Ook orkestleden hebben wel eens frustraties
door Anna de Vey Mestdagh 22 sep. 2023 22 september 2023
Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: stoom afblazen.
Vlak na je pensionering weten de meeste collega’s nog wel wie je bent, maar naarmate de jaren verstrijken wordt dat natuurlijk steeds minder. Ach ja, zo gaat dat, niemand is onvervangbaar. En toch is het gek, want als oud-orkestlid heb je vaak decennialang deel uitgemaakt van het kloppend hart van het orkest. En wás je iemand.
Zo heb je bijvoorbeeld de onlangs overleden Frans Hengeveld. Frans was de ruim twintig jaar oudere violist naast wie ik dertig jaar geleden kwam te zitten, achteraan bij de tweede violen. Qua uitstraling eerder een muziekschooldirecteur dan een vioolvirtuoos, dacht ik bij mezelf. Zijn gortdroge humor werkte aanvankelijk wat bevreemdend op me, geheel onder de indruk als ik was van de eer die mij ten deel was gevallen om in dit geweldige orkest te mogen plaatsnemen. Maar híj zag in ieder voordeel zijn nadeel en gaf tussen neus en lippen door geregeld een mooie cynische oneliner ten beste.
Waren we op een vrijdagmiddag urenlang onderweg geweest naar een verre uithoek van ons mooie landje en zat de zaal daar maar halfvol? Dan kon je Frans afgemeten horen zeggen: ‘Hier zitten ze dus óók niet op ons te wachten.’ Ook onderling konden orkestleden elkaar soms flink op hun nummer zetten. Toen een blazer tijdens een orkestvergadering eens erg veel noten op zijn zang had, sprak een van de violisten: ‘Typisch een blazer. Komt drie keer per jaar en wil dan meteen alles bepalen.’
Wat deze twee voorbeelden eigenlijk willen zeggen: iedereen heeft wel eens last van bepaalde frustraties, zelfs de musici van ons toch enorm bevoorrechte orkest. Het gezamenlijk spelen van al die hemelse noten heeft op zich al een helend effect, maar ook af en toe stoom afblazen, zoals deze voormalige collega’s deden, is niet meer dan gezond.
Vlak na je pensionering weten de meeste collega’s nog wel wie je bent, maar naarmate de jaren verstrijken wordt dat natuurlijk steeds minder. Ach ja, zo gaat dat, niemand is onvervangbaar. En toch is het gek, want als oud-orkestlid heb je vaak decennialang deel uitgemaakt van het kloppend hart van het orkest. En wás je iemand.
Zo heb je bijvoorbeeld de onlangs overleden Frans Hengeveld. Frans was de ruim twintig jaar oudere violist naast wie ik dertig jaar geleden kwam te zitten, achteraan bij de tweede violen. Qua uitstraling eerder een muziekschooldirecteur dan een vioolvirtuoos, dacht ik bij mezelf. Zijn gortdroge humor werkte aanvankelijk wat bevreemdend op me, geheel onder de indruk als ik was van de eer die mij ten deel was gevallen om in dit geweldige orkest te mogen plaatsnemen. Maar híj zag in ieder voordeel zijn nadeel en gaf tussen neus en lippen door geregeld een mooie cynische oneliner ten beste.
Waren we op een vrijdagmiddag urenlang onderweg geweest naar een verre uithoek van ons mooie landje en zat de zaal daar maar halfvol? Dan kon je Frans afgemeten horen zeggen: ‘Hier zitten ze dus óók niet op ons te wachten.’ Ook onderling konden orkestleden elkaar soms flink op hun nummer zetten. Toen een blazer tijdens een orkestvergadering eens erg veel noten op zijn zang had, sprak een van de violisten: ‘Typisch een blazer. Komt drie keer per jaar en wil dan meteen alles bepalen.’
Wat deze twee voorbeelden eigenlijk willen zeggen: iedereen heeft wel eens last van bepaalde frustraties, zelfs de musici van ons toch enorm bevoorrechte orkest. Het gezamenlijk spelen van al die hemelse noten heeft op zich al een helend effect, maar ook af en toe stoom afblazen, zoals deze voormalige collega’s deden, is niet meer dan gezond.