Christian Thielemann: 'Na een geslaagde Bruckner is men stil'
door Frederike Berntsen 22 mei 2024 22 mei 2024
Bruckner dirigeer je niet zomaar, je moet er in de kleedkamer al voor zorgen dat je in de juiste gemoedstoestand komt. Dirigent Christian Thielemann weet er alles van.
Bruckner is een toverwoord voor Christian Thielemann. De componist ligt hem na aan het hart, bij een gesprek over Anton Bruckner zit hij onmiddellijk op z’n praatstoel.
‘De eerste Bruckner-symfonie die ik live meemaakte was onder leiding van Herbert von Karajan, de Vijfde door de Berliner Philharmoniker. Ik was er ondersteboven van, vooral van het slot. Dat moet in de jaren zeventig geweest zijn. Karajan dirigeerde zeer veel Bruckner, niemand anders deed dat. De hele sfeer greep me aan, de instrumentatie, de kleuren in de muziek. Ik was altijd al gefascineerd door Wagners muziek, en die vind je in zekere zin bij Bruckner terug.’
Ongenadig moment
Bruckner dirigeren begint voor Thielemann al in de kleedkamer, wanneer hij zijn rokkostuum aantrekt. ‘Een Bruckner-voorbereiding vlak voor het concert is wezenlijk anders dan de voorbereiding van een temperamentvol stuk Mozart of Beethoven. Dan kom je op, begroet het orkest, buigt naar de zaal tijdens het applaus, keert je om en begint.
‘Sommige dirigenten zijn juist gefascineerd door ritme en tempo, daar word ik nooit zo door gegrepen.’
Bij Bruckner moet je er in de kleedkamer al voor zorgen dat je in de juiste gemoedstoestand komt. En dan is daar toch het ongenadige moment dat ik op moet, en aan zo’n symfonie moet beginnen. Dat is heel erg moeilijk, een stuk uit het niets laten opbloeien. Als je de sfeer niet vanaf het begin treft, bedrieg je zowel je publiek als Bruckner.’
Heuvelachtig landschap
‘Ik heb altijd meer van langzame dan van snelle delen gehouden. Sommige dirigenten zijn juist gefascineerd door ritme en tempo, daar word ik nooit zo door gegrepen. Het is aardig, hoor, een snel deel Mozart, maar beginnen uit het niets, dat is werelds. Bruckners muziek is als een landschap waarin je heel ver kunt kijken. En altijd heuvelachtig. Bij Bruckner is er, opmerkelijk genoeg, want hoe groots ook, nooit een hoge berg. Hij komt zelf uit een streek die vrij vlak is. Ik heb de omgeving bezocht waar hij vandaan komt, dat is middelgebergte. Het is de omgeving die je ziet als je van Salzburg naar Wenen gaat, een heuvelachtig landschap. De kracht van Bruckner is de langzame ontwikkeling, niet het rappe tempo. Het is hetzelfde als wat je met de zee ervaart als er nauwelijks golven zijn, een oneindige horizon: de kracht die daarvan uitgaat is onmetelijk groot.’
Bruckner is een toverwoord voor Christian Thielemann. De componist ligt hem na aan het hart, bij een gesprek over Anton Bruckner zit hij onmiddellijk op z’n praatstoel.
‘De eerste Bruckner-symfonie die ik live meemaakte was onder leiding van Herbert von Karajan, de Vijfde door de Berliner Philharmoniker. Ik was er ondersteboven van, vooral van het slot. Dat moet in de jaren zeventig geweest zijn. Karajan dirigeerde zeer veel Bruckner, niemand anders deed dat. De hele sfeer greep me aan, de instrumentatie, de kleuren in de muziek. Ik was altijd al gefascineerd door Wagners muziek, en die vind je in zekere zin bij Bruckner terug.’
Ongenadig moment
Bruckner dirigeren begint voor Thielemann al in de kleedkamer, wanneer hij zijn rokkostuum aantrekt. ‘Een Bruckner-voorbereiding vlak voor het concert is wezenlijk anders dan de voorbereiding van een temperamentvol stuk Mozart of Beethoven. Dan kom je op, begroet het orkest, buigt naar de zaal tijdens het applaus, keert je om en begint.
‘Sommige dirigenten zijn juist gefascineerd door ritme en tempo, daar word ik nooit zo door gegrepen.’
Bij Bruckner moet je er in de kleedkamer al voor zorgen dat je in de juiste gemoedstoestand komt. En dan is daar toch het ongenadige moment dat ik op moet, en aan zo’n symfonie moet beginnen. Dat is heel erg moeilijk, een stuk uit het niets laten opbloeien. Als je de sfeer niet vanaf het begin treft, bedrieg je zowel je publiek als Bruckner.’
Heuvelachtig landschap
‘Ik heb altijd meer van langzame dan van snelle delen gehouden. Sommige dirigenten zijn juist gefascineerd door ritme en tempo, daar word ik nooit zo door gegrepen. Het is aardig, hoor, een snel deel Mozart, maar beginnen uit het niets, dat is werelds. Bruckners muziek is als een landschap waarin je heel ver kunt kijken. En altijd heuvelachtig. Bij Bruckner is er, opmerkelijk genoeg, want hoe groots ook, nooit een hoge berg. Hij komt zelf uit een streek die vrij vlak is. Ik heb de omgeving bezocht waar hij vandaan komt, dat is middelgebergte. Het is de omgeving die je ziet als je van Salzburg naar Wenen gaat, een heuvelachtig landschap. De kracht van Bruckner is de langzame ontwikkeling, niet het rappe tempo. Het is hetzelfde als wat je met de zee ervaart als er nauwelijks golven zijn, een oneindige horizon: de kracht die daarvan uitgaat is onmetelijk groot.’
