Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Violist en dirigent Nikolaj Szeps-Znaider: ‘Als je niet oppast, eindig je nog als dirigent!’

door Roland de Beer
10 nov. 2021 10 november 2021

Nikolaj Szeps-Znaider voegt zich in een rij illustere violisten die Brahms’ Vioolconcert uitvoerden met het Concertgebouworkest én dirigent zijn geworden. En hoe zit dat met die dubbele achter­naam? De Deense musicus legt alles uit.

  • Nikolaj Szeps-Znaider

    foto: Lars Gundersen

    Nikolaj Szeps-Znaider

    foto: Lars Gundersen

  • Nikolaj Szeps-Znaider

    foto: Lars Gundersen

    Nikolaj Szeps-Znaider

    foto: Lars Gundersen

De Grote Zaal heeft iets magisch over zich dat niet uit te leggen valt, er heerst een zindering waar niemand die daar binnengaat aan ontkomt.’ Aldus Nikolaj Szeps-Znaider, een violist ‘van adembenemende brille’ (The New York Times), ‘die tonen van een zeldzame adeldom aan zijn Guarneri ontlokt’ (Le Figaro), en met zijn ‘zilverig, vederlicht gearticuleerd’ geluid ‘magische klankwerelden’ creëert (The Strad), kortom ‘de beste ter wereld’ (Die Presse, Wenen). Hoffelijkheid valt hem ook al niet te ontzeggen. De noblesse die zijn musiceren allerwegen wordt toegekend, wenst Szeps-Znaider vooral toe te schrijven aan ‘lessen die ik heb mogen leren van grote dirigenten en orkesten’. Hij brengt er graag een saluut bij aan het Concertgebouworkest en de Grote Zaal van Het Concertgebouw, ‘een zaal waar we niet voor niets in de hele wereld over praten’.

‘Leefde De Sarasate nog maar. Hij zou het zeker spelen en ik zou graag luisteren’

Onspeelbaar

Szeps-Znaider, spreek uit ­Sjeps-Znaider. Deen. In Kopenhagen geboren uit Poolse ouders. Bij het Concertgebouworkest kennen ze hem sinds 2001. Hij had twee jaar eerder de Brusselse Koningin Elisabethwedstrijd op zijn naam geschreven; manifesteerde zich links en rechts als een ‘virtuoos van de goede smaak’ (de Volkskrant), beschikkend over ‘raadselachtige vermogens’ (NRC Handelsblad). Op zijn 25ste liet hij bij zijn Concertgebouworkest-­debuut horen wat een meesterwerk het weinig gespeelde ­Vioolconcert van Aleksandr Glazoenov eigenlijk is. Dirigent was Mstislav Rostropovitsj. ‘Een van mijn leermeesters’, zegt Znaider. ‘Niet door wat hij tegen me zei, maar door de manier waarop hij met muziek omging’. Ook de vioolconcerten van Nielsen en Elgar kwamen bij de Deen en het Concertgebouworkest aan de beurt voor een grondige herverkenning. Later voegde Beethoven zich in de rij en in 2019 was het tijd voor een opfrisbeurt van Tsjaikovski. En nu dan Brahms. Diens Vioolconcert in D groot, geïnspireerd door de vertolkerskunst van Brahms’ vriend en muzikale sparringpartner Joseph Joachim (violist, componist én dirigent), werd ooit versmaad door vioolhelden als Henryk Wieniawski, die het onspeelbaar vond, en Pablo de Sarasate, die het vertikte om ‘daar maar wat te staan terwijl de hobo de enige melodie van het stuk ten gehore brengt’. Szeps-Znaider: ‘Leefde De Sarasate nog maar. Hij zou het zeker spelen en ik zou graag luisteren.’

