Muziekgeschiedenis op Funda.nl
door Rolf Hermsen 27 sep. 2018 27 september 2018
Te koop: Villa Rapsodie in Bloemendaal. Waar componist Bartók, architect Rietveld, violist Zoltán Székely en het Concertgebouworkest samenkomen in een huis dat muziekgeschiedenis ademt. Wie durft?
Er staat voor veel geld een mooi huis te koop in Bloemendaal. Nou is het daar sowieso niet onaardig wonen voor wie het kan betalen, maar aan het rijksmonument Villa Rapsodie, Johan Verhulstweg 70, kleeft een bijzonder stuk muziekgeschiedenis dat verbonden is met illustere namen uit de eerste helft van de vorige eeuw. De woning, bouwjaar 1934, is ontworpen door de vermaarde architect Gerrit Rietveld in opdracht van de Hongaarse violist Zoltán Székely en dankt zijn naam aan de Tweede Rapsodie (1928) van diens vriend en landgenoot, de componist Béla Bartók.
Vrienden
Zoltán Székely, geboren in Hongarije in 1903, heeft een aanzienlijke rol gespeeld in het Nederlandse muziekleven. Op zijn negentiende was hij voor het eerst in Nederland en kort daarna vestigde hij zich in Nijmegen, waar hem onderdak werd geboden door de rijke familie Everts.
Székely bleek een van de beste violisten van zijn generatie en vanaf 1926 soleerde hij regelmatig bij het Concertgebouworkest onder Willem Mengelberg – van 1940 tot 1942 zou hij concertmeester zijn van het orkest. Bartóks Tweede vioolconcert stond wel tien keer op het programma.
Dit concert, dat geldt als een van de grote meesterwerken van de twintigste eeuw, was dan ook aan Székely opgedragen, evenals eerder de Tweede rapsodie. De violist en de componist hadden elkaar in 1921 ontmoet en hoewel Bartók twintig jaar ouder was ontstond toen een vriendschap, een wederzijdse bewondering en een samenwerking – ze gaven vele duoconcerten – die bijna twee decennia standhielden.
Een ronde Rietveld
In 1926 trouwde Zoltán Székely met Mientje Everts. Voor het ontwerp van een nieuwe woning voor het echtpaar viel de keus op niemand minder dan de meester van het Nieuwe Bouwen, architect Gerrit Rietveld. Rietveld liet in Bloemendaal een villa bouwen die de nieuwe bewoners paste als de spreekwoordelijke handschoen.
Béla Bartók en zijn vrouw waren de eerste gasten
Het hart van het huis werd gevormd door een grote muziekkamer. Opvallend in de constructie van de villa is de manier waarop Rietveld een grote ronde vorm met een rechthoekig deel wist te verbinden. De architect beperkte zich in zijn oeuvre meestal tot rechte hoeken en uitgesproken horizontale en verticale lijnen.
Oorlogsellende
Begin 1935 namen Zóltan en Mientje hun intrek in de villa en meteen al in januari ontvingen zij daar hun eerste gasten: Béla Bartók en zijn vrouw. In 1937 werd Székely gevraagd als primarius van het Nieuw Hongaarsch Strijkkwartet. Hij accepteerde, op voorwaarde dat het kwartet naar Nederland zou verhuizen. Op 27 november 1937 maakte het zijn debuut in de Kleine Zaal met onder meer het Vijfde strijkkwartet van Bartók.
Er staat voor veel geld een mooi huis te koop in Bloemendaal. Nou is het daar sowieso niet onaardig wonen voor wie het kan betalen, maar aan het rijksmonument Villa Rapsodie, Johan Verhulstweg 70, kleeft een bijzonder stuk muziekgeschiedenis dat verbonden is met illustere namen uit de eerste helft van de vorige eeuw. De woning, bouwjaar 1934, is ontworpen door de vermaarde architect Gerrit Rietveld in opdracht van de Hongaarse violist Zoltán Székely en dankt zijn naam aan de Tweede Rapsodie (1928) van diens vriend en landgenoot, de componist Béla Bartók.
