Canto ostinato in een notendop
door Rolf Hermsen 18 dec. 2023 18 december 2023
De avond voorafgaand aan wat zijn 101ste verjaardag zou zijn geweest wordt de Grote Zaal weer ondergedompeld in de beroemdste compositie van Simeon ten Holt: de Canto ostinato.
Canto ostinato – in het Italiaans klinkt ook alles mooi. Bij het Nederlandse ‘obstinaat’ denk je meer aan een koppige ezel. En dan in dit geval een met vijf poten, want Canto ostinato is een nimmer aflatende vijftelganger. Anders gezegd: de kwintolen maken van de genoteerde tweekwartsmaat iets wat zich laat tellen als tien zestienden – en zo komt de vijf in de klok, nietwaar. Mogelijk draagt deze aparte cadans bij aan het hypnotiserende effect dat ‘de Canto’ op veel luisteraars heeft. Onze oren zijn vooral gewend aan vierkwartsmaten, maar veel volksmuziek krijgt met vijf tellen in de maat een exotische hinkstap-zwierigheid.
Simeon ten Holt (1923-2012) schreef zijn meesterstuk in de jaren zeventig van de vorige eeuw, tijdens de opkomst van de minimal music. Aan de rechtlijnige rigiditeit van veel muziek van toen lijkt Canto ostinato te ontsnappen. Het stuk komt lieflijker binnen en grijpt met zijn komende en gaande melodieën menige ziel bij de spirituele lurven. ‘Muziek is puur gevoel’, hoor je vaak. Ook in Ramón Gielings documentaire Over Canto (2011) wordt het gezegd, maar is het waar? Nou nee. In muziek zit denkwerk en technisch vernuft. Canto ostinato klinkt misschien alsof het zo uit de handen van de componist op de pianotoetsen is gevallen – en Ten Holt suggereerde zelf ook zoiets – maar hierin schuilt juist het geheim van de muzieksmid.
Iets anders dan het maken van muziek is de ervaring van de luisteraar, bij wie klanken wel degelijk als pure emotie kunnen aankomen. Bij de vele liefhebbers van Canto ostinato lijkt zoiets het geval. Zij zoeken het wonder keer op keer op, of het nou anderhalf uur duurt of langer – Veel langer? Graag!
Kritiek op het stuk is er ook. Dan wordt het verfoeid om de makkelijke melodietjes en de gewiekste verleidelijkheid die de luisteraar in quasi-religieuze richting doet zweven. Zulke kritiek komt voornamelijk uit de hoek van vakbroeders van Ten Holt en anderen die iets van muziek zeggen te weten. Je zou kunnen veronderstellen dat wie verder afstaat van muziek als vak – als denkwerk, materie, techniek – zich weerlozer laat meevoeren dan de meer ingewijde. Daar staat tegenover dat, om bij Canto ostinato te blijven, ook uitvoerenden rapporteren dat ze zich, soms na aanvankelijke scepsis, al spelend gewonnen geven en meegevoerd worden door de muziek. Als een illusionist die een bijzondere truc aankoopt en instudeert om vervolgens bij de uitvoering ervan zelf betoverd te raken… Nee, deze vergelijking gaat mank. En juist in dat mank gaan moet het wonder van muziek schuilen, ezel.
Simeon ten Holt
De componist Simeon ten Holt, geboren op 24 januari 1923, hoorde bij de ‘Berger bende’, de losse vriendengroep die Bergen (NH) zijn reputatie als kunstenaarsdorp bezorgde. Daarbij hoorden onder anderen de dichters A. Roland Holst en Gerrit Kouwenaar, de schrijver H.C. ten Berge en de componist Jakob van Domselaer. Via zoon Jaap kwam Simeon in contact met Van Domselaer met als gevolg dat hij zich vanaf zijn vijftiende op componeren richtte. Als twintiger kwam hij in Parijs in contact met Arthur Honegger en Darius Milhaud, maar van een grondige compositie-opleiding kwam het niet. Ten Holt bleef worstelen met atonaliteit en elektronica tot een concert van Philip Glass in 1975 zijn ogen en oren opende. Achter de piano herontdekte hij de tonaliteit en in 1979 klonk zijn Canto ostinato voor het eerst, uit vier piano’s in de Bergense Ruïnekerk. Het concert veroorzaakte nog nauwelijks rimpeling in de muziekvijver. En zo werkte de componist rustig verder in zijn nieuwe stijl, terwijl Canto ostinato aan een gestage opmars begon.
Minimal music
Canto ostinato is een van de eerste Nederlandse minimalistische composities. De eerste minimal music ontstond eind jaren zestig in de VS uit experimenten met tapeloops en invloeden van de repetitieve patronen van sommige Afrikaanse muziek. In de jaren zeventig kregen vooral Philip Glass en Steve Reich een sterstatus. De vroege minimalisten hadden gemeen dat ze inzetten op herhaling van en verschuiving binnen een eenvoudig muzikaal gegeven. Traditionele harmonieën, eerder verbannen uit de serieuze muziekpraktijk, werden in ere hersteld. De muzikale processen nemen de tijd en kunnen een trance teweegbrengen of – voor de minder hypnotiseerbare concertbezoeker – een lange zit zijn. Al gauw ontstonden ook melodischere, minder mechanische vormen.
Helende kracht
In de jaren negentig was Canto ostinato een Nederlands fenomeen van proportie geworden en zijn componist een beroemdheid. Uitvoeringen, van uiteenlopende lengte en in diverse bezettingen, werden gemeenschapservaringen met een spiritueel, zelfs helend karakter. Tegenwoordig draagt wetenschappelijk onderzoek overtuigend bewijs aan voor de therapeutische werking van muziek. Met zijn Canto ostinato heeft Simeon ten Holt de helpende hand uitgestoken naar vele zoekende zielen.
