Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Cecilia Bartoli: ‘Als musicus probeer ik jullie oren en ziel opnieuw te stemmen’

door Joost Galema
25 okt. 2024 25 oktober 2024

Cecilia Bartoli kruipt in de huid van de oermusicus Orpheus in Glucks opera Orfeo ed Euridice. In deze ‘raadselachtige driehoek van leven, liefde en dood’ laat Orpheus volgens de mezzosopraan zien wat hierin de kracht van kunst kan zijn. ‘Je kunt jezelf geen ware musicus noemen zonder de bronnen van het bestaan te onderzoeken, de reden waarom we hier zijn.’

  • Cecilia Bartoli

    Foto: Fabrice Demessence

    Cecilia Bartoli

    Foto: Fabrice Demessence

  • Cecilia Bartoli

    Foto: Fabrice Demessence

    Cecilia Bartoli

    Foto: Fabrice Demessence

De mythe over Orpheus en Eurydice kan verschillende gezichtspunten oproepen. Wie is de oermusicus die het noodlot tart en zich weigert neer te leggen bij de vroege dood van zijn vrouw? Is Orpheus het symbool van de liefde die alles overstijgt of laat hij de wereld – die hem nodig heeft – in de steek om zijn eigen verlangen na te jagen? Cecilia Bartoli weet er alles van. De Italiaanse mezzosopraan kent het verhaal van twee kanten. Bijna dertig jaar geleden kroop ze al in de huid van de jong stervende Eurydice. Sinds vorig jaar vertolkt ze ook de door de dood bestolen Orpheus, die de onderwereld binnendringt om zijn geliefde terug te halen.

In de ontstaanstijd van het operagenre, rond 1600, lieten veel componisten zich inspireren door de mythe over de man die met lier en stem goden, mensen, dieren en zelfs stenen kon vermurwen. En ook daarna blijft Orpheus met regelmaat in de kunst opduiken. ‘Orpheus’, vindt Bartoli, ‘is een van de meest iconische karakters in de opera. Als symbool van muziek en zang vormt hij de belichaming van het genre. Maar dat niet alleen: zijn figuur verbindt ons ook met een Oudheid waarin muziek en theater geen vermaak waren, maar religieuze rituelen. Zijn verhaal kent diepe spirituele lagen.’

Maar dat is in Bartoli’s ogen niet de enige reden waarom componisten zich door de eeuwen heen tot deze mythe aangetrokken voelen. ‘Ik denk dat het voor hen ook een uitdaging is om een stuk te schrijven over een wonderbaarlijke zanger. Dat begint al met het probleem hoe je het verschil laat horen tussen het spreken en het zingen van Orpheus, aangezien er in opera voortdurend gezongen wordt. En hoe kun je het publiek laten geloven in zijn hemelse klanken, die de woeste beesten in het bos en de furiën in de hel konden kalmeren? Componisten geven zichzelf de zware opdracht om de mooiste noten van hun leven te schrijven. Ze moeten hun toehoorders een nieuwe toonwereld laten ontdekken, iets wat zij nooit eerder hebben gehoord.’

Held of antiheld?

Behalve zangeres is Bartoli artistiek leider van de Salzburger Pfingstfestspiele, waar ze vorig jaar in drie dagen evenzoveel verschillende operaversies van de Griekse mythe programmeerde: Monteverdi’s L’Orfeo, Haydns L’anima del filosofo en Glucks Orfeo ed ­Euridice. Met die laatste toert Bartoli nu door Europa. Daarbij doet ze ook Het ­Concertgebouw aan.