Stuntparcours

Het is misschien nauwelijks blijven hangen, maar Szeps-Znaider heeft het Concertgebouworkest ook gedirigeerd. Het was in 2012 en op het programma stond muziek van Brahms, Bloch en Kodály. Het bleef in de Grote Zaal bij één concert. En toen ging hij er als de bliksem vandoor. ‘Mijn eerste kind hield er een ongelukkige timing op na. Het kwam vier weken te vroeg.’ Szeps-Znaider schatert. ‘Een dochter. Zij kon het ook niet helpen. Typisch een moment dat Het Leven Zelf tussenbeide komt.’ De roze wolk in Kopenhagen kon niet doen vergeten dat er in Amsterdam een afgebroken dirigeerengagement bleef liggen. ‘Bij het Concertgebouworkest nota bene. Geen klein ding. Het is een orkest met sterke meningen. Zelfbewust. Ik had de concertreeks graag uitgedirigeerd, we zaten in een flow.’

Intussen heeft de dirigeerloopbaan van Szeps-Znaider – ooit voorzichtig begonnen bij een jeugdorkest – het aanzien gekregen van een stuntparcours. Hij was vaste gast bij het Zweeds Kamerorkest en de Mariinski-opera van Sint-Petersburg. Van ­gastdirecties in Moskou en Gotenburg ging het naar de Eerste symfonie van Gustav Mahler met de Wiener Symphoniker en de ­Negende in Duisburg. Het werd pendelen met de baton tussen Londen, Cleveland en New York. De ­Semperoper in Dresden vroeg hem terug na een Zauberflöte van Mozart; toen meteen ook maar Der Rosenkavalier van Richard Strauss.

Twee beloftes

‘Ik heb mezelf twintig jaar geleden twee beloftes gedaan’, zegt Szeps-Znaider. ‘De eerste belofte was: ik word dirigent, geen bijklussende violist. Ik richt me op de volle breedte van het repertoire.’ Dat uit die ambitie niet onmiddellijk een chefspost bij de Berliner Philharmoniker zou rollen, mocht duidelijk zijn. Wel kwam het Orchestre National de Lyon als geroepen. Szeps-Znaider volgde er vorig jaar Leonard Slatkin op als chef-dirigent – een positie die hem alle kans biedt om het mikken op de volle breedte in daden om te zetten. Fikse kluiven liggen de komende maanden op de nouveau chef danois te wachten in de vorm van Mahlers Tweede en Vijfde, de drie laatste symfonieën van Dvořák, Debussy’s La mer en een wereld­première van Olga Neuwirth. Met Tsjaikovski’s Vierde symfonie en het bekende Vioolconcert van Max Bruch opende hij in september zijn tweede seizoen.

Szeps-Znaiders oktober-dirigeeragenda stond in het teken van vliegreizen en Schumann-partituren (in Chicago en St. Louis), waarna hij naar Lyon zou terugkeren voor een staaltje verlichte programmeerkunst: de Guarneri zou hij uit de koffer halen voor een vioolsonate van Beethoven met Maria João Pires aan de piano, aansluitend zou hij de dirigeerbok beklimmen voor een Mozart-pianoconcert met Pires, gevolgd door Beethovens ­Zevende symfonie.

Maakte de aanwassende dirigeeractiviteit de toevoeging ‘Szeps’ nodig bij ‘Znaider’, moest er een nieuwe vermelding komen in de muzikale beroepengids? ‘In mijn paspoort heeft altijd ‘Szeps-­Znaider’ gestaan! Het zit zo: toen ik negentien was zei iemand: ‘Jouw ­carrière wordt niks met die naam, maak hem korter, het bekt niet!’ Goed dan, maar in mijn achterhoofd is het blijven knagen. ‘Znaider’ komt van mijn moeder. ‘Szeps’, dat is mijn vader. In Polen hebben heel veel Szepsen gewoond die de Tweede Wereldoorlog niet overleefd hebben. Vooral in Łódź. Je ziet de lijsten op internet. Allemaal verdwenen. Ik dacht, hoe kan ik mezelf toestaan dat de naam Szeps nóg een keer wordt uitgewist, totaal verdwijnt? Met dirigeren heeft het niet te maken. Ik wilde een complete telg zijn van mijn ouders.’ Op 3 december 2019 veranderde hij zijn naam officieel in Szeps-Znaider.

