Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Celliste Julia Tom: 'Mijn grote liefde blijft de kamermuziek'

door Henriette Posthuma de Boer
01 nov. 2017 01 november 2017

In 2016 werd de jaarlijkse Prix de Salon toegekend aan celliste Julia Tom. Een initiatief van de zakelijke donateurskring van het Koninklijk Concertgebouworkest, waarmee een origineel muzikaal idee van een jong orkestlid wordt gewaardeerd.

Omdat haar tweejarige zoontje Max ziek is, blijft hij thuis onder de hoede van zijn vader, pianist Eildert Beeftink, en neemt Julia Tom me mee naar een café in het centrum van haar woonplaats Weesp. Ze doet haar verhaal in nagenoeg vlekkeloos Nederlands. Hoe ze opgroeide in Berkeley, in de San Francisco Bay Area, als een van de vijf kinderen van Chinese ouders. Haar vader was psychiater, haar moeder psycholoog, en samen hadden ze zich ten doel gesteld om geestelijke gezondheidszorg te bieden aan de Chinese bevolking in San Francisco’s Chinatown, waar hij geboren en getogen was.

De liefde voor muziek erfde ze van haar vader. ‘Als twaalfjarige jongen hoorde hij voor het eerst klassieke muziek en was er verliefd op geworden’, weet Julia. ‘Hij zeurde net zo lang om een piano tot zijn ouders er uiteindelijk maar een huurden, een hele opgave in een gezin met twaalf kinderen! Spelen, muziek lezen, alles leerde hij zichzelf uit boeken die hij bij de bibliotheek leende. Later wist hij ook nog een viool te bemachtigen en bracht hij het tot violist in een amateurorkest. Het was dus niet zo vreemd dat wij thuis allemaal een instrument mochten kiezen. Ik speelde piano, maar lang niet zo goed als mijn broer, die een wonderkind was. Toen mijn vader uit ­China een piepklein zestiende cellootje voor me meenam, werd dat mijn grote liefde.’

Europees avontuur

Het was niet vanzelfsprekend dat Julia van cellospelen haar beroep zou maken. ‘Er waren geen musici in mijn omgeving en ik was geïnteresseerd in veel dingen: geschiedenis, astronomie, letterkunde. Daar kon je op Harvard allemaal uit kiezen. Maar omdat ik het heerlijk vond om buiten te zijn en dingen te ontdekken, had ik bedacht dat ik archeoloog wilde worden. Na een paar colleges merkte ik dat ik daar niet precies genoeg voor was, te ongeduldig ook. Ik wilde bovendien alle tijd hebben om me helemaal op muziek te focussen. Het was voor het eerst dat ik echt het gevoel had dat daar mijn toekomst lag.

'Omdat ik het heerlijk vond om buiten te zijn en dingen te ontdekken, had ik bedacht dat ik archeoloog wilde worden'

Twintig jaar geleden ben ik in m’n eentje naar Europa gekomen om in Duitsland te studeren. Met het romantische idee dat veel Amerikanen hebben: dat je ooit in Europa moet hebben gestudeerd. Ik dacht dat ik een semester zou blijven, en nu ben ik er nog steeds! Toen ik negentien was schreven mijn broer en ik ons in voor het ARD Concours voor duo’s in München. Ik had geen idee wat zo’n concours inhield, maar tot mijn verbazing kwamen we in de finale. De eerste prijs ging naar een Finse celliste en toen ik haar ­hoorde, dacht ik: zo wil ik spelen! Zo natuurlijk en vrij, niet alleen mooi van toon, perfect van techniek en intonatie, maar met een diepe expressie – als de wind op je wang. Haar leraar was Frans Helmerson en bij hem heb ik vijf jaar gestudeerd.’

