtige wendingen en andere zaken uit Bachs tijd’. Dergelijke bezwaren hebben voor ons nu nog slechts anekdotische waarde. Vernieuwend of niet, feit is dat er veel valt te genieten in deze kleurrijke muziek, waarin piano en strijkkwartet tot een hechte en effectieve eenheid zijn gesmeed.

door Liesbeth Houtman

Johannes Brahms (1833-1897)

Brahms: Pianokwintet

door Liesbeth Houtman

  • Brahms omstreeks 1865

    Brahms omstreeks 1865

  • Brahms omstreeks 1865

    Brahms omstreeks 1865

Waar Johannes Brahms de veertig al was gepasseerd toen hij met zijn Eerste symfonie naar buiten trad, vormt de kamermuziek een rode draad door zijn hele leven. Daarbij was zijn eigen instrument, de piano, favoriet; met de andere instrumenten had hij beduidend meer moeite. Veel van zijn kamermuziekwerken belandden dan ook met meedogenloze zelfkritiek in de prullenbak. Zijn Pianokwintet in f klein stuurde Brahms in 1865 naar de uitgever, maar het stuk onderging een aantal metamorfoses voor het zover was.

In 1863 begon Brahms aan een strijkkwintet in de door Schubert gebruikte bezetting met twee cello’s. Ontevreden over het resultaat besloot hij het kwintet om te werken tot een sonate voor twee piano’s. In die versie ging het stuk in april 1864 in première, waarbij Brahms samenspeelde met Franz Liszts leerling Carl Tausig. De ontvangst was echter zo teleurstellend dat Brahms, aangemoedigd door Clara Schumann, het werk opnieuw terugtrok en nu herschreef als het pianokwintet.

De vele gedaanteverwisselingen hebben hun sporen nagelaten in de partituur. Zo suggereren de slagwerkachtige motieven in het openingsdeel en de stuwende zestienden in het Scherzo de klank van een piano. De tedere en lang uitgesponnen melodie van het Andante roept het Adagio uit Schuberts Strijk­kwintet in C groot, D 956 in herinnering, evenals de smartelijke inleiding tot de Finale. Op sommige momenten is het pianokwintet zo expansief van karakter dat Brahms lijkt te dromen van een nog rijker potentieel aan klankkleur en volume: een ambitie die hij ten slotte in 1876 in zijn Eerste symfonie zou realiseren.

Waar Johannes Brahms de veertig al was gepasseerd toen hij met zijn Eerste symfonie naar buiten trad, vormt de kamermuziek een rode draad door zijn hele leven. Daarbij was zijn eigen instrument, de piano, favoriet; met de andere instrumenten had hij beduidend meer moeite. Veel van zijn kamermuziekwerken belandden dan ook met meedogenloze zelfkritiek in de prullenbak. Zijn Pianokwintet in f klein stuurde Brahms in 1865 naar de uitgever, maar het stuk onderging een aantal metamorfoses voor het zover was.

In 1863 begon Brahms aan een strijkkwintet in de door Schubert gebruikte bezetting met twee cello’s. Ontevreden over het resultaat besloot hij het kwintet om te werken tot een sonate voor twee piano’s. In die versie ging het stuk in april 1864 in première, waarbij Brahms samenspeelde met Franz Liszts leerling Carl Tausig. De ontvangst was echter zo teleurstellend dat Brahms, aangemoedigd door Clara Schumann, het werk opnieuw terugtrok en nu herschreef als het pianokwintet.

De vele gedaanteverwisselingen hebben hun sporen nagelaten in de partituur. Zo suggereren de slagwerkachtige motieven in het openingsdeel en de stuwende zestienden in het Scherzo de klank van een piano. De tedere en lang uitgesponnen melodie van het Andante roept het Adagio uit Schuberts Strijk­kwintet in C groot, D 956 in herinnering, evenals de smartelijke inleiding tot de Finale. Op sommige momenten is het pianokwintet zo expansief van karakter dat Brahms lijkt te dromen van een nog rijker potentieel aan klankkleur en volume: een ambitie die hij ten slotte in 1876 in zijn Eerste symfonie zou realiseren.

door Liesbeth Houtman

Biografie

Yefim Bronfman, piano

Yefim Bronfman werd geboren in Tasjkent (toen in de Sovjet-Unie), en emigreerde in 1973 met zijn ouders naar Israël. Twee jaar later maakte hij zijn internationale debuut met het Orchestre Symphonique de Montréal onder leiding van Zubin Mehta.

Sindsdien bracht zijn rijke carrière hem naar vrijwel alle grote symfonieorkesten. In seizoen 2007/2008 trad Yefim Bronfman als ‘Perspective Artist’ in Carnegie Hall in New York op met zowel het Concertgebouworkest als de Wiener Philharmoniker.

De pianist won Grammy Awards voor zijn opnamen van onder meer Esa-Pekka Salonens Pianoconcert en de drie pianoconcerten van Bartók met de Los Angeles Philharmonic. In het seizoen 2013/14 was hij artist in residence bij de New York Philharmonic.

Bij het Concertgebouworkest is hij een regelmatig terugkerende gast sinds juni 1999. Zo reisde hij in november 2013 in het kader van de wereldtournee naar aanleiding van het 125-jarig bestaan van het orkest mee naar Rusland en Australië. In februari 2014 soleerde hij bij het orkest in het aan hem opgedragen Tweede pianoconcert van Magnus Lindberg, in november 2018 stond Beethovens Vierde pianoconcert op de lessenaar.