Lees meer over Canto ostinato in Notenbeeld.
Canto ostinato – in het Italiaans klinkt ook alles mooi. Bij het Nederlandse ‘obstinaat’ denk je meer aan een koppige ezel. En dan in dit geval een met vijf poten, want Canto ostinato is een nimmer aflatende vijftelganger. Anders gezegd: de kwintolen maken van de genoteerde tweekwartsmaat iets wat zich laat tellen als tien zestienden – en zo komt de vijf in de klok, nietwaar. Mogelijk draagt deze aparte cadans bij aan het hypnotiserende effect dat ‘de Canto’ op veel luisteraars heeft. Onze oren zijn vooral gewend aan vierkwartsmaten, maar veel volksmuziek krijgt met vijf tellen in de maat een exotische hinkstap-zwierigheid.
Simeon ten Holt (1923-2012) schreef zijn meesterstuk in de jaren zeventig van de vorige eeuw, tijdens de opkomst van de minimal music. Aan de rechtlijnige rigiditeit van veel muziek van toen lijkt Canto ostinato te ontsnappen. Het stuk komt lieflijker binnen en grijpt met zijn komende en gaande melodieën menige ziel bij de spirituele lurven. ‘Muziek is puur gevoel’, hoor je vaak. Ook in Ramón Gielings documentaire Over Canto (2011) wordt het gezegd, maar is het waar? Nou nee. In muziek zit denkwerk en technisch vernuft. Canto ostinato klinkt misschien alsof het zo uit de handen van de componist op de pianotoetsen is gevallen – en Ten Holt suggereerde zelf ook zoiets – maar hierin schuilt juist het geheim van de muzieksmid.
Iets anders dan het maken van muziek is de ervaring van de luisteraar, bij wie klanken wel degelijk als pure emotie kunnen aankomen. Bij de vele liefhebbers van Canto ostinato lijkt zoiets het geval. Zij zoeken het wonder keer op keer op, of het nou anderhalf uur duurt of langer – Veel langer? Graag!
Kritiek op het stuk is er ook. Dan wordt het verfoeid om de makkelijke melodietjes en de gewiekste verleidelijkheid die de luisteraar in quasi-religieuze richting doet zweven. Zulke kritiek komt voornamelijk uit de hoek van vakbroeders van Ten Holt en anderen die iets van muziek zeggen te weten. Je zou kunnen veronderstellen dat wie verder afstaat van muziek als vak – als denkwerk, materie, techniek – zich weerlozer laat meevoeren dan de meer ingewijde. Daar staat tegenover dat, om bij Canto ostinato te blijven, ook uitvoerenden rapporteren dat ze zich, soms na aanvankelijke scepsis, al spelend gewonnen geven en meegevoerd worden door de muziek. Als een illusionist die een bijzondere truc aankoopt en instudeert om vervolgens bij de uitvoering ervan zelf betoverd te raken… Nee, deze vergelijking gaat mank. En juist in dat mank gaan moet het wonder van muziek schuilen, ezel.
Simeon ten Holt
De componist Simeon ten Holt, geboren op 24 januari 1923, hoorde bij de ‘Berger bende’, de losse vriendengroep die Bergen (NH) zijn reputatie als kunstenaarsdorp bezorgde. Daarbij hoorden onder anderen de dichters A. Roland Holst en Gerrit Kouwenaar, de schrijver H.C. ten Berge en de componist Jakob van Domselaer. Via zoon Jaap kwam Simeon in contact met Van Domselaer met als gevolg dat hij zich vanaf zijn vijftiende op componeren richtte. Als twintiger kwam hij in Parijs in contact met Arthur Honegger en Darius Milhaud, maar van een grondige compositie-opleiding kwam het niet. Ten Holt bleef worstelen met atonaliteit en elektronica tot een concert van Philip Glass in 1975 zijn ogen en oren opende. Achter de piano herontdekte hij de tonaliteit en in 1979 klonk zijn Canto ostinato voor het eerst, uit vier piano’s in de Bergense Ruïnekerk. Het concert veroorzaakte nog nauwelijks rimpeling in de muziekvijver. En zo werkte de componist rustig verder in zijn nieuwe stijl, terwijl Canto ostinato aan een gestage opmars begon.
Minimal music
Canto ostinato is een van de eerste Nederlandse minimalistische composities. De eerste minimal music ontstond eind jaren zestig in de VS uit experimenten met tapeloops en invloeden van de repetitieve patronen van sommige Afrikaanse muziek. In de jaren zeventig kregen vooral Philip Glass en Steve Reich een sterstatus. De vroege minimalisten hadden gemeen dat ze inzetten op herhaling van en verschuiving binnen een eenvoudig muzikaal gegeven. Traditionele harmonieën, eerder verbannen uit de serieuze muziekpraktijk, werden in ere hersteld. De muzikale processen nemen de tijd en kunnen een trance teweegbrengen of – voor de minder hypnotiseerbare concertbezoeker – een lange zit zijn. Al gauw ontstonden ook melodischere, minder mechanische vormen.
Helende kracht
In de jaren negentig was Canto ostinato een Nederlands fenomeen van proportie geworden en zijn componist een beroemdheid. Uitvoeringen, van uiteenlopende lengte en in diverse bezettingen, werden gemeenschapservaringen met een spiritueel, zelfs helend karakter. Tegenwoordig draagt wetenschappelijk onderzoek overtuigend bewijs aan voor de therapeutische werking van muziek. Met zijn Canto ostinato heeft Simeon ten Holt de helpende hand uitgestoken naar vele zoekende zielen.
Lees meer over Canto ostinato in Notenbeeld.