Vrienden
Zoltán Székely, geboren in Hongarije in 1903, heeft een aanzienlijke rol gespeeld in het Nederlandse muziekleven. Op zijn negentiende was hij voor het eerst in Nederland en kort daarna vestigde hij zich in Nijmegen, waar hem onderdak werd geboden door de rijke familie Everts.
Székely bleek een van de beste violisten van zijn generatie en vanaf 1926 soleerde hij regelmatig bij het Concertgebouworkest onder Willem Mengelberg – van 1940 tot 1942 zou hij concertmeester zijn van het orkest. Bartóks Tweede vioolconcert stond wel tien keer op het programma.
Dit concert, dat geldt als een van de grote meesterwerken van de twintigste eeuw, was dan ook aan Székely opgedragen, evenals eerder de Tweede rapsodie. De violist en de componist hadden elkaar in 1921 ontmoet en hoewel Bartók twintig jaar ouder was ontstond toen een vriendschap, een wederzijdse bewondering en een samenwerking – ze gaven vele duoconcerten – die bijna twee decennia standhielden.
Een ronde Rietveld
In 1926 trouwde Zoltán Székely met Mientje Everts. Voor het ontwerp van een nieuwe woning voor het echtpaar viel de keus op niemand minder dan de meester van het Nieuwe Bouwen, architect Gerrit Rietveld. Rietveld liet in Bloemendaal een villa bouwen die de nieuwe bewoners paste als de spreekwoordelijke handschoen.
Béla Bartók en zijn vrouw waren de eerste gasten
Het hart van het huis werd gevormd door een grote muziekkamer. Opvallend in de constructie van de villa is de manier waarop Rietveld een grote ronde vorm met een rechthoekig deel wist te verbinden. De architect beperkte zich in zijn oeuvre meestal tot rechte hoeken en uitgesproken horizontale en verticale lijnen.
Oorlogsellende
Begin 1935 namen Zóltan en Mientje hun intrek in de villa en meteen al in januari ontvingen zij daar hun eerste gasten: Béla Bartók en zijn vrouw. In 1937 werd Székely gevraagd als primarius van het Nieuw Hongaarsch Strijkkwartet. Hij accepteerde, op voorwaarde dat het kwartet naar Nederland zou verhuizen. Op 27 november 1937 maakte het zijn debuut in de Kleine Zaal met onder meer het Vijfde strijkkwartet van Bartók.
Voor Zsékely betekende toetreding tot het Nieuw Hongaarsch Strijkkwartet in feite het einde van zijn solocarrière. Toch trad hij nog tot in 1942 op met het Concertgebouworkest. Toen was helaas de oorlogsellende ook voor Székely niet te vermijden. Zijn joodse afkomst kwam aan het licht en dat betekende het einde van zijn betrekking als concertmeester.
‘Met geduld, pleizier en vindingrijkheid heeft Rietveld op de hem eigen wijze voor alles een oplossing gevonden.’
De oorlog zorgde er ook voor dat Zóltan, Mientje en hun zoontje Frans uit hun geliefde Villa Rapsodie moesten vertrekken. Het huis werd door de Duitsers in beslag genomen en het gezin vond onderdak bij vrienden in Aerdenhout.
Naar Canada
Na de oorlog keerde het Hongaars Strijkkwartet in volle glorie terug. In 1950 emigreerde het ensemble naar Californië. Vandaaruit vergaarde het wereldfaam, vooral door zijn vertolkingen van Beethoven en Bartók. In 1972, na de ontbinding van het Hongaars Strijkkwartet, pakte de bijna zeventigjarige Székely zijn solocarrière weer op. In 1976 verhuisde hij met Mientje naar Canada waar ze tot hun dood zijn gebleven.
