Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Altvioliste Santa Vižine: ‘Ik ben trots op Riga’

door Noortje Zanen
08 nov. 2018 08 november 2018

Altvioliste Santa Vižine is als enig Lets lid van het Concertgebouworkest een soort ambassadeur tijdens het concert in Riga op 8 november. Ze is trots op het muziekonderwijs in haar moederland: 'In Letland ga je na je geboorte zo snel mogelijk in een koor zingen.'

Toen Santa Vižine in december 2017 werd aangenomen bij het Koninklijk Concertgebouworkest, moest ze afscheid nemen van haar spannende nomadenbestaan als aanvoerder van de altviolen bij de Kremerata Baltica, het kamer­orkest dat in 1997 werd opgericht door haar landgenoot Gidon Kremer.

‘Samen met ruim twintig andere jonge musici uit Estland, Letland en Litouwen heb ik de hele wereld afgereisd. Dit ensemble heeft in tegenstelling tot de meeste orkesten geen eigen concertzaal als thuisbasis. Elke tournee begint op de plek waar het eerste concert plaatsvindt, of dat nu in New York, Vilnius of Tokio is. Theoretisch woonde ik in Riga, maar in de praktijk heb ik negen jaar vanuit mijn koffer geleefd.’

Het was geen bewuste keus om haar leven radicaal te veranderen, maar toen ze hoorde dat er een plek vrij kwam bij de altviolen van het Concertgebouworkest heeft ze zich meteen aangemeld voor de audities. ‘Ik kende het orkest al, want in seizoen 2012/13 heb ik deelgenomen aan de orkestacademie. Een onvergetelijke ervaring. Natuurlijk wilde ik auditeren.

Toen Santa Vižine in december 2017 werd aangenomen bij het Koninklijk Concertgebouworkest, moest ze afscheid nemen van haar spannende nomadenbestaan als aanvoerder van de altviolen bij de Kremerata Baltica, het kamer­orkest dat in 1997 werd opgericht door haar landgenoot Gidon Kremer.

‘Samen met ruim twintig andere jonge musici uit Estland, Letland en Litouwen heb ik de hele wereld afgereisd. Dit ensemble heeft in tegenstelling tot de meeste orkesten geen eigen concertzaal als thuisbasis. Elke tournee begint op de plek waar het eerste concert plaatsvindt, of dat nu in New York, Vilnius of Tokio is. Theoretisch woonde ik in Riga, maar in de praktijk heb ik negen jaar vanuit mijn koffer geleefd.’

Het was geen bewuste keus om haar leven radicaal te veranderen, maar toen ze hoorde dat er een plek vrij kwam bij de altviolen van het Concertgebouworkest heeft ze zich meteen aangemeld voor de audities. ‘Ik kende het orkest al, want in seizoen 2012/13 heb ik deelgenomen aan de orkestacademie. Een onvergetelijke ervaring. Natuurlijk wilde ik auditeren.

Wat was ik blij toen ik hoorde dat ik was aangenomen. Ik geniet van de mooie orkestklank en ik vind het heerlijk om het symfonische repertoire weer te spelen; wat heb ik de blazers gemist! De grootste verandering heeft echter niets te maken met muziek: ik heb eindelijk weer een eigen huis met mijn eigen wasmachine. Met hulp van het orkest heb ik snel een woning gevonden en ik voel me ontzettend thuis in Amsterdam.’

Akoestisch wonder

Een ander groot verschil tussen de Kremerata Baltica en het Concertgebouworkest is de manier van samenspelen. ‘In mijn vorige orkest speelden we 90 procent van de concerten zonder dirigent. Iedereen keek zo weinig mogelijk in de partituur en hield elkaar goed in de gaten, precies zoals wanneer je kamermuziek maakt.

‘Theoretisch woonde ik in Riga, maar in de praktijk heb ik negen jaar vanuit mijn koffer geleefd’

In het Concertgebouworkest werkt het uiteraard heel anders. Het orkest bestaat uit veel meer musici en er staat een dirigent voor die de touwtjes in handen heeft. Als tuttispeler moet je enorm vertrouwen op de dirigent en je aanvoerder, want als je op je oren vertrouwt kom je bedrogen uit in de Grote Zaal. De akoestiek in deze fantastische zaal is heel wonderlijk, op iedere plek in het orkest klinkt het anders. Daarom is het ook zo goed dat wij binnen de altvioolgroep rouleren per project. Zo krijg je steeds meer grip op de akoestiek en leer je al je collega’s kennen.’

Rijke muzikale traditie

Vižine vindt het een groot voorrecht dat ze bij het Concertgebouworkest samenwerkt met collega’s van zo veel verschillende nationaliteiten. ‘Zo heb ik geleerd dat de muzikale educatie in ieder land verschilt en dat het systeem in mijn vaderland heel anders is dan bijvoorbeeld in Nederland. In Letland ga je na je geboorte zo snel mogelijk in een koor zingen.