De tweede belofte die Szeps-Znaider zichzelf deed was deze: ‘Ik wil nooit mijn vaardigheden als violist verliezen. Ik stop niet met de viool, integendeel. Bekijk mijn agenda. Er is ook nog zó veel ­vioolmuziek die ik wil spelen en opnemen. Ik ben dol op mijn instrument, verliefd als een tiener. Reken maar dat ik studeer, de machine blijft op gang.’

De Grote Zaal heeft iets magisch over zich dat niet uit te leggen valt, er heerst een zindering waar niemand die daar binnengaat aan ontkomt.’ Aldus Nikolaj Szeps-Znaider, een violist ‘van adembenemende brille’ (The New York Times), ‘die tonen van een zeldzame adeldom aan zijn Guarneri ontlokt’ (Le Figaro), en met zijn ‘zilverig, vederlicht gearticuleerd’ geluid ‘magische klankwerelden’ creëert (The Strad), kortom ‘de beste ter wereld’ (Die Presse, Wenen). Hoffelijkheid valt hem ook al niet te ontzeggen. De noblesse die zijn musiceren allerwegen wordt toegekend, wenst Szeps-Znaider vooral toe te schrijven aan ‘lessen die ik heb mogen leren van grote dirigenten en orkesten’. Hij brengt er graag een saluut bij aan het Concertgebouworkest en de Grote Zaal van Het Concertgebouw, ‘een zaal waar we niet voor niets in de hele wereld over praten’.

‘Leefde De Sarasate nog maar. Hij zou het zeker spelen en ik zou graag luisteren’

Onspeelbaar

Szeps-Znaider, spreek uit ­Sjeps-Znaider. Deen. In Kopenhagen geboren uit Poolse ouders. Bij het Concertgebouworkest kennen ze hem sinds 2001. Hij had twee jaar eerder de Brusselse Koningin Elisabethwedstrijd op zijn naam geschreven; manifesteerde zich links en rechts als een ‘virtuoos van de goede smaak’ (de Volkskrant), beschikkend over ‘raadselachtige vermogens’ (NRC Handelsblad). Op zijn 25ste liet hij bij zijn Concertgebouworkest-­debuut horen wat een meesterwerk het weinig gespeelde ­Vioolconcert van Aleksandr Glazoenov eigenlijk is. Dirigent was Mstislav Rostropovitsj. ‘Een van mijn leermeesters’, zegt Znaider. ‘Niet door wat hij tegen me zei, maar door de manier waarop hij met muziek omging’. Ook de vioolconcerten van Nielsen en Elgar kwamen bij de Deen en het Concertgebouworkest aan de beurt voor een grondige herverkenning. Later voegde Beethoven zich in de rij en in 2019 was het tijd voor een opfrisbeurt van Tsjaikovski. En nu dan Brahms. Diens Vioolconcert in D groot, geïnspireerd door de vertolkerskunst van Brahms’ vriend en muzikale sparringpartner Joseph Joachim (violist, componist én dirigent), werd ooit versmaad door vioolhelden als Henryk Wieniawski, die het onspeelbaar vond, en Pablo de Sarasate, die het vertikte om ‘daar maar wat te staan terwijl de hobo de enige melodie van het stuk ten gehore brengt’. Szeps-Znaider: ‘Leefde De Sarasate nog maar. Hij zou het zeker spelen en ik zou graag luisteren.’

Stuntparcours

Het is misschien nauwelijks blijven hangen, maar Szeps-Znaider heeft het Concertgebouworkest ook gedirigeerd. Het was in 2012 en op het programma stond muziek van Brahms, Bloch en Kodály. Het bleef in de Grote Zaal bij één concert. En toen ging hij er als de bliksem vandoor. ‘Mijn eerste kind hield er een ongelukkige timing op na. Het kwam vier weken te vroeg.’ Szeps-Znaider schatert. ‘Een dochter. Zij kon het ook niet helpen. Typisch een moment dat Het Leven Zelf tussenbeide komt.’ De roze wolk in Kopenhagen kon niet doen vergeten dat er in Amsterdam een afgebroken dirigeerengagement bleef liggen. ‘Bij het Concertgebouworkest nota bene. Geen klein ding. Het is een orkest met sterke meningen. Zelfbewust. Ik had de concertreeks graag uitgedirigeerd, we zaten in een flow.’