Omdat haar tweejarige zoontje Max ziek is, blijft hij thuis onder de hoede van zijn vader, pianist Eildert Beeftink, en neemt Julia Tom me mee naar een café in het centrum van haar woonplaats Weesp. Ze doet haar verhaal in nagenoeg vlekkeloos Nederlands. Hoe ze opgroeide in Berkeley, in de San Francisco Bay Area, als een van de vijf kinderen van Chinese ouders. Haar vader was psychiater, haar moeder psycholoog, en samen hadden ze zich ten doel gesteld om geestelijke gezondheidszorg te bieden aan de Chinese bevolking in San Francisco’s Chinatown, waar hij geboren en getogen was.

De liefde voor muziek erfde ze van haar vader. ‘Als twaalfjarige jongen hoorde hij voor het eerst klassieke muziek en was er verliefd op geworden’, weet Julia. ‘Hij zeurde net zo lang om een piano tot zijn ouders er uiteindelijk maar een huurden, een hele opgave in een gezin met twaalf kinderen! Spelen, muziek lezen, alles leerde hij zichzelf uit boeken die hij bij de bibliotheek leende. Later wist hij ook nog een viool te bemachtigen en bracht hij het tot violist in een amateurorkest. Het was dus niet zo vreemd dat wij thuis allemaal een instrument mochten kiezen. Ik speelde piano, maar lang niet zo goed als mijn broer, die een wonderkind was. Toen mijn vader uit ­China een piepklein zestiende cellootje voor me meenam, werd dat mijn grote liefde.’

Europees avontuur

Het was niet vanzelfsprekend dat Julia van cellospelen haar beroep zou maken. ‘Er waren geen musici in mijn omgeving en ik was geïnteresseerd in veel dingen: geschiedenis, astronomie, letterkunde. Daar kon je op Harvard allemaal uit kiezen. Maar omdat ik het heerlijk vond om buiten te zijn en dingen te ontdekken, had ik bedacht dat ik archeoloog wilde worden. Na een paar colleges merkte ik dat ik daar niet precies genoeg voor was, te ongeduldig ook. Ik wilde bovendien alle tijd hebben om me helemaal op muziek te focussen. Het was voor het eerst dat ik echt het gevoel had dat daar mijn toekomst lag.

'Omdat ik het heerlijk vond om buiten te zijn en dingen te ontdekken, had ik bedacht dat ik archeoloog wilde worden'

Twintig jaar geleden ben ik in m’n eentje naar Europa gekomen om in Duitsland te studeren. Met het romantische idee dat veel Amerikanen hebben: dat je ooit in Europa moet hebben gestudeerd. Ik dacht dat ik een semester zou blijven, en nu ben ik er nog steeds! Toen ik negentien was schreven mijn broer en ik ons in voor het ARD Concours voor duo’s in München. Ik had geen idee wat zo’n concours inhield, maar tot mijn verbazing kwamen we in de finale. De eerste prijs ging naar een Finse celliste en toen ik haar ­hoorde, dacht ik: zo wil ik spelen! Zo natuurlijk en vrij, niet alleen mooi van toon, perfect van techniek en intonatie, maar met een diepe expressie – als de wind op je wang. Haar leraar was Frans Helmerson en bij hem heb ik vijf jaar gestudeerd.’

Op zoek

Door de jaren heen volgde Julia Tom masterclasses bij cellisten die ze bewonderde, onder wie Yo-Yo Ma en Anner Bijlsma. ‘Ik was altijd op zoek. Muziek is een ladder naar de ­sterren, tree voor tree probeer ik mijn doel te bereiken. Maar het doel ligt heel hoog!’ 

Haar droom was om kamermuziek te spelen. Daarvoor ging ze onder meer te rade bij het Alban Berg Kwartet en speelde ze in een ­pianotrio. Tijdens de repetities voor een concert in de Kleine Zaal leerde ze haar man kennen, en door haar optredens met het Sweelinck Ensemble ook Nederland. 

Inmiddels kende ze al een aantal musici uit het Concertgebouworkest en wist ze dat er een vacature was in de cellogroep voor een aanvoerders- en een tuttipositie. ‘De aanvoerdersplek (open voor alle nationaliteiten) miste ik op een paar ­stemmen, maar dat ­tuttiproefspel bleek alleen voor Europeanen te zijn. De ­tweede keer mochten cellisten uit de hele wereld zich melden en in januari 2010 werd ik aangenomen.'