'Op je zestiende moest je zeker weten of je musicus wilde worden of niet'

Onze koortraditie is zeer sterk en voor een land met zo weinig inwoners, ongeveer 1,9 miljoen, zijn er opvallend veel getalenteerde musici, componisten en dirigenten met een internationale carrière. Dat we van jongs af aan altijd zingen en dat we veel muziekles krijgen op school heeft er misschien iets mee te maken, maar toch kan ik het niet goed verklaren. Maar ik ben er wel trots op!’ 

Vižine kreeg vanaf de lagere school al de kans om zich als musicus te ontwikkelen. ‘Vanaf mijn vijfde ging ik naar een speciale school voor musici. We kregen naast de basisvakken ook veel muzieklessen en hoofdvaklessen, in mijn geval vioolles en vanaf mijn twaalfde altvioolles. Op je zestiende moest je zeker weten of je musicus wilde worden of niet, want dat was het laatste moment dat je nog kon doorstromen naar een ‘gewone’ school.

Daarna werd het onderwijs te specifiek om nog te kunnen wisselen. Ik had de laatste drie jaar op school denk ik wel veertien verschillende muziekvakken. Of ik minder ver was gekomen als altviolist zónder al die vakken betwijfel ik. Wat ik juist zo fascinerend vind is dat alle orkestleden een verschillende muzikale opvoeding hebben gehad, maar dat we toch allemaal in dit geweldige orkest zijn beland om samen te musiceren. Misschien is dat wel het geheim van ons succes.’

Ambassadeur

Het concert in Riga op 8 november is onderdeel van de laatste tournee – naar onder meer de Baltische Staten – in het kader van RCO meets Europe, waarbij het orkest in alle 28 lidstaten van de Europese Unie speelt. 

‘Als enig Baltisch orkestlid ben ik een soort ambassadeur tijdens deze tournee, daar zie ik naar uit. Ik hou van de binnenstad van Riga met de bijzondere art-nouveau-architectuur en niet te vergeten de zaal waar we gaan spelen: het nationale operahuis. Ik ben daar opgegroeid: mijn vader trad er op als balletdanser en mijn moeder was lid van het Staatskoor van Letland. Ik ging altijd mee naar de repetities en heb er samen met mijn zus veel kattenkwaad uitgehaald.

‘Tijdens mijn studie noemden onze docenten het Concertgebouworkest ‘het Hollywood van de klassieke muziek’

Ik heb er echt zin in om met het Concert­gebouworkest in deze zaal te spelen. Overigens is het voor veel musici niet de eerste keer, ruim tien jaar geleden speelde het orkest in Riga onder leiding van mijn landgenoot Mariss Jansons. Helaas zat ik toen nog niet in het orkest, maar ik heb gelukkig wel met hem gewerkt in het jaar dat ik deelnam aan de orkestacademie. Ik heb hem na afloop van een repetitie een keer in het Lets begroet. Wat was ik dankbaar dat hij toen de tijd nam om een gesprekje met me te voeren. Ik was toen nog zo onder de indruk van alles dat ik best wel wat stress had.

Tijdens mijn studie noemden onze docenten het Concertgebouworkest ‘het Hollywood van de klassieke muziek’, dus wij studenten kregen de indruk dat je blij mocht zijn als je dit fenomenale orkest überhaupt een keer live zou kunnen horen. En nu zat ik opeens zelf mee te spelen! Voor de jonge musici met wie we in het kader van het Side by ­Side-project gaan samenwerken, allemaal afkomstig uit het orkest van mijn eigen conservatorium, zal het een vergelijkbare ervaring worden. Ik gun het ze van harte en ben blij dat het Concertgebouworkest ze deze kans geeft.’ 

Wat was ik blij toen ik hoorde dat ik was aangenomen. Ik geniet van de mooie orkestklank en ik vind het heerlijk om het symfonische repertoire weer te spelen; wat heb ik de blazers gemist! De grootste verandering heeft echter niets te maken met muziek: ik heb eindelijk weer een eigen huis met mijn eigen wasmachine. Met hulp van het orkest heb ik snel een woning gevonden en ik voel me ontzettend thuis in Amsterdam.’

Akoestisch wonder

Een ander groot verschil tussen de Kremerata Baltica en het Concertgebouworkest is de manier van samenspelen. ‘In mijn vorige orkest speelden we 90 procent van de concerten zonder dirigent. Iedereen keek zo weinig mogelijk in de partituur en hield elkaar goed in de gaten, precies zoals wanneer je kamermuziek maakt.