We kiezen voor een alternatief slot. Ik kan er niets over zeggen, je moet het in de concertzaal ervaren’

De vergelijking tussen Monteverdi, Haydn en Gluck boeit haar vooral omdat Orpheus nogal van kleur verschiet bij die componisten. ‘Haydn houdt zich aan het verhaal zoals de Romeinse dichter Ovidius het optekende in zijn beroemde boek Metamorfosen. Hierin wordt Orpheus ten slotte verscheurd door een groep woedende Mainaden, volgelingen van Dionysos, god van de wijn en het plezier. Met zijn gezang heeft Orpheus de goden tot menselijk medelijden bewogen. Hij waagde zich in het dodenrijk op zoek naar zijn gestorven geliefde Eurydice. En de goden lieten haar vrij. Hij mocht haar meenemen naar het leven zolang hij onderweg naar boven niet naar haar zou omkijken. Het lukt hem niet zich aan die voorwaarde te houden, dus verliest hij zijn geliefde een tweede keer. En nu voorgoed. Daarna sluit Orpheus zich verbitterd op in zijn verdriet en wil niets meer van vrouwen weten. De Mainaden haten en doden hem erom. Ovidius en Haydn schilderen Orpheus af als antiheld, het toonbeeld van hybris, de menselijke hoogmoed waar het zo vaak om gaat in Griekse mythen. Hij denkt noodlot en dood te kunnen overwinnen. Door zijn muzikale talent weet hij beide krachten en de goden te verleiden, maar op de drempel van de overwinning laten ze hem struikelen.’

De andere twee opera’s ­daarentegen wijken af van de oorspronkelijke mythe. In Monteverdi’s tijd was opera doorgaans onderdeel van adellijke feesten – meestal bruiloften – wat betekende dat een happy end vereist was. De afloop bij Ovidius was daarom uit den boze. ‘Bij Monteverdi geeft Apollo, de god van poëzie en muziek, Orpheus een plek in de hemel tussen de sterren. En bij Gluck krijgt hij Euryidice zelfs alsnog terug. Daar is hij de held die toont wat het betekent om tot het einde lief te hebben. Vanwege dramaturgische redenen kiezen wij voor een alternatief slot bij Gluck. Daarover kan ik niets zeggen: dit einde moet je in de concertzaal aan den lijve ervaren.’

De mythe over Orpheus en Eurydice kan verschillende gezichtspunten oproepen. Wie is de oermusicus die het noodlot tart en zich weigert neer te leggen bij de vroege dood van zijn vrouw? Is Orpheus het symbool van de liefde die alles overstijgt of laat hij de wereld – die hem nodig heeft – in de steek om zijn eigen verlangen na te jagen? Cecilia Bartoli weet er alles van. De Italiaanse mezzosopraan kent het verhaal van twee kanten. Bijna dertig jaar geleden kroop ze al in de huid van de jong stervende Eurydice. Sinds vorig jaar vertolkt ze ook de door de dood bestolen Orpheus, die de onderwereld binnendringt om zijn geliefde terug te halen.

In de ontstaanstijd van het operagenre, rond 1600, lieten veel componisten zich inspireren door de mythe over de man die met lier en stem goden, mensen, dieren en zelfs stenen kon vermurwen. En ook daarna blijft Orpheus met regelmaat in de kunst opduiken. ‘Orpheus’, vindt Bartoli, ‘is een van de meest iconische karakters in de opera. Als symbool van muziek en zang vormt hij de belichaming van het genre. Maar dat niet alleen: zijn figuur verbindt ons ook met een Oudheid waarin muziek en theater geen vermaak waren, maar religieuze rituelen. Zijn verhaal kent diepe spirituele lagen.’

Maar dat is in Bartoli’s ogen niet de enige reden waarom componisten zich door de eeuwen heen tot deze mythe aangetrokken voelen. ‘Ik denk dat het voor hen ook een uitdaging is om een stuk te schrijven over een wonderbaarlijke zanger. Dat begint al met het probleem hoe je het verschil laat horen tussen het spreken en het zingen van Orpheus, aangezien er in opera voortdurend gezongen wordt. En hoe kun je het publiek laten geloven in zijn hemelse klanken, die de woeste beesten in het bos en de furiën in de hel konden kalmeren? Componisten geven zichzelf de zware opdracht om de mooiste noten van hun leven te schrijven. Ze moeten hun toehoorders een nieuwe toonwereld laten ontdekken, iets wat zij nooit eerder hebben gehoord.’

