Cellist Joris van den Berg: ‘Alles wat je nodig hebt, zit op de cello’
door Stella Vrijmoed 20 dec. 2024 20 december 2024
Joris van den Berg speelt acht jaar in het Concertgebouworkest en is sinds 2023 plaatsvervangend solocellist. ‘Ik kan een heleboel redenen verzinnen waarom de cello mooier is dan andere instrumenten.’
Wat als hij een ander instrument uit het orkest zou moeten bespelen? Na lang nadenken zou Joris van den Berg misschien alleen de klarinet kiezen. ‘Mijn ouders zijn allebei klarinettist. Maar toen ik als kind van vijf op voorspeelavonden de cello zag, koos ik die. Want mijn zus speelde al viool en de cello was veel groter en piepte niet zo als die viooltjes.’
Nu, 33 jaar later, kan hij beter beargumenteren waarom de cello zijn favoriete instrument is. ‘In de basis is de klank van de cello diep en rijk. En het bereik is enorm qua hoge en lage tonen. Alles wat je nodig hebt, zit op de cello. Dat maakt musiceren erop ontzettend interessant, want je kunt er zangerige melodieën op spelen, maar ook een ondersteunende rol als bas hebben. In vergelijking met een viool: die kan vooral vrij hoog spelen, heeft een heel ander soort rol. Vioolconcerten zijn supervirtuoos, dat is anders dan de diepte die de cello heeft. Bij celloconcerten ligt de nadruk dan ook meer op zingende melodieën dan op virtuositeit, en dat creëert meer zeggingskracht.’
Echt muziek maken
Sinds 2017 heeft Van den Berg een vaste aanstelling in het Concertgebouworkest. Hij werd in eerste instantie aangenomen als tuttispeler. Daarvoor moest hij auditie doen. Zo’n proefspel is lastig, vindt Van den Berg, omdat je in je eentje speelt. Het is voor de cellogroep moeilijk om dan te bedenken hoe het zou zijn om samen te spelen. ‘Dat weet je pas als diegene echt begint. Dus het is niet de ideale manier om iemand te selecteren. De cellogroep en het orkest zoeken mensen die muzikaal iets kunnen toevoegen. Ik denk dat ik zelf heel geconcentreerd kan spelen en een sterk gevoel heb wat belangrijk is in de muziek, welke lagen en kleuren er zijn.’ Sinds 1 maart 2023 is hij plaatsvervangend solocellist, daarvoor heeft hij een aparte auditie moeten doen.
In de eerste weken had Van den Berg nog weinig orkestervaring, al had hij al wel eerder als remplaçant meegespeeld. ‘Ik speelde tot die tijd vooral kamermuziek. Zo’n groot orkest is een heel andere ervaring, je moet je meer invoegen in het geheel. Ik was vooral bezig me aan te passen aan de groep.’ Al snel leerde hij dat dat niet de manier was: juist dat wat hem uniek maakt, moet hij laten horen. ‘Gecombineerd natuurlijk met luisteren en je aanpassen’, zegt Van den Berg. ‘Soms komen er mensen uit andere orkesten meespelen en vooral bij Duitse orkesten speelt men vooral wat verwacht wordt, de standaard speelmanieren. Dan is alles netjes en goed, maar gebeurt er nooit echt iets bijzonders. Als je écht speelt en muziek maakt, is het ook fijner en makkelijker voor de mensen in je groep. Want dan gaat iedereen zo spelen.’
Wat als hij een ander instrument uit het orkest zou moeten bespelen? Na lang nadenken zou Joris van den Berg misschien alleen de klarinet kiezen. ‘Mijn ouders zijn allebei klarinettist. Maar toen ik als kind van vijf op voorspeelavonden de cello zag, koos ik die. Want mijn zus speelde al viool en de cello was veel groter en piepte niet zo als die viooltjes.’
Nu, 33 jaar later, kan hij beter beargumenteren waarom de cello zijn favoriete instrument is. ‘In de basis is de klank van de cello diep en rijk. En het bereik is enorm qua hoge en lage tonen. Alles wat je nodig hebt, zit op de cello. Dat maakt musiceren erop ontzettend interessant, want je kunt er zangerige melodieën op spelen, maar ook een ondersteunende rol als bas hebben. In vergelijking met een viool: die kan vooral vrij hoog spelen, heeft een heel ander soort rol. Vioolconcerten zijn supervirtuoos, dat is anders dan de diepte die de cello heeft. Bij celloconcerten ligt de nadruk dan ook meer op zingende melodieën dan op virtuositeit, en dat creëert meer zeggingskracht.’