‘Een accoord tussschen klank en rythme’
Villa Rapsodie in Bloemendaal is niet alleen een architectonisch monument, het is ook een plek waar een vitaal stuk muziekgeschiedenis tastbaar aanwezig is. Hoewel de woning op funda.nl vakkundig wordt aangeprezen, is het vanuit dit oogpunt ook aardig om te lezen hoe Rietvelds ‘compositie’ kort na oplevering werd gerecenseerd. Daarom ter afsluiting hier een fragment uit een beschouwing van Ir. C. van Traa in Elsevier’s Weekblad (1935, LXXXIX No.4):
‘Rietveld maakte een huis voor een musicus, hij slaagde daarin ons inziens wonderlijk goed. Domineerend werd een groote ruimte, waar gewerkt, gemusiceerd en gerust moest worden. Zoo ontstond een complex met een stillen hoek, met de mogelijkheid — door een isoleerend rolscherm — het geheel te verdelen, met een spanning in de verhoudingen der samenstellende wanden, die iets voelbaar maakt van een principieel accoord tusschen klank en rythme, die hier vaak regeeren. […] Nergens is de opzet gedwongen, overal is de hand voelbaar die met zorg zijn ruimten koos in verband met hun bestemming. Daardoor gaat van dit huis kracht en opwekking uit; men gaat niet een trap op als zelfstandig meubelstuk, gelegen tusschen twee werelden, maar de trap is hier schroeflijn, die ruimten tezamen bindt, een onmisbare schakel in de compositie. Doode of verloren ruimte zal men tevergeefs zoeken in dit huis, alles past en grijpt in elkaar. Met geduld, pleizier en vindingrijkheid heeft Rietveld op de hem eigen wijze voor alles een oplossing gevonden.’
Voor Zsékely betekende toetreding tot het Nieuw Hongaarsch Strijkkwartet in feite het einde van zijn solocarrière. Toch trad hij nog tot in 1942 op met het Concertgebouworkest. Toen was helaas de oorlogsellende ook voor Székely niet te vermijden. Zijn joodse afkomst kwam aan het licht en dat betekende het einde van zijn betrekking als concertmeester.
‘Met geduld, pleizier en vindingrijkheid heeft Rietveld op de hem eigen wijze voor alles een oplossing gevonden.’
De oorlog zorgde er ook voor dat Zóltan, Mientje en hun zoontje Frans uit hun geliefde Villa Rapsodie moesten vertrekken. Het huis werd door de Duitsers in beslag genomen en het gezin vond onderdak bij vrienden in Aerdenhout.
Naar Canada
Na de oorlog keerde het Hongaars Strijkkwartet in volle glorie terug. In 1950 emigreerde het ensemble naar Californië. Vandaaruit vergaarde het wereldfaam, vooral door zijn vertolkingen van Beethoven en Bartók. In 1972, na de ontbinding van het Hongaars Strijkkwartet, pakte de bijna zeventigjarige Székely zijn solocarrière weer op. In 1976 verhuisde hij met Mientje naar Canada waar ze tot hun dood zijn gebleven.
‘Een accoord tussschen klank en rythme’
Villa Rapsodie in Bloemendaal is niet alleen een architectonisch monument, het is ook een plek waar een vitaal stuk muziekgeschiedenis tastbaar aanwezig is. Hoewel de woning op funda.nl vakkundig wordt aangeprezen, is het vanuit dit oogpunt ook aardig om te lezen hoe Rietvelds ‘compositie’ kort na oplevering werd gerecenseerd. Daarom ter afsluiting hier een fragment uit een beschouwing van Ir. C. van Traa in Elsevier’s Weekblad (1935, LXXXIX No.4):
‘Rietveld maakte een huis voor een musicus, hij slaagde daarin ons inziens wonderlijk goed. Domineerend werd een groote ruimte, waar gewerkt, gemusiceerd en gerust moest worden. Zoo ontstond een complex met een stillen hoek, met de mogelijkheid — door een isoleerend rolscherm — het geheel te verdelen, met een spanning in de verhoudingen der samenstellende wanden, die iets voelbaar maakt van een principieel accoord tusschen klank en rythme, die hier vaak regeeren. […] Nergens is de opzet gedwongen, overal is de hand voelbaar die met zorg zijn ruimten koos in verband met hun bestemming. Daardoor gaat van dit huis kracht en opwekking uit; men gaat niet een trap op als zelfstandig meubelstuk, gelegen tusschen twee werelden, maar de trap is hier schroeflijn, die ruimten tezamen bindt, een onmisbare schakel in de compositie. Doode of verloren ruimte zal men tevergeefs zoeken in dit huis, alles past en grijpt in elkaar. Met geduld, pleizier en vindingrijkheid heeft Rietveld op de hem eigen wijze voor alles een oplossing gevonden.’