‘Theoretisch woonde ik in Riga, maar in de praktijk heb ik negen jaar vanuit mijn koffer geleefd’

In het Concertgebouworkest werkt het uiteraard heel anders. Het orkest bestaat uit veel meer musici en er staat een dirigent voor die de touwtjes in handen heeft. Als tuttispeler moet je enorm vertrouwen op de dirigent en je aanvoerder, want als je op je oren vertrouwt kom je bedrogen uit in de Grote Zaal. De akoestiek in deze fantastische zaal is heel wonderlijk, op iedere plek in het orkest klinkt het anders. Daarom is het ook zo goed dat wij binnen de altvioolgroep rouleren per project. Zo krijg je steeds meer grip op de akoestiek en leer je al je collega’s kennen.’

Rijke muzikale traditie

Vižine vindt het een groot voorrecht dat ze bij het Concertgebouworkest samenwerkt met collega’s van zo veel verschillende nationaliteiten. ‘Zo heb ik geleerd dat de muzikale educatie in ieder land verschilt en dat het systeem in mijn vaderland heel anders is dan bijvoorbeeld in Nederland. In Letland ga je na je geboorte zo snel mogelijk in een koor zingen.

'Op je zestiende moest je zeker weten of je musicus wilde worden of niet'

Onze koortraditie is zeer sterk en voor een land met zo weinig inwoners, ongeveer 1,9 miljoen, zijn er opvallend veel getalenteerde musici, componisten en dirigenten met een internationale carrière. Dat we van jongs af aan altijd zingen en dat we veel muziekles krijgen op school heeft er misschien iets mee te maken, maar toch kan ik het niet goed verklaren. Maar ik ben er wel trots op!’ 

Vižine kreeg vanaf de lagere school al de kans om zich als musicus te ontwikkelen. ‘Vanaf mijn vijfde ging ik naar een speciale school voor musici. We kregen naast de basisvakken ook veel muzieklessen en hoofdvaklessen, in mijn geval vioolles en vanaf mijn twaalfde altvioolles. Op je zestiende moest je zeker weten of je musicus wilde worden of niet, want dat was het laatste moment dat je nog kon doorstromen naar een ‘gewone’ school.

Daarna werd het onderwijs te specifiek om nog te kunnen wisselen. Ik had de laatste drie jaar op school denk ik wel veertien verschillende muziekvakken. Of ik minder ver was gekomen als altviolist zónder al die vakken betwijfel ik. Wat ik juist zo fascinerend vind is dat alle orkestleden een verschillende muzikale opvoeding hebben gehad, maar dat we toch allemaal in dit geweldige orkest zijn beland om samen te musiceren. Misschien is dat wel het geheim van ons succes.’

Ambassadeur

Het concert in Riga op 8 november is onderdeel van de laatste tournee – naar onder meer de Baltische Staten – in het kader van RCO meets Europe, waarbij het orkest in alle 28 lidstaten van de Europese Unie speelt. 

‘Als enig Baltisch orkestlid ben ik een soort ambassadeur tijdens deze tournee, daar zie ik naar uit. Ik hou van de binnenstad van Riga met de bijzondere art-nouveau-architectuur en niet te vergeten de zaal waar we gaan spelen: het nationale operahuis. Ik ben daar opgegroeid: mijn vader trad er op als balletdanser en mijn moeder was lid van het Staatskoor van Letland. Ik ging altijd mee naar de repetities en heb er samen met mijn zus veel kattenkwaad uitgehaald.

‘Tijdens mijn studie noemden onze docenten het Concertgebouworkest ‘het Hollywood van de klassieke muziek’

Ik heb er echt zin in om met het Concert­gebouworkest in deze zaal te spelen. Overigens is het voor veel musici niet de eerste keer, ruim tien jaar geleden speelde het orkest in Riga onder leiding van mijn landgenoot Mariss Jansons. Helaas zat ik toen nog niet in het orkest, maar ik heb gelukkig wel met hem gewerkt in het jaar dat ik deelnam aan de orkestacademie. Ik heb hem na afloop van een repetitie een keer in het Lets begroet. Wat was ik dankbaar dat hij toen de tijd nam om een gesprekje met me te voeren. Ik was toen nog zo onder de indruk van alles dat ik best wel wat stress had.

Tijdens mijn studie noemden onze docenten het Concertgebouworkest ‘het Hollywood van de klassieke muziek’, dus wij studenten kregen de indruk dat je blij mocht zijn als je dit fenomenale orkest überhaupt een keer live zou kunnen horen. En nu zat ik opeens zelf mee te spelen! Voor de jonge musici met wie we in het kader van het Side by ­Side-project gaan samenwerken, allemaal afkomstig uit het orkest van mijn eigen conservatorium, zal het een vergelijkbare ervaring worden. Ik gun het ze van harte en ben blij dat het Concertgebouworkest ze deze kans geeft.’ 

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.