'We gaan samen op zoek naar Nederlandse volksmuziek'

'De sfeer in het orkest is vrolijker en onbezorgder dan in Duitsland, waar het er heel degelijk en serieus aan toe gaat. Dat maakt dat ik me er goed voel, zeker als ik daarnaast ook andere projecten kan doen. Want mijn grote liefde blijft toch de kamermuziek. De primarius van het Alban Berg Kwartet heeft eens tegen me gezegd: “Al die jonge mensen willen geen kwartet meer spelen, ze willen een baan hebben met zekerheid. Ze gaan niet meer voor de kunst!” Ik heb hem beloofd dat ik die droom nooit zou opgeven, al is er sinds de geboorte van mijn kind wel minder tijd voor kamermuziek.’

Volksmuziek

Met het winnen van de Prix de Salon kan Julia Tom haar liefde voor kamermuziek weer alle ruimte geven. ‘Mijn oorspronkelijke project was gewijd aan mijn vader, die drie jaar geleden overleed. Ik wilde een cd opnemen met muziekstukken die verbonden zijn met zijn leven tussen oost en west. Dat bleek een te smalle basis, dus heb ik een breder plan gemaakt. De kern is nu dat we, met verschillende collega’s uit het orkest, kamermuziek spelen die gebaseerd is op volksmuziek uit verschillende culturen. Zoals een stuk van Tan Dun voor strijkkwartet en pipa met volksliedachtige elementen, en een werk van Chen Yi, een in Amerika zeer ­gerespecteerde componiste, naast ­westerse muziek van ­componisten als Bartók, ­Falla, Schumann. Soms in bestaande, soms in nieuwe arrangementen.'

'Met dit repertoire wil ik ­belichten dat veel klassiek repertoire zijn wortels heeft in de volksmuziek. Nikolaus Harnoncourt heeft dat ook altijd benadrukt: Bruckner, Mahler, voor beiden is de volksmuziek de primaire bouwsteen voor hun werk. Ook spelen we een opdrachtwerk van de ­Nederlandse componist Fant de Kanter, die dankzij een bijdrage uit het Christiaan Vlek Fonds voor ons aan de slag kon. Hij is nog niet klaar, we gaan samen op zoek naar Nederlandse volksmuziek. We hebben nog wel even tijd, in november 2018 moet de cd klaar zijn.’

De cello van Julia Tom

‘Ik speel op een cello uit 1780, van de Venetiaanse bouwer Anselmo Bellosio. Hiervóór had een ik een instrument van Lorenzo Storioni, een van de laatste vioolbouwers uit het gouden tijdperk van Cremona. Mijn leraar in Californië was benaderd door een weduwe die wilde dat de cello van haar overleden man door een talentvolle jonge musicus bespeeld zou worden. Zo kwam hij bij mij terecht, voor een heel lage prijs. Ik heb er lang op gespeeld, maar omdat hij in de bas te weinig diepte had, ben ik op zoek gegaan naar een ander instrument, niet zozeer groter – ik heb kleine handen – maar wel met een diepere klank. Bij ­toeval vond ik toen in München deze Bellosio, waar ik meteen verliefd op werd. Doordat ik mijn Storioni goed heb kunnen verkopen, kon ik me deze ­kostbare cello permitteren. Nog helemaal in originele staat, alleen de lak is van latere datum.’

Op zoek

Door de jaren heen volgde Julia Tom masterclasses bij cellisten die ze bewonderde, onder wie Yo-Yo Ma en Anner Bijlsma. ‘Ik was altijd op zoek. Muziek is een ladder naar de ­sterren, tree voor tree probeer ik mijn doel te bereiken. Maar het doel ligt heel hoog!’ 