Intussen heeft de dirigeerloopbaan van Szeps-Znaider – ooit voorzichtig begonnen bij een jeugdorkest – het aanzien gekregen van een stuntparcours. Hij was vaste gast bij het Zweeds Kamerorkest en de Mariinski-opera van Sint-Petersburg. Van ­gastdirecties in Moskou en Gotenburg ging het naar de Eerste symfonie van Gustav Mahler met de Wiener Symphoniker en de ­Negende in Duisburg. Het werd pendelen met de baton tussen Londen, Cleveland en New York. De ­Semperoper in Dresden vroeg hem terug na een Zauberflöte van Mozart; toen meteen ook maar Der Rosenkavalier van Richard Strauss.

Twee beloftes

‘Ik heb mezelf twintig jaar geleden twee beloftes gedaan’, zegt Szeps-Znaider. ‘De eerste belofte was: ik word dirigent, geen bijklussende violist. Ik richt me op de volle breedte van het repertoire.’ Dat uit die ambitie niet onmiddellijk een chefspost bij de Berliner Philharmoniker zou rollen, mocht duidelijk zijn. Wel kwam het Orchestre National de Lyon als geroepen. Szeps-Znaider volgde er vorig jaar Leonard Slatkin op als chef-dirigent – een positie die hem alle kans biedt om het mikken op de volle breedte in daden om te zetten. Fikse kluiven liggen de komende maanden op de nouveau chef danois te wachten in de vorm van Mahlers Tweede en Vijfde, de drie laatste symfonieën van Dvořák, Debussy’s La mer en een wereld­première van Olga Neuwirth. Met Tsjaikovski’s Vierde symfonie en het bekende Vioolconcert van Max Bruch opende hij in september zijn tweede seizoen.

Szeps-Znaiders oktober-dirigeeragenda stond in het teken van vliegreizen en Schumann-partituren (in Chicago en St. Louis), waarna hij naar Lyon zou terugkeren voor een staaltje verlichte programmeerkunst: de Guarneri zou hij uit de koffer halen voor een vioolsonate van Beethoven met Maria João Pires aan de piano, aansluitend zou hij de dirigeerbok beklimmen voor een Mozart-pianoconcert met Pires, gevolgd door Beethovens ­Zevende symfonie.

Maakte de aanwassende dirigeeractiviteit de toevoeging ‘Szeps’ nodig bij ‘Znaider’, moest er een nieuwe vermelding komen in de muzikale beroepengids? ‘In mijn paspoort heeft altijd ‘Szeps-­Znaider’ gestaan! Het zit zo: toen ik negentien was zei iemand: ‘Jouw ­carrière wordt niks met die naam, maak hem korter, het bekt niet!’ Goed dan, maar in mijn achterhoofd is het blijven knagen. ‘Znaider’ komt van mijn moeder. ‘Szeps’, dat is mijn vader. In Polen hebben heel veel Szepsen gewoond die de Tweede Wereldoorlog niet overleefd hebben. Vooral in Łódź. Je ziet de lijsten op internet. Allemaal verdwenen. Ik dacht, hoe kan ik mezelf toestaan dat de naam Szeps nóg een keer wordt uitgewist, totaal verdwijnt? Met dirigeren heeft het niet te maken. Ik wilde een complete telg zijn van mijn ouders.’ Op 3 december 2019 veranderde hij zijn naam officieel in Szeps-Znaider.

De tweede belofte die Szeps-Znaider zichzelf deed was deze: ‘Ik wil nooit mijn vaardigheden als violist verliezen. Ik stop niet met de viool, integendeel. Bekijk mijn agenda. Er is ook nog zó veel ­vioolmuziek die ik wil spelen en opnemen. Ik ben dol op mijn instrument, verliefd als een tiener. Reken maar dat ik studeer, de machine blijft op gang.’