Het uur van de waarheid
Langzame tot zeer langzame tempo’s, een zich traag ontwikkelend verhaal: Christian Thielemann heeft er al heel wat controversiële reacties mee opgeroepen. Hij volgt er zijn eigen pad in. De tempoaanduidingen in de partituur zijn voor hem niet meer dan een aanwijzing, niet per se iets om strikt op te volgen. Het gaat erom de juiste sfeer te treffen. ‘Tempo is geen exacte wetenschap. De balans tussen gevoel en ratio moet ongeveer fiftyfifty zijn. Iedere dag is ook anders. De ene dag eet je je soep graag iets warmer dan de andere. Wat voor weer is het, hoe stap je uit bed? In een langzaam deel komt het aan op het pure meesterschap. Je kunt veel door de vingers zien als toehoorder, maar een langzaam deel is het uur van de waarheid. In die zin is Bruckner een leerschool voor het leven. Als je zo’n lange tijdspanne aankunt, beheers je de grote lijn, het vasthouden van de spanning, het alomvattende verhaal.’
Cadeau
‘Er zijn maar een paar orkesten die deze componist begrijpen, vooral Europese orkesten, zoals het Concertgebouworkest, die voelen deze muzikale taal aan, die lange adem. Als je met een orkest werkt in zijn eigen zaal krijg je veel cadeau. Jullie hebben in Amsterdam een geweldige zaal. De spelers kennen de zaal vele malen beter dan de dirigent die wordt ingevlogen. Ik luister heel goed naar wat ik aangeboden krijg, en van daaruit ga ik verder met de ontwikkeling van de klank bij een bepaald stuk. Hoe ouder ik word, hoe minder ik zeg. Een dirigent moet niet te veel uit willen leggen, maar des te meer met zijn handen laten zien. Het gaat ook om de manier waarop je aanwezig bent. De sfeer die ontstaat door mijn aanwezigheid is heel belangrijk. Bij Bruckner krijg je een religieus gevoel. Je hoeft helemaal niet katholiek of protestant of joods of weet ik wat te zijn, wat zo’n stuk ademt is een hogere macht van het religieuze. Bruckner kan als geen ander sferen oproepen. Na een geslaagde Bruckner-uitvoering is men stil.’
Dit interview dateert van voorjaar 2020, toen de geplande Bruckner-uitvoeringen van het Concertgebouworkest met Christian Thielemann vanwege de pandemie niet konden doorgaan.
Het uur van de waarheid
Langzame tot zeer langzame tempo’s, een zich traag ontwikkelend verhaal: Christian Thielemann heeft er al heel wat controversiële reacties mee opgeroepen. Hij volgt er zijn eigen pad in. De tempoaanduidingen in de partituur zijn voor hem niet meer dan een aanwijzing, niet per se iets om strikt op te volgen. Het gaat erom de juiste sfeer te treffen. ‘Tempo is geen exacte wetenschap. De balans tussen gevoel en ratio moet ongeveer fiftyfifty zijn. Iedere dag is ook anders. De ene dag eet je je soep graag iets warmer dan de andere. Wat voor weer is het, hoe stap je uit bed? In een langzaam deel komt het aan op het pure meesterschap. Je kunt veel door de vingers zien als toehoorder, maar een langzaam deel is het uur van de waarheid. In die zin is Bruckner een leerschool voor het leven. Als je zo’n lange tijdspanne aankunt, beheers je de grote lijn, het vasthouden van de spanning, het alomvattende verhaal.’
Cadeau
‘Er zijn maar een paar orkesten die deze componist begrijpen, vooral Europese orkesten, zoals het Concertgebouworkest, die voelen deze muzikale taal aan, die lange adem. Als je met een orkest werkt in zijn eigen zaal krijg je veel cadeau. Jullie hebben in Amsterdam een geweldige zaal. De spelers kennen de zaal vele malen beter dan de dirigent die wordt ingevlogen. Ik luister heel goed naar wat ik aangeboden krijg, en van daaruit ga ik verder met de ontwikkeling van de klank bij een bepaald stuk. Hoe ouder ik word, hoe minder ik zeg. Een dirigent moet niet te veel uit willen leggen, maar des te meer met zijn handen laten zien. Het gaat ook om de manier waarop je aanwezig bent. De sfeer die ontstaat door mijn aanwezigheid is heel belangrijk. Bij Bruckner krijg je een religieus gevoel. Je hoeft helemaal niet katholiek of protestant of joods of weet ik wat te zijn, wat zo’n stuk ademt is een hogere macht van het religieuze. Bruckner kan als geen ander sferen oproepen. Na een geslaagde Bruckner-uitvoering is men stil.’
Dit interview dateert van voorjaar 2020, toen de geplande Bruckner-uitvoeringen van het Concertgebouworkest met Christian Thielemann vanwege de pandemie niet konden doorgaan.