Held of antiheld?

Behalve zangeres is Bartoli artistiek leider van de Salzburger Pfingstfestspiele, waar ze vorig jaar in drie dagen evenzoveel verschillende operaversies van de Griekse mythe programmeerde: Monteverdi’s L’Orfeo, Haydns L’anima del filosofo en Glucks Orfeo ed ­Euridice. Met die laatste toert Bartoli nu door Europa. Daarbij doet ze ook Het ­Concertgebouw aan.

We kiezen voor een alternatief slot. Ik kan er niets over zeggen, je moet het in de concertzaal ervaren’

De vergelijking tussen Monteverdi, Haydn en Gluck boeit haar vooral omdat Orpheus nogal van kleur verschiet bij die componisten. ‘Haydn houdt zich aan het verhaal zoals de Romeinse dichter Ovidius het optekende in zijn beroemde boek Metamorfosen. Hierin wordt Orpheus ten slotte verscheurd door een groep woedende Mainaden, volgelingen van Dionysos, god van de wijn en het plezier. Met zijn gezang heeft Orpheus de goden tot menselijk medelijden bewogen. Hij waagde zich in het dodenrijk op zoek naar zijn gestorven geliefde Eurydice. En de goden lieten haar vrij. Hij mocht haar meenemen naar het leven zolang hij onderweg naar boven niet naar haar zou omkijken. Het lukt hem niet zich aan die voorwaarde te houden, dus verliest hij zijn geliefde een tweede keer. En nu voorgoed. Daarna sluit Orpheus zich verbitterd op in zijn verdriet en wil niets meer van vrouwen weten. De Mainaden haten en doden hem erom. Ovidius en Haydn schilderen Orpheus af als antiheld, het toonbeeld van hybris, de menselijke hoogmoed waar het zo vaak om gaat in Griekse mythen. Hij denkt noodlot en dood te kunnen overwinnen. Door zijn muzikale talent weet hij beide krachten en de goden te verleiden, maar op de drempel van de overwinning laten ze hem struikelen.’

De andere twee opera’s ­daarentegen wijken af van de oorspronkelijke mythe. In Monteverdi’s tijd was opera doorgaans onderdeel van adellijke feesten – meestal bruiloften – wat betekende dat een happy end vereist was. De afloop bij Ovidius was daarom uit den boze. ‘Bij Monteverdi geeft Apollo, de god van poëzie en muziek, Orpheus een plek in de hemel tussen de sterren. En bij Gluck krijgt hij Euryidice zelfs alsnog terug. Daar is hij de held die toont wat het betekent om tot het einde lief te hebben. Vanwege dramaturgische redenen kiezen wij voor een alternatief slot bij Gluck. Daarover kan ik niets zeggen: dit einde moet je in de concertzaal aan den lijve ervaren.’

  • Cecilia Bartoli

    Foto: Fabrice Demessence

    Cecilia Bartoli

    Foto: Fabrice Demessence

  • Cecilia Bartoli

    Foto: Uli Weber

    Cecilia Bartoli

    Foto: Uli Weber

  • Cecilia Bartoli

    Foto: Fabrice Demessence

    Cecilia Bartoli

    Foto: Fabrice Demessence

  • Cecilia Bartoli

    Foto: Uli Weber

    Cecilia Bartoli

    Foto: Uli Weber

De kracht van het drama

Glucks Orfeo ed Euridice brak met de traditie. De componist veroverde de opera terug op de zangers, die zichzelf steeds meer in het middelpunt waren gaan plaatsen, en zo het genre degradeerden tot een circusact waarin stemacrobaten de boven­toon voerden. De diva’s heersten. Het leidde tot kofferaria’s, succesnummers die ze overal mee naar toe namen en lieten toevoegen aan nieuwe opera’s. De componisten waren hun voetvegen.

