Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Wie is Béla Bartók?

Béla Bartók

componist

Béla Bartók was een Hongaarse componist en ethnomusicoloog. Hij is bekend vanwege zijn invloeden uit traditionele Hongaarse plattelandsmuziek.

Jeugd en opleiding

Béla Viktor János Bartók werd op 25 maart 1881 geboren in het Hongaarse stadje Nagyszentmiklós, dat tegenwoordig onder de naam Sânnicolau Mare in Roemenïe ligt. Van zijn moeder Paula kreeg hij vanaf zijn vijfde pianoles. Bartók bleek een wonderkindje: tegen zijn tiende levensjaar was hij al een actief componist.

In 1899 besloot Bartók te studeren aan de Muziekacademie te Boedapest. Dit was ongebruikelijk; getalenteerde jonge Hongaren gingen meestal liever naar Wenen.

In deze tijd zag Bartók zichzelf meer als pianist dan componist. Dit veranderde in 1902, toen hij een uitvoering van Richard Strauss’ symfonische gedicht Also sprach Zarathustra bijwoonde.

Een jaar later componeerde Bartók zijn eigen programmatische muziek: Kossuth was gebaseerd op het leven van een Hongaarse verzetsheld die in 1848-49 vocht voor onafhankelijkheid. Om het werk nog Hongaarser te maken: Franz Liszt, de enige internationaal bekende Hongaarse componist indertijd, was een grote invloed.

Veldwerk

Bartók vond het belangrijk dat Hongarije een eigen, nationale muzikale stijl zou ontwikkelen. In eerste instantie dacht hij zijn heil te moeten zoeken in de stedelijke zigeunermuziek; de typische opbouw van langzaam intro (lassu) naar snelle dansmuziek (friss) gebruikte hij voor zijn Rapsodie. Ook hier volgde hij Liszt, die zijn eigen rapsodieën op hetzelfde fundament baseerde.

In 1904 bezocht Bartók voor het eerst het Hongaarse platteland met het doel de gezongen en gespeelde volksmelodieën op te schrijven. Hij maakte ook opnames op wasrol. Uit dit veldwerk trok hij de conclusie dat de boerenmuziek de “echte” Hongaarse volksmuziek was.

Samen met vriend en componist Zoltán Kodály begon Bartók aan een grondige studie van deze muziek. In een artikel over dit onderwerp schreef Bartók: “Het is voor een kunstenaar niet alleen goed zijn oorsprong te hebben in de kunst van vervlogen tijden, het is noodzakelijk. In ons [Hongaarse] geval liggen onze wortels in de boerenmuziek.”

  • Béla Bartók

    Béla Bartók

  • Béla Bartók

    Béla Bartók

Composities

Bartók voegde de daad bij het woord. Hij stopte zijn eigen composities vol elementen uit de boerenmuziek, zoals modaal toongebruik en onregelmatige maatsoorten. In eerste instantie nam hij letterlijk de volksmelodieën over, zoals in de Voor kinderen (1909).

Geleidelijk ging Bartók steeds inventiever met zijn melodieën om en uiteindelijk componeerde hij volledig originele werken, gestoeld in het volksidioom. Goede voorbeelden, allebei uit 1911, zijn het pianowerk Allegro barbaro en de opera Hertog Blauwbaards burcht.

Het gebrek aan onmiddellijke erkenning stutte enige tijd Bartóks creatieve proces; een aantal jaren stortte hij zich volledig op zijn volksmuziekonderzoek. Dit gewenste succes bereikte hij wel met zijn volgende stuk, het ballet De houten prins (1917).

In de twee decennia hierna was Bartók het meest productief; met stukken als Muziek voor strijkers, percussie en celesta (1936) en zijn zes strijkkwartetten componeerde Bartók succesvol in zijn eigen stijl: ritmisch inventief, met zowel diatonisch als chromatisch materiaal.

Hij liet het modale aspect van de volksmuziek steeds meer achter zich. Een muzikale vondst uit deze tijd draagt nog steeds zijn naam: bij het Bartók-pizzicato moet de strijker dusdanig hard met zijn vingers aan de snaar trekken, dat deze percussief tegen de hals van het instrument klettert.

Emigratie en dood

In 1940 emigreerde Bartók, oneens als hij het was met de nieuwe Nazistische overheersers, naar de Verenigde Staten. Hij kon in eerste instantie maar moeilijk aarden, waardoor hij tussen 1939 en 1943 maar weinig componeerde.

Op 26 september 1945 overleed Bartók aan de gevolgen van leukemie. In 1988 werd zijn stoffelijk overschot teruggevlogen naar Hongarije.

Composities

Bartók voegde de daad bij het woord. Hij stopte zijn eigen composities vol elementen uit de boerenmuziek, zoals modaal toongebruik en onregelmatige maatsoorten. In eerste instantie nam hij letterlijk de volksmelodieën over, zoals in de Voor kinderen (1909).

Geleidelijk ging Bartók steeds inventiever met zijn melodieën om en uiteindelijk componeerde hij volledig originele werken, gestoeld in het volksidioom. Goede voorbeelden, allebei uit 1911, zijn het pianowerk Allegro barbaro en de opera Hertog Blauwbaards burcht.

Het gebrek aan onmiddellijke erkenning stutte enige tijd Bartóks creatieve proces; een aantal jaren stortte hij zich volledig op zijn volksmuziekonderzoek. Dit gewenste succes bereikte hij wel met zijn volgende stuk, het ballet De houten prins (1917).

In de twee decennia hierna was Bartók het meest productief; met stukken als Muziek voor strijkers, percussie en celesta (1936) en zijn zes strijkkwartetten componeerde Bartók succesvol in zijn eigen stijl: ritmisch inventief, met zowel diatonisch als chromatisch materiaal.

Hij liet het modale aspect van de volksmuziek steeds meer achter zich. Een muzikale vondst uit deze tijd draagt nog steeds zijn naam: bij het Bartók-pizzicato moet de strijker dusdanig hard met zijn vingers aan de snaar trekken, dat deze percussief tegen de hals van het instrument klettert.

Emigratie en dood

In 1940 emigreerde Bartók, oneens als hij het was met de nieuwe Nazistische overheersers, naar de Verenigde Staten. Hij kon in eerste instantie maar moeilijk aarden, waardoor hij tussen 1939 en 1943 maar weinig componeerde.

Op 26 september 1945 overleed Bartók aan de gevolgen van leukemie. In 1988 werd zijn stoffelijk overschot teruggevlogen naar Hongarije.

Bijgewerkt op woensdag 14 augustus 2019