Muziek in de spiegel van de mythe
door Philip Westbroek 20 dec. 2019 20 december 2019
Hoe spiegelt de klassieke muziek zich door de eeuwen heen in de Griekse mythologie? Classicus Philip Westbroek over de betekenis die Prometheus, Alcestis en Orpheus nog steeds voor ons hebben.
Muziek en mythe vormen van oudsher een onafscheidelijk duo. De Griekse goden en helden werden in gedichten bezongen onder begeleiding van de citer en op het toneel uitgebeeld met koorzang en fluitspel. Sinds de Renaissance zijn de klassieke verhalen steeds weer een bron van inspiratie voor kunstenaars en componisten. In een van de eerste opera’s, Claudio Monteverdi’s Orfeo, weet de mythische zanger Orpheus met zijn muziek zelfs de dood te overwinnen. Ook in onze tijd spreken mythen nog altijd tot de verbeelding, denk bijvoorbeeld aan Dionysos van Wolfgang Rihm, waarin Dionysus, Apollo, Ariadne en een schare nimfen de getergde filosoof Nietzsche belagen.
Muziek en mythe vormen van oudsher een onafscheidelijk duo. De Griekse goden en helden werden in gedichten bezongen onder begeleiding van de citer en op het toneel uitgebeeld met koorzang en fluitspel. Sinds de Renaissance zijn de klassieke verhalen steeds weer een bron van inspiratie voor kunstenaars en componisten. In een van de eerste opera’s, Claudio Monteverdi’s Orfeo, weet de mythische zanger Orpheus met zijn muziek zelfs de dood te overwinnen. Ook in onze tijd spreken mythen nog altijd tot de verbeelding, denk bijvoorbeeld aan Dionysos van Wolfgang Rihm, waarin Dionysus, Apollo, Ariadne en een schare nimfen de getergde filosoof Nietzsche belagen.
Wat fascineert ons zo in deze verhalen? Is het ‘recyclen’ ervan slechts een eerbetoon aan een oude traditie of zijn deze verhalen eeuwig jong? In de concertreeks Mens & Mythe van het Concertgebouworkest in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam proberen we de antwoorden op deze vragen te vinden. Het publiek wordt uitgenodigd mee te denken, bijvoorbeeld tijdens een symposium.
Mythen, cultuur en wetenschap
Voor we op de mythen ingaan die deze maand centraal staan, kijken we eerst naar wat de cultuurwetenschappen ons kunnen leren. Wat zijn mythen eigenlijk? Strikt genomen zijn het verhalen over goden en helden – ter onderscheiding van christelijke legenden, fabels of volkssprookjes. Maar mythen zijn veel meer. Ze zijn de spiegel van een cultuur en een sleutel tot ons diepste menszijn. Daarom interesseren niet alleen kunstenaars zich voor mythen, maar ook wetenschappers zoals filosofen, antropologen en psychologen.
‘Het unieke van de mythe is dat zijn inhoud (...) voor alle tijden onuitputtelijk is.’
Richard Wagner
Mythen hebben de eeuwen overleefd. De Griekse filosofen verkozen weliswaar de ‘logos’ (het rationele betoog) boven de ‘mythos’ (het traditionele verhaal), toch maakt ook een denker als Plato in zijn Dialogen veelvuldig gebruik van mythen om zijn abstracte gedachten te illustreren. In de Middeleeuwen fungeerden de heidense verhalen als allegorieën van de christelijke boodschap, terwijl ze in de Renaissance juist gebruikt werden om humanistische deugden te verzinnebeelden. Iedere tijd kan dus wel iets met deze verhalen.
Mythen en de moderne mens
Volgens socioloog Max Weber is er sinds de Verlichting een tendens om ons wereldbeeld te ‘ontmythologiseren’, dat wil zeggen te ontdoen van alle irrationele en religieuze elementen. Empirie en rationaliteit beheersen misschien onze kijk op de werkelijkheid, maar in de Romantiek zochten kunstenaars en filosofen juist weer hun heil in de mythe en het mythische denken.