‘Mijn loopbaan overtreft alle dromen uit mijn jonge jaren’

Gluck rekende af met die praktijk. Hij maakte zoals in de Oudheid het drama de drijvende kracht. ‘Zijn Orfeo ed Euridice ontroert ons nog altijd, omdat het stuk tot de kern doordringt’, zegt Bartoli. ‘Geen uitgesponnen aria’s met overbodige versieringen, alleen de kracht van het verhaal en de handeling. De zangers – althans, dat is mijn ervaring – zijn eerder acteurs die de teksten van dichter Ranieri de’ Calzabigi reciteren. En alle muzikale nuances van de vertolking worden vervolgens bepaald door Glucks muziek, niet door mijn persoonlijke opvatting van wat de woorden betekenen. De sfeer, de kleur, het spel van het vasthouden en loslaten, de spanningsboog, alles ligt in de partituur besloten. Die paar prachtige aria’s van Gluck bestaan omdat ze dramaturgisch zinvol zijn. Orkest en koor zijn hier even belangrijk als de solisten. Ik ontleen veel inspiratie voor mijn Orpheus aan het luisteren naar wat zij doen.’

Bruiloft in Parma

Voor haar huidige tournee gebruikt Bartoli de zogenaamde Parma-versie van Orfeo ed Euridice, die plaatsvond zeven jaar na de Weense première. ‘Gluck kortte zijn opera in tot L’atto di Orfeo, een eenakter in een groot theaterspektakel, Het feest van Apollo, ter ere van het huwelijk tussen hertog Ferdinand I van Parma en de Oostenrijkse aartshertogin Maria Amalia’, vertelt Bartoli. ‘Ondanks de blijde gebeurtenis van een trouwerij behield het verhaal zijn hartverscheurende en rauwe karakter. En je ervaart het hier in één ademtocht die je op de punt van de stoel houdt. Daarom zingen we de opera ook zonder pauze, zoals in 1769 in Parma. ­Behalve dat we het slot hebben aangepast, nemen we ook de vrijheid om twee instrumentale hits uit de latere Parijse versie in te voegen: de dans van de furiën en de fluitsolo van de hemelse velden. Je kunt, vind ik, Glucks Orfeo ed Euridice niet spelen zonder die stukken.’

Deze eigenzinnigheid is al zo’n drie ­decennia het handelsmerk van Bartoli. In de jaren negentig van de vorige eeuw koos ze ervoor – tegen alle adviezen in – om zich te richten op onbekend repertoire uit de Barok. Ze veroverde er de wereld mee. ‘Ik kijk met verwondering terug’, zegt ze. ‘En ook met trots en voldoening, want mijn loopbaan overtreft alle dromen uit mijn jonge jaren. Het was en is een ongelooflijke reis door veelal onontdekte gebieden. Ik ben ook dankbaar dat ik twaalf jaar geleden een kans kreeg als artistiek leider van het pinksterfestival van de Salzburger Festspiele en sinds vorig seizoen ook directeur ben van het operahuis van Monte Carlo. Want die beide instituten stellen me in staat om nieuwe ideeën te ontwikkelen, en tegelijkertijd mijn grootste hartstocht te blijven koesteren: zelf muziek maken.’

 ‘Een goede wisselwerking tussen klank en stilte blijft het fundament voor de momenten van ontroering, diepgang en magie in muziek.’

