Alles over de klavecimbel
door Frits de Haen 16 feb. 2025 16 februari 2025
In de Kleine Zaal valt deze maand een klavimbelrecital te beluisteren. Het instrument kent een lange geschiedenis, die begint in de late Middeleeuwen. Een overzicht in acht feitjes!
Oorsprong
Rond 1440 beschrijft Arnoldus van Zwolle – organist in dienst van Philips de Goede – een ‘clavisimbalum’. Na een bloeitijd tussen pakweg 1580 en 1780 wordt dit instrument verdrongen door de piano(forte) met zijn grotere dynamische verschillen.
Bouwers
In Noord-Europa is Antwerpen een centrum van klavecimbelbouw. In 1557 verzoeken tien bouwers de gildedeken om een zelfstandige status te krijgen als ‘clavecimbelmakere’. Beroemde namen zijn de Ruckers (de ‘Stradivari onder de klavecimbelbouwers’) en de Dulckens.
Tokkel- of klavierinstrument?
Beide. Als je een toets indrukt, springt een balkje omhoog; een daaraan bevestigd pinnetje tokkelt de snaar aan. Met behulp van registers kunnen snaren gekoppeld worden. Naast het grote klavecimbel (‘vleugel’) bestaan er virginalen (rechthoekig) en spinetten (snaren schuin ten opzichte van het klavier).
Landowska
De Poolse Wanda Landowska (1879-1959) emancipeert het klavecimbel. Hoewel, ‘het’ klavecimbel? Haar zware Pleyel-instrument toont weinig gelijkenis met de ranke – historisch correctere – instrumenten die we tegenwoordig bespelen. Vanaf 1913 doceert Landowska aan de Berlijnse Hochschule für Musik. Als ze bij het Concertgebouworkest een Mozart-pianoconcert uitvoert, brengt ze ook haar klavecimbel mee en speelt Mozarts Turkse mars op beide instrumenten.
Kritiek
Aanvankelijk geeft niet iedereen zich gewonnen. Telegraaf-recensent Herman Rutters (1879-1961) vindt het klavecimbel ‘een zak met scherven’ en vergelijkt het met een naaimachine. Zijn exacte tijdgenoot Sir Thomas Beecham, dirigent, vergeleek de klank volgens de overlevering met ‘twee copulerende skeletten op een plaatijzeren dak tijdens een onweersbui’.
Basso continuo
Hermann Kellers Die Schule des Generalbass-Spiels uit 1931 geeft een nieuwe impuls aan de becijferde bas. Bij zijn uitvoeringen van Bachs Matthäus-Passion met het Concertgebouworkest laat Willem Mengelberg de continuo-partij spelen op een (Pleyel-)klavecimbel. Maar omdat dat te zwak klinkt, experimenteert hij later met de spijkerkist ofwel ‘clavepunaise’: een piano met punaises in de hamerkoppen.
Niet alleen barok
Voor het herontdekte instrument ontstaat nieuw repertoire: Manuel de Falla, Francis Poulenc, Hans Werner Henze, Luciano Berio, György Ligeti en Kaija Saariaho schrijven ervoor, evenals de Nederlanders Ton de Leeuw, Louis Andriessen, Willem Jeths, Jacob ter Veldhuis en Guus Janssen. Voor wijlen klaveciniste Annelie de Man ontstonden tal van nieuwe werken, waaronder verscheidene van haar echtgenoot Roderik.
Less is more
De authenticiteitsfakkel wordt later overgenomen door jongere generaties, waaronder de Nederlandse pionier Gustav Leonhardt (1928-2012). Na zijn studie aan de Schola Cantorum Basiliensis doceert hij van 1952-55 in Wenen en bestudeert hij bronnen over uitvoeringspraktijk. Hij bespeelt oorspronkelijk een zwaardere Neupert maar Kees Otten brengt hem in contact met Martin Skowroneck in Londen, die historisch correctere instrumenten bouwt. Vanaf 1955 geeft Leonhardt les aan het Amsterdamse Conservatorium.
Oorsprong
Rond 1440 beschrijft Arnoldus van Zwolle – organist in dienst van Philips de Goede – een ‘clavisimbalum’. Na een bloeitijd tussen pakweg 1580 en 1780 wordt dit instrument verdrongen door de piano(forte) met zijn grotere dynamische verschillen.
Bouwers
In Noord-Europa is Antwerpen een centrum van klavecimbelbouw. In 1557 verzoeken tien bouwers de gildedeken om een zelfstandige status te krijgen als ‘clavecimbelmakere’. Beroemde namen zijn de Ruckers (de ‘Stradivari onder de klavecimbelbouwers’) en de Dulckens.
Tokkel- of klavierinstrument?
Beide. Als je een toets indrukt, springt een balkje omhoog; een daaraan bevestigd pinnetje tokkelt de snaar aan. Met behulp van registers kunnen snaren gekoppeld worden. Naast het grote klavecimbel (‘vleugel’) bestaan er virginalen (rechthoekig) en spinetten (snaren schuin ten opzichte van het klavier).
Landowska
De Poolse Wanda Landowska (1879-1959) emancipeert het klavecimbel. Hoewel, ‘het’ klavecimbel? Haar zware Pleyel-instrument toont weinig gelijkenis met de ranke – historisch correctere – instrumenten die we tegenwoordig bespelen. Vanaf 1913 doceert Landowska aan de Berlijnse Hochschule für Musik. Als ze bij het Concertgebouworkest een Mozart-pianoconcert uitvoert, brengt ze ook haar klavecimbel mee en speelt Mozarts Turkse mars op beide instrumenten.
Kritiek
Aanvankelijk geeft niet iedereen zich gewonnen. Telegraaf-recensent Herman Rutters (1879-1961) vindt het klavecimbel ‘een zak met scherven’ en vergelijkt het met een naaimachine. Zijn exacte tijdgenoot Sir Thomas Beecham, dirigent, vergeleek de klank volgens de overlevering met ‘twee copulerende skeletten op een plaatijzeren dak tijdens een onweersbui’.
Basso continuo
Hermann Kellers Die Schule des Generalbass-Spiels uit 1931 geeft een nieuwe impuls aan de becijferde bas. Bij zijn uitvoeringen van Bachs Matthäus-Passion met het Concertgebouworkest laat Willem Mengelberg de continuo-partij spelen op een (Pleyel-)klavecimbel. Maar omdat dat te zwak klinkt, experimenteert hij later met de spijkerkist ofwel ‘clavepunaise’: een piano met punaises in de hamerkoppen.
Niet alleen barok
Voor het herontdekte instrument ontstaat nieuw repertoire: Manuel de Falla, Francis Poulenc, Hans Werner Henze, Luciano Berio, György Ligeti en Kaija Saariaho schrijven ervoor, evenals de Nederlanders Ton de Leeuw, Louis Andriessen, Willem Jeths, Jacob ter Veldhuis en Guus Janssen. Voor wijlen klaveciniste Annelie de Man ontstonden tal van nieuwe werken, waaronder verscheidene van haar echtgenoot Roderik.
Less is more
De authenticiteitsfakkel wordt later overgenomen door jongere generaties, waaronder de Nederlandse pionier Gustav Leonhardt (1928-2012). Na zijn studie aan de Schola Cantorum Basiliensis doceert hij van 1952-55 in Wenen en bestudeert hij bronnen over uitvoeringspraktijk. Hij bespeelt oorspronkelijk een zwaardere Neupert maar Kees Otten brengt hem in contact met Martin Skowroneck in Londen, die historisch correctere instrumenten bouwt. Vanaf 1955 geeft Leonhardt les aan het Amsterdamse Conservatorium.