Echt muziek maken
Sinds 2017 heeft Van den Berg een vaste aanstelling in het Concertgebouworkest. Hij werd in eerste instantie aangenomen als tuttispeler. Daarvoor moest hij auditie doen. Zo’n proefspel is lastig, vindt Van den Berg, omdat je in je eentje speelt. Het is voor de cellogroep moeilijk om dan te bedenken hoe het zou zijn om samen te spelen. ‘Dat weet je pas als diegene echt begint. Dus het is niet de ideale manier om iemand te selecteren. De cellogroep en het orkest zoeken mensen die muzikaal iets kunnen toevoegen. Ik denk dat ik zelf heel geconcentreerd kan spelen en een sterk gevoel heb wat belangrijk is in de muziek, welke lagen en kleuren er zijn.’ Sinds 1 maart 2023 is hij plaatsvervangend solocellist, daarvoor heeft hij een aparte auditie moeten doen.
In de eerste weken had Van den Berg nog weinig orkestervaring, al had hij al wel eerder als remplaçant meegespeeld. ‘Ik speelde tot die tijd vooral kamermuziek. Zo’n groot orkest is een heel andere ervaring, je moet je meer invoegen in het geheel. Ik was vooral bezig me aan te passen aan de groep.’ Al snel leerde hij dat dat niet de manier was: juist dat wat hem uniek maakt, moet hij laten horen. ‘Gecombineerd natuurlijk met luisteren en je aanpassen’, zegt Van den Berg. ‘Soms komen er mensen uit andere orkesten meespelen en vooral bij Duitse orkesten speelt men vooral wat verwacht wordt, de standaard speelmanieren. Dan is alles netjes en goed, maar gebeurt er nooit echt iets bijzonders. Als je écht speelt en muziek maakt, is het ook fijner en makkelijker voor de mensen in je groep. Want dan gaat iedereen zo spelen.’
Topweken
De cellogroep van het Concertgebouworkest vindt hij fantastisch. ‘Het is een enorme luxe om met zoveel goeie musici samen te spelen. Tijdens een orkestrepetitie kun je eigenlijk niet veel overleggen. Heel veel dingen komen tot stand als je speelt en luistert naar elkaar, zonder woorden. We zijn met zijn veertienen, maar spelen nooit allemaal tegelijk. Het publiek merkt het misschien niet wanneer onze groep een andere samenstelling heeft, maar voor ons musici is de ervaring afhankelijk van wie er naast je zit. Hoe diegene de muziek voelt, de adem in de frasen, of iemand net iets vroeger of iets later in de timing is.’
‘Er zijn meestal niet zo veel uren in een dag dat ik niet speel of niet met muziek bezig ben.’
Het rooster dat bepaalt met wie je welk concert speelt, wordt voor de start van het seizoen gemaakt door de orkestinspecteur. Musici kunnen hun voorkeuren opgeven. Die van Van den Berg gaat – om een voorbeeld te noemen – niet per se uit naar Bachs Matthäus-Passion. ‘Het is prachtige muziek, maar ik vind het lang, en het is niet waar ons orkest het meest in uitblinkt. Een programma met Händel of Bach is zo anders dan Mahler of Prokofjev. Het vergt een totaal andere manier van samenspelen. Het is goed om allebei te doen, maar als ik mag kiezen ga ik voor het romantische repertoire: elke Mahler-symfonie bijvoorbeeld. Dat zijn geweldige weken.’
Mooie toekomst
Je zou kunnen zeggen dat je als lid van het Concertgebouworkest, een van de beste orkesten ter wereld, al ‘gearriveerd’ bent in de muziekwereld. Maar met alle veranderingen, nieuwe dirigenten, solisten en nieuwe collega’s zijn het werk en de dynamiek nooit echt hetzelfde, zegt Van den Berg. Eind deze maand gaat het orkest met zijn toekomstige chef-dirigent Klaus Mäkelä op tournee naar Spanje. ‘We gaan een mooie periode tegemoet met het orkest’, zegt Van den Berg. ‘Klaus is een waanzinnige musicus en dirigent. Daarvoor moet je zoveel kwaliteiten samenvoegen: je moet de muziek goed begrijpen maar dat ook over kunnen brengen op de orkestleden, je moet ze meenemen in je visie maar ook het vertrouwen geven om vrij te spelen, je moet kunnen spreken met de media. Het is vrij bizar dat Klaus dat allemaal al heeft op zo’n jonge leeftijd. En omdat hij ook nog zelf cellist is, kan hij eigenlijk niet stuk. En hij is echt goed, vorig jaar gaven wij als cellogroep van het Concertgebouworkest met hem samen een concert. Spelen met hem gaat bijna vanzelf, zo natuurlijk voelt het.’