Acht jaar geleden stichtte Bartoli met hulp van de Opéra de Monte-Carlo het orkest Les Musiciens du Prince – Monaco, waarmee ze de laatste jaren al haar tournees doet. Het is een barokensemble dat ze op haar eigen artistieke verlangens kon afstemmen. ‘Ik wilde een grenzeloze wereld van kleuren scheppen, zodat we konden zoeken naar de meest verfijnde klanken en sprekende stiltes om die te laten contrasteren met rauw drama. Met de orkestmusici, dirigent Gianluca Capuano en het koor Il Canto di Orfeo deel ik eenzelfde hartstocht en obsessie. We wagen ons in allerlei werelden, van Renaissance tot Romantiek. Er valt nog genoeg te ontdekken, maar we kunnen altijd terugvallen op onze gezamenlijke ervaringen van de afgelopen jaren: een vruchtbare grond waarop we verder kunnen groeien.’

Kracht van stilte

En die groei geldt niet alleen de muziek, vindt Bartoli. ‘Een meesterwerk zoals Orfeo ed Euridice roept existen­tië­le vragen op. Het gaat over de raadselachtige driehoek van leven, liefde en dood, die ons bestaan beheerst. En Orpheus laat zien wat hierin de kracht van kunst kan zijn. Je kunt jezelf geen ware musicus noemen zonder de bronnen van het bestaan te onderzoeken, de reden waarom we hier zijn. Want dat ligt aan de basis van de vraag wat we het publiek willen vertellen. De moderne wereld kent een nooit aflatende lawaaivervuiling en een krankzinnig tempo. Zij verstikken de gevoelens die in ons innerlijk leven, die ons nabij zijn en toefluisteren. Wij musici proberen jullie oren en ziel opnieuw te stemmen om weer verbinding te maken met wat waardevol is, maar nu bedekt wordt met nutteloze lagen rommel.’Stilte speelt in dat proces een wezenlijke rol. ‘Zij is cruciaal in de muziek. En wanneer wij het goed doen, zullen jullie veel verstilling ervaren in Orfeo ed Euridice. Een goede wisselwerking tussen klank en stilte blijft het fundament voor de momenten van ontroering, diepgang en magie in muziek.’

Bartoli bij ons

Op 12 mei 1996 debuteerde Cecilia Bartoli in de Grote Zaal, al was ze oorspronkelijk in de Kleine Zaal geboekt. Ze bracht Italiaanse ‘arie antiche’ mee – haar vroegste ‘hits’ – en na de pauze volgden Viardot, Delibes, Bellini en Rossini. Dit programma van de nog nét geen dertigjarige zangeres was achteraf gezien een blauwdruk voor haar verdere carrière, waarin Barok en belcanto de hoofdrol zouden spelen. Al op 2 december 1996 keerde ze terug, met Vivaldi, Ravel en Rossini.

Min of meer jaarlijks stond de mezzo­sopraan sindsdien in de Grote Zaal, ze groeide uit tot publiekslieveling, in december 2000 debuteerde ze met Haydn, Mozart en Rossini bij het Concertgebouworkest. Bij haar ­veertiende optreden in de Eigen Programmering besloot Het Concertgebouw tot de instelling van de Concertgebouw Prijs, die zij als eerste in 2004 kreeg toegekend: ‘Ik ben blij dat Het Concertgebouw het risico heeft genomen om mij al te engageren toen ik nog zo jong was. […] Als Italiaanse heb ik een sterk familiegevoel en ik zie Het Concertgebouw op een bepaalde manier ook als familie.’

Haar laatste Preludium-interview gaf Cecilia Bartoli voor haar 25ste optreden, op 15 februari 2017 in de titelrol van La Cenerentola van Rossini. Frederike Berntsen tekende toen op: ‘De akoestische mogelijkheden zijn ongekend, en met publiek klinkt de zaal op zijn mooist. Een noot pianissimo beginnen, een crescendo opbouwen en daarna terug naar het niets: klinkt logisch, nietwaar? Maar het kan bijna nergens. […] Je vliegt hier met je stem.’