Haar droom was om kamermuziek te spelen. Daarvoor ging ze onder meer te rade bij het Alban Berg Kwartet en speelde ze in een ­pianotrio. Tijdens de repetities voor een concert in de Kleine Zaal leerde ze haar man kennen, en door haar optredens met het Sweelinck Ensemble ook Nederland. 

Inmiddels kende ze al een aantal musici uit het Concertgebouworkest en wist ze dat er een vacature was in de cellogroep voor een aanvoerders- en een tuttipositie. ‘De aanvoerdersplek (open voor alle nationaliteiten) miste ik op een paar ­stemmen, maar dat ­tuttiproefspel bleek alleen voor Europeanen te zijn. De ­tweede keer mochten cellisten uit de hele wereld zich melden en in januari 2010 werd ik aangenomen.'

'We gaan samen op zoek naar Nederlandse volksmuziek'

'De sfeer in het orkest is vrolijker en onbezorgder dan in Duitsland, waar het er heel degelijk en serieus aan toe gaat. Dat maakt dat ik me er goed voel, zeker als ik daarnaast ook andere projecten kan doen. Want mijn grote liefde blijft toch de kamermuziek. De primarius van het Alban Berg Kwartet heeft eens tegen me gezegd: “Al die jonge mensen willen geen kwartet meer spelen, ze willen een baan hebben met zekerheid. Ze gaan niet meer voor de kunst!” Ik heb hem beloofd dat ik die droom nooit zou opgeven, al is er sinds de geboorte van mijn kind wel minder tijd voor kamermuziek.’

Volksmuziek

Met het winnen van de Prix de Salon kan Julia Tom haar liefde voor kamermuziek weer alle ruimte geven. ‘Mijn oorspronkelijke project was gewijd aan mijn vader, die drie jaar geleden overleed. Ik wilde een cd opnemen met muziekstukken die verbonden zijn met zijn leven tussen oost en west. Dat bleek een te smalle basis, dus heb ik een breder plan gemaakt. De kern is nu dat we, met verschillende collega’s uit het orkest, kamermuziek spelen die gebaseerd is op volksmuziek uit verschillende culturen. Zoals een stuk van Tan Dun voor strijkkwartet en pipa met volksliedachtige elementen, en een werk van Chen Yi, een in Amerika zeer ­gerespecteerde componiste, naast ­westerse muziek van ­componisten als Bartók, ­Falla, Schumann. Soms in bestaande, soms in nieuwe arrangementen.'

'Met dit repertoire wil ik ­belichten dat veel klassiek repertoire zijn wortels heeft in de volksmuziek. Nikolaus Harnoncourt heeft dat ook altijd benadrukt: Bruckner, Mahler, voor beiden is de volksmuziek de primaire bouwsteen voor hun werk. Ook spelen we een opdrachtwerk van de ­Nederlandse componist Fant de Kanter, die dankzij een bijdrage uit het Christiaan Vlek Fonds voor ons aan de slag kon. Hij is nog niet klaar, we gaan samen op zoek naar Nederlandse volksmuziek. We hebben nog wel even tijd, in november 2018 moet de cd klaar zijn.’

De cello van Julia Tom

‘Ik speel op een cello uit 1780, van de Venetiaanse bouwer Anselmo Bellosio. Hiervóór had een ik een instrument van Lorenzo Storioni, een van de laatste vioolbouwers uit het gouden tijdperk van Cremona. Mijn leraar in Californië was benaderd door een weduwe die wilde dat de cello van haar overleden man door een talentvolle jonge musicus bespeeld zou worden. Zo kwam hij bij mij terecht, voor een heel lage prijs. Ik heb er lang op gespeeld, maar omdat hij in de bas te weinig diepte had, ben ik op zoek gegaan naar een ander instrument, niet zozeer groter – ik heb kleine handen – maar wel met een diepere klank. Bij ­toeval vond ik toen in München deze Bellosio, waar ik meteen verliefd op werd. Doordat ik mijn Storioni goed heb kunnen verkopen, kon ik me deze ­kostbare cello permitteren. Nog helemaal in originele staat, alleen de lak is van latere datum.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.