Dit seizoen is Yefim Bronfman artist in residence van het Concertgebouworkest.

Liviu Prunaru, viool

Liviu Prunaru studeerde bij Alberto Lysy aan de beroemde Menuhin Music Academy in Gstaad en bij Dorothy DeLay in New York. Sinds het najaar van 2006 is hij concertmeester van het Concertgebouworkest. Tussen 2010 en 2012 was hij bovendien artistiek directeur van de Menuhin Music Academy.

In 1993 won hij de Prijs Eugène Ysaÿe, de publieksprijs én de tweede prijs van het Koningin Elisabeth Concours. Het winnen van de Juilliard Mendelssohn Concours in 1999 leidde tot zijn solodebuut in Lincoln Center in New York met de Juilliard Symphony. Liviu Prunaru trad sindsdien als solist op met het Royal Philharmonic Orchestra en het London Symphony Orchestra en gaf recitals over de hele wereld.

In mei 2008 soleerde hij voor het eerst met het Concertgebouworkest in een uitvoering van Saint-Saëns Derde vioolconcert. In december 2012 was hij de solist in Dvořáks Vioolconcert, en in juni 2014 in Piazzolla's Las cuatro estaciones Porteñas (Vier seizoenen van Buenos Aires). In september 2017 was soleerde hij met het Concertgebouworkest in Caprice Roumain van zijn landgenoot George Enescu. 

Liviu Prunaru bespeelt de 'Paschoud' van Stradivari uit 1694, eigendom van Instituut Gak. Deze stichting heeft de viool aan de Stichting Concertgebouworkest in bruikleen gegeven. In het najaar van 2021 heeft hij bovendien van de Foundation Concertgebouworkest een bijzondere Tourte strijkstok tot zijn beschikking gekregen.

Valentina Svyatlovskaya, viool

Valentina Svyatlovskaya kreeg als vijfjarige haar eerste vioollessen en werd al op haar tiende toegelaten tot het conservatorium van haar geboortestad St. Petersburg. Tijdens haar vervolgopleiding aan de Zwitserse Menuhin Academy kreeg ze les van Alberto Lysy en Liviu Prunaru, concertmeester van het Koninklijk Concertgebouworkest.

Vlak daarna, in oktober 2007, trad ze zelf als eerste violiste toe tot het Koninklijk Concertgebouworkest. Tijdens het Koningin Elisabethconcours van 2012 bereikte Svyatlovskaya de halve finale. Valentina Svyatlovskaya bespeelt een door Andrea Guarneri gebouwde viool uit 1676.

Vilém Kijonka, Altviool

Vilém Kijonka is sinds juni 2013 in dienst van het Concertgebouworkest.

De Tsjechische altviolist studeerde in Praag aan het Conservatorium en de Muziekacademie, en vanaf 2001 aan het Conservatorium van Amsterdam bij Nobuko Imai en Michael Gieler. Ook studeerde hij bij Wolfram Christ aan de Hochschule für Musik in Freiburg.

 

Vilém Kijonka speelde in het Tsjechisch Radio Symfonieorkest, het Suk Kamerorkest, het Radio Symfonie Orkest en Het Nederlands Kamerorkest en was vanaf 2008 eerste soloaltist bij de Radio Kamer Filharmonie. Hij wordt met regelmaat uitgenodigd als gastaanvoerder bij Nederlandse Orkesten en trad op als solist met Het Brabants Orkest en het Suk Kamerorkest.

Vilém Kijonka is een gepassioneerd kamermusicus. Hij was zes jaar lang lid van het Kubelik Kwartet, speelt regelmatig met Camerata Concertgebouworkest en werkte samen met musici als Alina Ibragimova, Alex Kerr, Gordan Nikolic, Liviu Prunaru and Gregor Horsch.

In 2016 maakt hij samen met hoornist Radek Baborak een cd-opname van Mozarts Hoornkwintet, KV 407, die uitkwam op het label Supraphone.

Gregor Horsch, cello

Gregor Horsch werd geboren in Duitsland en opgeleid aan de Musikhochschule van Freiburg bij Christoph Henkel en later aan het Royal Northern College of Music in Manchester bij Ralph Kirshbaum. Sinds hij in 1989 cum laude afstudeerde in Manchester woont Gregor Horsch in Nederland. Na een aantal jaren de cellogroep van het Residentie Orkest in Den Haag aangevoerd te hebben werd hij in 1997 benoemd tot eerste solocellist van het Concertgebouworkest.

 

Als winnaar van de Pierre Fournier Award in London (1988) gaf hij talrijke recitals in Engeland en maakte hij verschillende radio-opnamen voor de BBC. Zo speelde hij in de Londense Wigmore Hall en trad hij op tijdens het eerste Internationale Cello Festival in Manchester en tijdens het Schubert-Britten Festival in de Queen Elizabeth Hall. Gregor Horsch won prijzen bij de Scheveningen International Music Competition (1989) en het Concours Gaspar Cassado in Florence (1990).

Gregor bespeelt sinds 2010 een cello gebouwd door Giovanni Battista Rogeri, voorheen bespeeld door en eigendom van solocellist Jean Decroos. Deze cello werd door de Foundation Concertgebouworkest aangekocht en aan Gregor in bruikleen gegeven.