 

De kracht van het drama

Glucks Orfeo ed Euridice brak met de traditie. De componist veroverde de opera terug op de zangers, die zichzelf steeds meer in het middelpunt waren gaan plaatsen, en zo het genre degradeerden tot een circusact waarin stemacrobaten de boven­toon voerden. De diva’s heersten. Het leidde tot kofferaria’s, succesnummers die ze overal mee naar toe namen en lieten toevoegen aan nieuwe opera’s. De componisten waren hun voetvegen.

‘Mijn loopbaan overtreft alle dromen uit mijn jonge jaren’

Gluck rekende af met die praktijk. Hij maakte zoals in de Oudheid het drama de drijvende kracht. ‘Zijn Orfeo ed Euridice ontroert ons nog altijd, omdat het stuk tot de kern doordringt’, zegt Bartoli. ‘Geen uitgesponnen aria’s met overbodige versieringen, alleen de kracht van het verhaal en de handeling. De zangers – althans, dat is mijn ervaring – zijn eerder acteurs die de teksten van dichter Ranieri de’ Calzabigi reciteren. En alle muzikale nuances van de vertolking worden vervolgens bepaald door Glucks muziek, niet door mijn persoonlijke opvatting van wat de woorden betekenen. De sfeer, de kleur, het spel van het vasthouden en loslaten, de spanningsboog, alles ligt in de partituur besloten. Die paar prachtige aria’s van Gluck bestaan omdat ze dramaturgisch zinvol zijn. Orkest en koor zijn hier even belangrijk als de solisten. Ik ontleen veel inspiratie voor mijn Orpheus aan het luisteren naar wat zij doen.’

Bruiloft in Parma

Voor haar huidige tournee gebruikt Bartoli de zogenaamde Parma-versie van Orfeo ed Euridice, die plaatsvond zeven jaar na de Weense première. ‘Gluck kortte zijn opera in tot L’atto di Orfeo, een eenakter in een groot theaterspektakel, Het feest van Apollo, ter ere van het huwelijk tussen hertog Ferdinand I van Parma en de Oostenrijkse aartshertogin Maria Amalia’, vertelt Bartoli. ‘Ondanks de blijde gebeurtenis van een trouwerij behield het verhaal zijn hartverscheurende en rauwe karakter. En je ervaart het hier in één ademtocht die je op de punt van de stoel houdt. Daarom zingen we de opera ook zonder pauze, zoals in 1769 in Parma. ­Behalve dat we het slot hebben aangepast, nemen we ook de vrijheid om twee instrumentale hits uit de latere Parijse versie in te voegen: de dans van de furiën en de fluitsolo van de hemelse velden. Je kunt, vind ik, Glucks Orfeo ed Euridice niet spelen zonder die stukken.’

Deze eigenzinnigheid is al zo’n drie ­decennia het handelsmerk van Bartoli. In de jaren negentig van de vorige eeuw koos ze ervoor – tegen alle adviezen in – om zich te richten op onbekend repertoire uit de Barok. Ze veroverde er de wereld mee. ‘Ik kijk met verwondering terug’, zegt ze. ‘En ook met trots en voldoening, want mijn loopbaan overtreft alle dromen uit mijn jonge jaren. Het was en is een ongelooflijke reis door veelal onontdekte gebieden. Ik ben ook dankbaar dat ik twaalf jaar geleden een kans kreeg als artistiek leider van het pinksterfestival van de Salzburger Festspiele en sinds vorig seizoen ook directeur ben van het operahuis van Monte Carlo. Want die beide instituten stellen me in staat om nieuwe ideeën te ontwikkelen, en tegelijkertijd mijn grootste hartstocht te blijven koesteren: zelf muziek maken.’

 ‘Een goede wisselwerking tussen klank en stilte blijft het fundament voor de momenten van ontroering, diepgang en magie in muziek.’