Potje padellen
Van den Berg ziet zijn collega’s uit de cellogroep ook buiten de concerten en repetities om, bijvoorbeeld bij andere concerten. ‘Het is echt een wereld waar je in wordt gezogen. We gaan vaak op tournee met zijn allen, dus je kent elkaar goed. En we spelen padel samen. Er zijn ook collega’s die klimmen. Ik heb wel eens geboulderd, maar ik doe daar toch voorzichtig mee. Ik heb gelukkig nooit een blessure gehad en wil dat graag zo houden.’ Zijn niet-muzikale hobby is wandelen in de bergen. ‘Dat vind ik heerlijk. Even geen cello spelen. Er zijn meestal niet zo veel uren in een dag dat ik niet speel of niet met muziek bezig ben. Ik krijg er wel eens klachten over, van mijn vriendin bijvoorbeeld. Dat het iets te veel over werk gaat. En dat begrijp ik wel, er lijkt soms geen eind aan te komen. Maar dat is wat het zo fijn maakt: je kunt je blijven verdiepen in die stukken. Je kunt altijd verder, het kan altijd mooier, overtuigender. En ja, ik heb er wel eens geen zin in, maar als ik dan toch maar weer begin, word ik weer geïnspireerd door de muziek. Het is een luxe om iets te hebben waar je zoveel mee bezig wilt zijn.’
Topweken
De cellogroep van het Concertgebouworkest vindt hij fantastisch. ‘Het is een enorme luxe om met zoveel goeie musici samen te spelen. Tijdens een orkestrepetitie kun je eigenlijk niet veel overleggen. Heel veel dingen komen tot stand als je speelt en luistert naar elkaar, zonder woorden. We zijn met zijn veertienen, maar spelen nooit allemaal tegelijk. Het publiek merkt het misschien niet wanneer onze groep een andere samenstelling heeft, maar voor ons musici is de ervaring afhankelijk van wie er naast je zit. Hoe diegene de muziek voelt, de adem in de frasen, of iemand net iets vroeger of iets later in de timing is.’
‘Er zijn meestal niet zo veel uren in een dag dat ik niet speel of niet met muziek bezig ben.’
Het rooster dat bepaalt met wie je welk concert speelt, wordt voor de start van het seizoen gemaakt door de orkestinspecteur. Musici kunnen hun voorkeuren opgeven. Die van Van den Berg gaat – om een voorbeeld te noemen – niet per se uit naar Bachs Matthäus-Passion. ‘Het is prachtige muziek, maar ik vind het lang, en het is niet waar ons orkest het meest in uitblinkt. Een programma met Händel of Bach is zo anders dan Mahler of Prokofjev. Het vergt een totaal andere manier van samenspelen. Het is goed om allebei te doen, maar als ik mag kiezen ga ik voor het romantische repertoire: elke Mahler-symfonie bijvoorbeeld. Dat zijn geweldige weken.’
Mooie toekomst
Je zou kunnen zeggen dat je als lid van het Concertgebouworkest, een van de beste orkesten ter wereld, al ‘gearriveerd’ bent in de muziekwereld. Maar met alle veranderingen, nieuwe dirigenten, solisten en nieuwe collega’s zijn het werk en de dynamiek nooit echt hetzelfde, zegt Van den Berg. Eind deze maand gaat het orkest met zijn toekomstige chef-dirigent Klaus Mäkelä op tournee naar Spanje. ‘We gaan een mooie periode tegemoet met het orkest’, zegt Van den Berg. ‘Klaus is een waanzinnige musicus en dirigent. Daarvoor moet je zoveel kwaliteiten samenvoegen: je moet de muziek goed begrijpen maar dat ook over kunnen brengen op de orkestleden, je moet ze meenemen in je visie maar ook het vertrouwen geven om vrij te spelen, je moet kunnen spreken met de media. Het is vrij bizar dat Klaus dat allemaal al heeft op zo’n jonge leeftijd. En omdat hij ook nog zelf cellist is, kan hij eigenlijk niet stuk. En hij is echt goed, vorig jaar gaven wij als cellogroep van het Concertgebouworkest met hem samen een concert. Spelen met hem gaat bijna vanzelf, zo natuurlijk voelt het.’