  • Nikolaj Szeps-Znaider

    foto: Lars Gundersen

    Nikolaj Szeps-Znaider

    foto: Lars Gundersen

  • Nikolaj Szeps-Znaider

    foto: Lars Gundersen

    Nikolaj Szeps-Znaider

    foto: Lars Gundersen

Meevoelen

En nu dus Brahms. Een topstuk uit het ­vioolrepertoire. Symfonisch van opzet, met een orkestaandeel en een solopartij die uit elkaar voortkomen, elkaar aanjagen en in elkaar zijn vervlochten. Het begint met een uitvoerige orkestrale uiteenzetting, waarbij de soloviool een kleine eeuwigheid (bijna drie minuten) zwijgt, voor hij met groot aplomb mag inzetten.

Negenentachtig maten waarin Szeps-­Znaider mag overdenken wat er allemaal beter zou hebben geklonken als híj maar de dirigent was, in plaats van met de viool in de hand staan te wachten? ‘Ik heb wel eens met die gedachte op het podium gestaan, ik geef het toe. Maar nu ik zelf ook dirigeer, voel ik veel meer méé met een dirigent. Andersom net zo: als ik een vioolconcert dirigeer, dan voel ik mee met de solist.’

Szeps-Znaider stak een leefregel op bij Sir Colin Davis, maestro van de zelfweg­cijfering. ‘De ideale manier van dirigeren is niet dat je anderen een opvatting oplegt’, zegt Szeps-Znaider, ‘maar dat je je mede­spelers tijdens de muziek als het ware een voorstel doet vanuit de muziek, en dat je daar onderwijl gezamenlijk vorm aan geeft. Hetzelfde doe je als je er na 89 maten inkomt als vioolsolist. Luister naar wat er gebeurt en voeg er het beste wat je hebt aan toe.’

Zoiets als Joseph Joachim en Johannes Brahms dus. Met dit verschil, dat zij niet alleen de solist en de dirigent bij de première waren, maar maanden daarvoor al intensief confereerden en correspondeerden over voorstellen en tegenvoorstellen betreffende de vioolpartij – vol dekselse dubbelgrepen, soms op de rand van het haalbare.

‘Joachim was meer dan een inspirator. Hij is onderdeel van het stuk. Ik ben hem zowat persoonlijk dankbaar’

Zin in iets anders

Een manuscript van het werk, neergekrabbeld door Brahms in goeddeels voltooide staat maar toch nog met verander-opties van Joachim in een andere kleur, is bewaard gebleven. Szeps-Znaider heeft er een studie van gemaakt. ‘Joachim was meer dan een inspirator. Hij is onderdeel van het stuk. Ik ben hem zowat persoonlijk dankbaar.’
Toch zal tegen het eind van het eerste deel niet de veel gespeelde cadens van Joseph Joachim klinken, de lange (zorgvuldig opgeschreven) solo waarmee Joachim pontificaal de eigen ruimte heeft gevuld die Brahms de solist toestaat. ‘Een grandioze cadens. Hij was vijftien jaar mijn eerste keus, maar gaandeweg kreeg ik toch zin in iets anders.’

Ook de cadens van Fritz Kreisler wordt versmaad, ofschoon Szeps-Znaider er een cirkel mee rond zou kunnen maken als bespeler van een ‘ex-Kreisler’ (zijn Guarneri behoorde ooit de legendarische ­Kreisler toe). ‘Ik speel de cadens van Jascha Heifetz. Prachtig, de manier waarop hij motieven combineert... hopelijk stel ik geen Joachimfans teleur.’