Acht jaar geleden stichtte Bartoli met hulp van de Opéra de Monte-Carlo het orkest Les Musiciens du Prince – Monaco, waarmee ze de laatste jaren al haar tournees doet. Het is een barokensemble dat ze op haar eigen artistieke verlangens kon afstemmen. ‘Ik wilde een grenzeloze wereld van kleuren scheppen, zodat we konden zoeken naar de meest verfijnde klanken en sprekende stiltes om die te laten contrasteren met rauw drama. Met de orkestmusici, dirigent Gianluca Capuano en het koor Il Canto di Orfeo deel ik eenzelfde hartstocht en obsessie. We wagen ons in allerlei werelden, van Renaissance tot Romantiek. Er valt nog genoeg te ontdekken, maar we kunnen altijd terugvallen op onze gezamenlijke ervaringen van de afgelopen jaren: een vruchtbare grond waarop we verder kunnen groeien.’

Kracht van stilte

En die groei geldt niet alleen de muziek, vindt Bartoli. ‘Een meesterwerk zoals Orfeo ed Euridice roept existen­tië­le vragen op. Het gaat over de raadselachtige driehoek van leven, liefde en dood, die ons bestaan beheerst. En Orpheus laat zien wat hierin de kracht van kunst kan zijn. Je kunt jezelf geen ware musicus noemen zonder de bronnen van het bestaan te onderzoeken, de reden waarom we hier zijn. Want dat ligt aan de basis van de vraag wat we het publiek willen vertellen. De moderne wereld kent een nooit aflatende lawaaivervuiling en een krankzinnig tempo. Zij verstikken de gevoelens die in ons innerlijk leven, die ons nabij zijn en toefluisteren. Wij musici proberen jullie oren en ziel opnieuw te stemmen om weer verbinding te maken met wat waardevol is, maar nu bedekt wordt met nutteloze lagen rommel.’Stilte speelt in dat proces een wezenlijke rol. ‘Zij is cruciaal in de muziek. En wanneer wij het goed doen, zullen jullie veel verstilling ervaren in Orfeo ed Euridice. Een goede wisselwerking tussen klank en stilte blijft het fundament voor de momenten van ontroering, diepgang en magie in muziek.’

Bartoli bij ons

Op 12 mei 1996 debuteerde Cecilia Bartoli in de Grote Zaal, al was ze oorspronkelijk in de Kleine Zaal geboekt. Ze bracht Italiaanse ‘arie antiche’ mee – haar vroegste ‘hits’ – en na de pauze volgden Viardot, Delibes, Bellini en Rossini. Dit programma van de nog nét geen dertigjarige zangeres was achteraf gezien een blauwdruk voor haar verdere carrière, waarin Barok en belcanto de hoofdrol zouden spelen. Al op 2 december 1996 keerde ze terug, met Vivaldi, Ravel en Rossini.

Min of meer jaarlijks stond de mezzo­sopraan sindsdien in de Grote Zaal, ze groeide uit tot publiekslieveling, in december 2000 debuteerde ze met Haydn, Mozart en Rossini bij het Concertgebouworkest. Bij haar ­veertiende optreden in de Eigen Programmering besloot Het Concertgebouw tot de instelling van de Concertgebouw Prijs, die zij als eerste in 2004 kreeg toegekend: ‘Ik ben blij dat Het Concertgebouw het risico heeft genomen om mij al te engageren toen ik nog zo jong was. […] Als Italiaanse heb ik een sterk familiegevoel en ik zie Het Concertgebouw op een bepaalde manier ook als familie.’

Haar laatste Preludium-interview gaf Cecilia Bartoli voor haar 25ste optreden, op 15 februari 2017 in de titelrol van La Cenerentola van Rossini. Frederike Berntsen tekende toen op: ‘De akoestische mogelijkheden zijn ongekend, en met publiek klinkt de zaal op zijn mooist. Een noot pianissimo beginnen, een crescendo opbouwen en daarna terug naar het niets: klinkt logisch, nietwaar? Maar het kan bijna nergens. […] Je vliegt hier met je stem.’

 

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.