Wie is Alphons Diepenbrock?
Alphons Diepenbrock
componist
Alphons Diepenbrock was een van de grootste Nederlandse componisten van het fin-de-siècle. Hij werd beïnvloed door door de uiteenlopende stijlen van Palestrina, Wagner en Debussy en door verschillende dichters.
Jonge jaren
Alphons Johannes Maria Diepenbrock werd in Amsterdam geboren als telg van een katholieke burgerfamilie. Zijn ouders waren cultureel ontwikkeld en boden de jonge Alphons kans zijn interesses te ontwikkelen. Vanaf zijn twaalfde bekwaamt hij zich op de viool en het orgel en volgt hij lessen aan het Stedelijk Gymnasium.
De muzikale Tachtiger
Al in zijn jeugd weet Alphons dat hij de muziek in wil, al stribbelt zijn bourgeois familie enigszins tegen: zou hij daarmee wel aan de slag komen? Hij kiest er daarom voor zich in te schrijven voor klassieke talen aan de Universiteit van Amsterdam.
Tijdens zijn studie richt hij een kleinkoor op waar hij de werken van Palestrina en Sweelinck mee uitvoert. Hij bestudeert de werken van Wagner in pianoreductie. Ook beleeft zijn Academische Feestmarsch in 1882 haar première.
Aan de Unversiteit maakt Diepenbrock kennis met een groep vrienden die het literaire landschap van Nederland weldra zullen domineren: de Tachtigers. Deze groep jonge dichters onder leiding van Willem Kloos heeft genoeg van de stichtelijke cultuur die de Nederlandse kunstwereld zo lang in haar greep heeft gehad en strijdt voor expressieve, individuele kunst.
Diepenbrock is de enige componist van het groepje, en zet tijdens zijn studie de gedichten van Tachtigers Frederik van Eeden en Hélène Swarth op muziek.
Doorbraak
Na zijn studie vestigt Diepenbrock zich voor korte tijd in ’s-Hertogenbosch, maar na zijn huwelijk in 1895 verhuist hij weer terug naar zijn geboortestad. Daar geeft hij privéles in Grieks en Latijn. In zijn vrije tijd houdt hij zich bezig met componeren en het schrijven van artikelen over kunst, muziek, politiek en filologie.
In 1900 gaat zijn Hymnen an die Nacht in première. Deze liederen voor mezzosopraan en orkest plaatsen Diepenbrock aan de voorhoede van de Nederlandse muziekwereld. Als twee jaar later zijn majestueuze Te Deum in première gaat bij het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg heeft Diepenbrock het gemaakt.
Vanaf 1905 verschijnen Diepenbrocks werken in een constante stroom. In 1910 begint hij een affaire met Johanna Jongkindt, die hij toen ze eenentwintig was lesgaf in Grieks. Ze wordt zijn muze. De werken uit deze periode zijn enkele van zijn meest bekende, zoals Im Großen Schweigen en Marsyas of de betooverde bron.
Laatste jaren
In Diepenbrocks laatste jaren componeert hij muziek voor zijn favoriete toneelstukken, onder andere voor De Vogels van Aristophanes in 1917 en Sophocles’ Electra in 1919. Zijn stijl is na intensieve studie van de vernieuwende muziek van Claude Debussy avontuurlijker en innovatiever dan in zijn eerdere werk.
Diepenbrock overlijdt op 5 april 1921. Na een traditionele katholieke begrafenis met het gregoriaanse requiem wordt hij begraven op de begraafplaats Buitenveldert in het zuiden van Amsterdam.
Doorbraak
Na zijn studie vestigt Diepenbrock zich voor korte tijd in ’s-Hertogenbosch, maar na zijn huwelijk in 1895 verhuist hij weer terug naar zijn geboortestad. Daar geeft hij privéles in Grieks en Latijn. In zijn vrije tijd houdt hij zich bezig met componeren en het schrijven van artikelen over kunst, muziek, politiek en filologie.
In 1900 gaat zijn Hymnen an die Nacht in première. Deze liederen voor mezzosopraan en orkest plaatsen Diepenbrock aan de voorhoede van de Nederlandse muziekwereld. Als twee jaar later zijn majestueuze Te Deum in première gaat bij het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg heeft Diepenbrock het gemaakt.
Vanaf 1905 verschijnen Diepenbrocks werken in een constante stroom. In 1910 begint hij een affaire met Johanna Jongkindt, die hij toen ze eenentwintig was lesgaf in Grieks. Ze wordt zijn muze. De werken uit deze periode zijn enkele van zijn meest bekende, zoals Im Großen Schweigen en Marsyas of de betooverde bron.
Laatste jaren
In Diepenbrocks laatste jaren componeert hij muziek voor zijn favoriete toneelstukken, onder andere voor De Vogels van Aristophanes in 1917 en Sophocles’ Electra in 1919. Zijn stijl is na intensieve studie van de vernieuwende muziek van Claude Debussy avontuurlijker en innovatiever dan in zijn eerdere werk.
Diepenbrock overlijdt op 5 april 1921. Na een traditionele katholieke begrafenis met het gregoriaanse requiem wordt hij begraven op de begraafplaats Buitenveldert in het zuiden van Amsterdam.
Bijgewerkt op donderdag 07 november 2019