Dubbeltalenten

Tot Joseph Joachims vioolleerlingen hoorde ooit het Dordtse talent Willem Kes. Kes werd, twaalf jaar nadat hij bij Joachim afzwaaide (met medeneming van markante opvattingen over spelperfectie en muzikale toewijding), de eerste chefdirigent van het Concertgebouworkest. Hij bracht Brahms’ Vioolconcert in 1890 tot uitvoering met een andere leerling van Joachim, Hugo Heerman, als solist. Joachim zelf verscheen zes jaar later als ­Brahmssolist op het podium bij Kes’ opvolger Willem Mengelberg. Recentere Brahmssolisten bij het Concertgebouw­orkest waren onder anderen Ithzak Perlman, Jaap van Zweden, Maxim Vengerov, Gidon Kremer, Joshua Bell en ­Leonidas Kavakos. Allemaal violisten die vroeg of laat aan een dirigeercarrière zijn begonnen. Szeps-Znaider: ‘Daaraan zie je hoe gevaarlijk het is om het Vioolconcert van Brahms te spelen. Als je niet oppast, eindig je nog als dirigent!’

Wie is Nikolaj Szeps-Znaider
Nikolaj Szeps-Znaider studeerde aan het conservatorium van Stockholm en aan de Juilliard School in New York. Onder zijn vioolleraren vinden we Milan Vitek, Boris Koesjnir en Dorothy DeLay.

Al vroeg gooide hij hoge ogen op vioolconcoursen. Zo won hij op zijn veertiende onder meer de publieksprijs op de Yehudi Menuhin Concours International Competition for Young Violinists. Twee jaar later, in 1992, won Nikolaj Szeps-Znaider de Carl Nielsen International Competition, waarvan hij tegenwoordig zelf directeur is. Zijn grote doorbraak kwam in 1997 met het winnen van de Koningin Elisabethwedstrijd in Brussel.

Nikolaj Szeps-Znaider werd onder meer geprezen om zijn opnamen van de vioolconcerten van Nielsen (met de New York Philharmonic), Mendelssohn (met het Gewandhausorchester Leipzig), Brahms en Korngold (allebei met de Wiener Philharmoniker). Met pianist Yefim Bronfman nam hij het ­complete werk voor viool en piano van Brahms op.

Het dirigeren leerde hij van onder anderen Colin Davis. Sinds 2010 is Nikolaj Szeps-Znaider eerste gastdirigent van het Mariinski Theater in Sint-Petersburg, sinds 2020 ook chef-dirigent van het Orchestre National de Lyon. De Deen heeft een sterke band met het London Symphony Orchestra – als dirigerend violist nam hij met dat orkest alle vioolconcerten van Mozart op.

Meevoelen

En nu dus Brahms. Een topstuk uit het ­vioolrepertoire. Symfonisch van opzet, met een orkestaandeel en een solopartij die uit elkaar voortkomen, elkaar aanjagen en in elkaar zijn vervlochten. Het begint met een uitvoerige orkestrale uiteenzetting, waarbij de soloviool een kleine eeuwigheid (bijna drie minuten) zwijgt, voor hij met groot aplomb mag inzetten.

Negenentachtig maten waarin Szeps-­Znaider mag overdenken wat er allemaal beter zou hebben geklonken als híj maar de dirigent was, in plaats van met de viool in de hand staan te wachten? ‘Ik heb wel eens met die gedachte op het podium gestaan, ik geef het toe. Maar nu ik zelf ook dirigeer, voel ik veel meer méé met een dirigent. Andersom net zo: als ik een vioolconcert dirigeer, dan voel ik mee met de solist.’

Szeps-Znaider stak een leefregel op bij Sir Colin Davis, maestro van de zelfweg­cijfering. ‘De ideale manier van dirigeren is niet dat je anderen een opvatting oplegt’, zegt Szeps-Znaider, ‘maar dat je je mede­spelers tijdens de muziek als het ware een voorstel doet vanuit de muziek, en dat je daar onderwijl gezamenlijk vorm aan geeft. Hetzelfde doe je als je er na 89 maten inkomt als vioolsolist. Luister naar wat er gebeurt en voeg er het beste wat je hebt aan toe.’

Zoiets als Joseph Joachim en Johannes Brahms dus. Met dit verschil, dat zij niet alleen de solist en de dirigent bij de première waren, maar maanden daarvoor al intensief confereerden en correspondeerden over voorstellen en tegenvoorstellen betreffende de vioolpartij – vol dekselse dubbelgrepen, soms op de rand van het haalbare.