Potje padellen
Van den Berg ziet zijn collega’s uit de cellogroep ook buiten de concerten en repetities om, bijvoorbeeld bij andere concerten. ‘Het is echt een wereld waar je in wordt gezogen. We gaan vaak op tournee met zijn allen, dus je kent elkaar goed. En we spelen padel samen. Er zijn ook collega’s die klimmen. Ik heb wel eens geboulderd, maar ik doe daar toch voorzichtig mee. Ik heb gelukkig nooit een blessure gehad en wil dat graag zo houden.’ Zijn niet-muzikale hobby is wandelen in de bergen. ‘Dat vind ik heerlijk. Even geen cello spelen. Er zijn meestal niet zo veel uren in een dag dat ik niet speel of niet met muziek bezig ben. Ik krijg er wel eens klachten over, van mijn vriendin bijvoorbeeld. Dat het iets te veel over werk gaat. En dat begrijp ik wel, er lijkt soms geen eind aan te komen. Maar dat is wat het zo fijn maakt: je kunt je blijven verdiepen in die stukken. Je kunt altijd verder, het kan altijd mooier, overtuigender. En ja, ik heb er wel eens geen zin in, maar als ik dan toch maar weer begin, word ik weer geïnspireerd door de muziek. Het is een luxe om iets te hebben waar je zoveel mee bezig wilt zijn.’
De cello van Joris van den Berg
‘Ik speel al vijftien jaar op een Giovanni Grancino uit 1703 uit Milaan van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Deze cello heeft enorm rijke, diepe tonen, vooral op de onderste snaren – echt een celloklank. De mogelijkheden met dit instrument zijn eindeloos. Dat is voor mij wat het een topinstrument maakt: de hoeveelheid verschillende klanken en karakters die zo groot is, dat je eigenlijk altijd wordt uitgedaagd daarnaar te zoeken. Met zo’n instrument hoef je nooit te denken: het zit er gewoon niet in. Helaas kun je moderne instrumenten nog steeds niet altijd vergelijken met de oude. Dat ongrijpbare in de klank, misschien komt dat omdat er al zo lang op wordt gespeeld. Ik laat mijn cello vaak bij de repetitiestudio’s in de thuisbasis van het Concertgebouworkest aan de Gabriël Metsustraat. Dan heb ik thuis even rust. Vroeger was dat anders, dan studeerde ik ook thuis, maar nu doe ik dat meestal alleen in de studio. Het is ook fijner om door Amsterdam te fietsen zonder cello: makkelijker en rustiger. Los van de waarde is het gewoon een heel bijzonder en gevoelig instrument. Je wil niet dat er iets mee gebeurt.’
De cello van Joris van den Berg
‘Ik speel al vijftien jaar op een Giovanni Grancino uit 1703 uit Milaan van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Deze cello heeft enorm rijke, diepe tonen, vooral op de onderste snaren – echt een celloklank. De mogelijkheden met dit instrument zijn eindeloos. Dat is voor mij wat het een topinstrument maakt: de hoeveelheid verschillende klanken en karakters die zo groot is, dat je eigenlijk altijd wordt uitgedaagd daarnaar te zoeken. Met zo’n instrument hoef je nooit te denken: het zit er gewoon niet in. Helaas kun je moderne instrumenten nog steeds niet altijd vergelijken met de oude. Dat ongrijpbare in de klank, misschien komt dat omdat er al zo lang op wordt gespeeld. Ik laat mijn cello vaak bij de repetitiestudio’s in de thuisbasis van het Concertgebouworkest aan de Gabriël Metsustraat. Dan heb ik thuis even rust. Vroeger was dat anders, dan studeerde ik ook thuis, maar nu doe ik dat meestal alleen in de studio. Het is ook fijner om door Amsterdam te fietsen zonder cello: makkelijker en rustiger. Los van de waarde is het gewoon een heel bijzonder en gevoelig instrument. Je wil niet dat er iets mee gebeurt.’