Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
column

Vuilnishoop van de geschiedenis

door Elmer Schönberger
01 jan. 2018 01 januari 2018

Tijdens de aftiteling realiseer ik me dat Schönberg – een enkele laatromantische ­Verklärte Nacht niet te na gesproken – dertig jaar na de documentaire alweer bijna net zo afwezig is in het muziekleven als dertig jaar daarvoor.

Bijna dertig jaar na dato kijk ik opnieuw naar Reis naar Schönberg, een Nederlandse documentaire uit 1990. Aan het woord is een hoogbejaarde altviolist, een innemende persoonlijkheid, toonbeeld van vooroorlogse hoffelijkheid, althans wat ik me daarbij voorstel. Hij drukt zich uit in dat bijna uitgestorven melodieuze Amerikaans van Midden-Europese emigranten. Eugene Lehner luidt zijn verengelste naam.

De ­Tweede Wereldoorlog heeft hem definitief van zijn vaderland Hongarije afgesneden. Hij spreekt over Arnold Schönberg zoals andere mensen over Mozart spreken. Schönberg, zegt hij, de muziek en de mens, was het mooiste en het grootste wat hem in zijn muzikale leven was overkomen. 

In de jaren twintig en dertig maakte Lehner deel uit van het vermaarde Kolisch Kwartet, dat het klassieke repertoire combineerde met premières van Schönberg, Bartók, Webern en Berg. Het kwartet stelde er eer in alle muziek, ook de allergecompliceerdste en ononthoudbaarste, uit het hoofd te spelen. Stond er een niet eerder uitgevoerd werk van Haydn op het programma, dan memoreerden de heren de noten tijdens een lange treinreis. De camera observeert Lehner tijdens repetities van het voormalige Schönberg Kwartet. Het is duidelijk dat hij Schönbergs muziek kan dromen, alle partijen. Tegelijk zie je hem betoverd luisteren, alsof hij haar voor het eerst hoort.

Tijdens de aftiteling realiseer ik me dat Schönberg – een enkele laatromantische ­Verklärte Nacht niet te na gesproken – dertig jaar na de documentaire alweer bijna net zo afwezig is in het muziekleven als dertig jaar daarvoor. Alle verklaringen die ik daarvoor kan bedenken kunt u ook bedenken. Met Webern en Berg, de twee andere componisten van de zogeheten Tweede Weense School, is het al niet veel beter gesteld.

Maar niet alleen de Midden-Europese expressionisten dreigen het loodje te leggen, ook van componisten als Skrjabin, Varèse, Weill, Ives, Copland en Roussel – ik noem er een paar die ik zelf hoog heb – wordt in de symfonische praktijk minder en minder vernomen, om van Nederlanders als Pijper en Vermeulen nog maar te zwijgen. Van ­Stravin­sky doen de late werken allang niet meer mee. En dan laat ik de muziek van de laatste ­zestig jaar nog buiten beschouwing. Zo wordt de twintigste-eeuwse spoeling almaar dunner.

Dat alle kunst op de lange duur roemloos ten onder gaat op de vuilnishoop van de geschiedenis, ach, het is niet anders. Maar dat er eersterangs muziek wordt gedumpt hindert mij minder dan dat zo veel tweede- en derderangs muziek van het geruststellend-welluidende-meer-van-hetzelfde-klassiek-romantische type wél het eeuwige leven lijkt te hebben.

Ben ik nu ook een cultuurmarxist?

Bijna dertig jaar na dato kijk ik opnieuw naar Reis naar Schönberg, een Nederlandse documentaire uit 1990. Aan het woord is een hoogbejaarde altviolist, een innemende persoonlijkheid, toonbeeld van vooroorlogse hoffelijkheid, althans wat ik me daarbij voorstel. Hij drukt zich uit in dat bijna uitgestorven melodieuze Amerikaans van Midden-Europese emigranten. Eugene Lehner luidt zijn verengelste naam.

De ­Tweede Wereldoorlog heeft hem definitief van zijn vaderland Hongarije afgesneden. Hij spreekt over Arnold Schönberg zoals andere mensen over Mozart spreken. Schönberg, zegt hij, de muziek en de mens, was het mooiste en het grootste wat hem in zijn muzikale leven was overkomen. 

In de jaren twintig en dertig maakte Lehner deel uit van het vermaarde Kolisch Kwartet, dat het klassieke repertoire combineerde met premières van Schönberg, Bartók, Webern en Berg. Het kwartet stelde er eer in alle muziek, ook de allergecompliceerdste en ononthoudbaarste, uit het hoofd te spelen. Stond er een niet eerder uitgevoerd werk van Haydn op het programma, dan memoreerden de heren de noten tijdens een lange treinreis. De camera observeert Lehner tijdens repetities van het voormalige Schönberg Kwartet. Het is duidelijk dat hij Schönbergs muziek kan dromen, alle partijen. Tegelijk zie je hem betoverd luisteren, alsof hij haar voor het eerst hoort.

Tijdens de aftiteling realiseer ik me dat Schönberg – een enkele laatromantische ­Verklärte Nacht niet te na gesproken – dertig jaar na de documentaire alweer bijna net zo afwezig is in het muziekleven als dertig jaar daarvoor. Alle verklaringen die ik daarvoor kan bedenken kunt u ook bedenken. Met Webern en Berg, de twee andere componisten van de zogeheten Tweede Weense School, is het al niet veel beter gesteld.

Maar niet alleen de Midden-Europese expressionisten dreigen het loodje te leggen, ook van componisten als Skrjabin, Varèse, Weill, Ives, Copland en Roussel – ik noem er een paar die ik zelf hoog heb – wordt in de symfonische praktijk minder en minder vernomen, om van Nederlanders als Pijper en Vermeulen nog maar te zwijgen. Van ­Stravin­sky doen de late werken allang niet meer mee. En dan laat ik de muziek van de laatste ­zestig jaar nog buiten beschouwing. Zo wordt de twintigste-eeuwse spoeling almaar dunner.

Dat alle kunst op de lange duur roemloos ten onder gaat op de vuilnishoop van de geschiedenis, ach, het is niet anders. Maar dat er eersterangs muziek wordt gedumpt hindert mij minder dan dat zo veel tweede- en derderangs muziek van het geruststellend-welluidende-meer-van-hetzelfde-klassiek-romantische type wél het eeuwige leven lijkt te hebben.

Ben ik nu ook een cultuurmarxist?

Elmer Schönberger is musicoloog, componist en schrijver. Recente composities zijn Achttien dagen, Maurice chéri en het pianoconcert Ghosting Pantaleon. In 2013 verscheen zijn derde roman, Maar ik ben al thuis. Meulenhoff bundelde een selectie muziekkritisch werk in Het gebroken oor.

Elmer Schönberger is musicoloog, componist en schrijver. Recente composities zijn Achttien dagen, Maurice chéri en het pianoconcert Ghosting Pantaleon. In 2013 verscheen zijn derde roman, Maar ik ben al thuis. Meulenhoff bundelde een selectie muziekkritisch werk in Het gebroken oor.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.