‘Joachim was meer dan een inspirator. Hij is onderdeel van het stuk. Ik ben hem zowat persoonlijk dankbaar’

Zin in iets anders

Een manuscript van het werk, neergekrabbeld door Brahms in goeddeels voltooide staat maar toch nog met verander-opties van Joachim in een andere kleur, is bewaard gebleven. Szeps-Znaider heeft er een studie van gemaakt. ‘Joachim was meer dan een inspirator. Hij is onderdeel van het stuk. Ik ben hem zowat persoonlijk dankbaar.’
Toch zal tegen het eind van het eerste deel niet de veel gespeelde cadens van Joseph Joachim klinken, de lange (zorgvuldig opgeschreven) solo waarmee Joachim pontificaal de eigen ruimte heeft gevuld die Brahms de solist toestaat. ‘Een grandioze cadens. Hij was vijftien jaar mijn eerste keus, maar gaandeweg kreeg ik toch zin in iets anders.’

Ook de cadens van Fritz Kreisler wordt versmaad, ofschoon Szeps-Znaider er een cirkel mee rond zou kunnen maken als bespeler van een ‘ex-Kreisler’ (zijn Guarneri behoorde ooit de legendarische ­Kreisler toe). ‘Ik speel de cadens van Jascha Heifetz. Prachtig, de manier waarop hij motieven combineert... hopelijk stel ik geen Joachimfans teleur.’

Dubbeltalenten

Tot Joseph Joachims vioolleerlingen hoorde ooit het Dordtse talent Willem Kes. Kes werd, twaalf jaar nadat hij bij Joachim afzwaaide (met medeneming van markante opvattingen over spelperfectie en muzikale toewijding), de eerste chefdirigent van het Concertgebouworkest. Hij bracht Brahms’ Vioolconcert in 1890 tot uitvoering met een andere leerling van Joachim, Hugo Heerman, als solist. Joachim zelf verscheen zes jaar later als ­Brahmssolist op het podium bij Kes’ opvolger Willem Mengelberg. Recentere Brahmssolisten bij het Concertgebouw­orkest waren onder anderen Ithzak Perlman, Jaap van Zweden, Maxim Vengerov, Gidon Kremer, Joshua Bell en ­Leonidas Kavakos. Allemaal violisten die vroeg of laat aan een dirigeercarrière zijn begonnen. Szeps-Znaider: ‘Daaraan zie je hoe gevaarlijk het is om het Vioolconcert van Brahms te spelen. Als je niet oppast, eindig je nog als dirigent!’

Wie is Nikolaj Szeps-Znaider
Nikolaj Szeps-Znaider studeerde aan het conservatorium van Stockholm en aan de Juilliard School in New York. Onder zijn vioolleraren vinden we Milan Vitek, Boris Koesjnir en Dorothy DeLay.

Al vroeg gooide hij hoge ogen op vioolconcoursen. Zo won hij op zijn veertiende onder meer de publieksprijs op de Yehudi Menuhin Concours International Competition for Young Violinists. Twee jaar later, in 1992, won Nikolaj Szeps-Znaider de Carl Nielsen International Competition, waarvan hij tegenwoordig zelf directeur is. Zijn grote doorbraak kwam in 1997 met het winnen van de Koningin Elisabethwedstrijd in Brussel.

Nikolaj Szeps-Znaider werd onder meer geprezen om zijn opnamen van de vioolconcerten van Nielsen (met de New York Philharmonic), Mendelssohn (met het Gewandhausorchester Leipzig), Brahms en Korngold (allebei met de Wiener Philharmoniker). Met pianist Yefim Bronfman nam hij het ­complete werk voor viool en piano van Brahms op.

Het dirigeren leerde hij van onder anderen Colin Davis. Sinds 2010 is Nikolaj Szeps-Znaider eerste gastdirigent van het Mariinski Theater in Sint-Petersburg, sinds 2020 ook chef-dirigent van het Orchestre National de Lyon. De Deen heeft een sterke band met het London Symphony Orchestra – als dirigerend violist nam hij met dat orkest alle vioolconcerten van Mozart op.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.