De nationale bewegingen cultiveerden of creëerden zelfs hun mythen en verhalen om een gemeenschappelijke identiteit uit te drukken. Ook ging men op zoek naar nieuwe verbindende verhalen in reactie op de toenemende individualisering en vervreemding die de moderne industriële maatschappij kenmerkt.
Wat fascineert ons zo in deze verhalen? Is het ‘recyclen’ ervan slechts een eerbetoon aan een oude traditie of zijn deze verhalen eeuwig jong? In de concertreeks Mens & Mythe van het Concertgebouworkest in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam proberen we de antwoorden op deze vragen te vinden. Het publiek wordt uitgenodigd mee te denken, bijvoorbeeld tijdens een symposium.
Mythen, cultuur en wetenschap
Voor we op de mythen ingaan die deze maand centraal staan, kijken we eerst naar wat de cultuurwetenschappen ons kunnen leren. Wat zijn mythen eigenlijk? Strikt genomen zijn het verhalen over goden en helden – ter onderscheiding van christelijke legenden, fabels of volkssprookjes. Maar mythen zijn veel meer. Ze zijn de spiegel van een cultuur en een sleutel tot ons diepste menszijn. Daarom interesseren niet alleen kunstenaars zich voor mythen, maar ook wetenschappers zoals filosofen, antropologen en psychologen.
‘Het unieke van de mythe is dat zijn inhoud (...) voor alle tijden onuitputtelijk is.’
Richard Wagner
Mythen hebben de eeuwen overleefd. De Griekse filosofen verkozen weliswaar de ‘logos’ (het rationele betoog) boven de ‘mythos’ (het traditionele verhaal), toch maakt ook een denker als Plato in zijn Dialogen veelvuldig gebruik van mythen om zijn abstracte gedachten te illustreren. In de Middeleeuwen fungeerden de heidense verhalen als allegorieën van de christelijke boodschap, terwijl ze in de Renaissance juist gebruikt werden om humanistische deugden te verzinnebeelden. Iedere tijd kan dus wel iets met deze verhalen.
Mythen en de moderne mens
Volgens socioloog Max Weber is er sinds de Verlichting een tendens om ons wereldbeeld te ‘ontmythologiseren’, dat wil zeggen te ontdoen van alle irrationele en religieuze elementen. Empirie en rationaliteit beheersen misschien onze kijk op de werkelijkheid, maar in de Romantiek zochten kunstenaars en filosofen juist weer hun heil in de mythe en het mythische denken.
De nationale bewegingen cultiveerden of creëerden zelfs hun mythen en verhalen om een gemeenschappelijke identiteit uit te drukken. Ook ging men op zoek naar nieuwe verbindende verhalen in reactie op de toenemende individualisering en vervreemding die de moderne industriële maatschappij kenmerkt.
De secularisatie werd beantwoord met de opkomst van nieuwe spirituele bewegingen zoals de theosofie en de antroposofie, waarin mythen en mythisch denken een herwaardering doormaken. Hetzelfde geldt voor de kunst en de filosofie. Richard Wagner probeerde met zijn mythische Gesamtkunstwerk het verloren gemeenschapsgevoel nieuw leven in te blazen. Friedrich Nietzsche ontwierp de utopische mythe van de Übermensch als alternatief voor de verstarde burgerlijke cultuur. De gevaren van dit nieuwe mythische denken werden op desastreuze wijze zichtbaar in de twintigste eeuw, maar de behoefte aan een ‘overkoepelend verhaal’ is ook in onze tijd nog altijd voelbaar.
Oerpatronen van de cultuur
James Frazer, een van de eerste antropologen, toonde eind negentiende eeuw met zijn omvangrijke en nog altijd veelgelezen studie The Golden Bough aan dat er grote overeenkomsten bestaan tussen mythen en religieuze gebruiken in oude en nieuwe culturen wereldwijd. Rond 1900 ontwikkelt ook de psychologie interessante inzichten in de mythe of het mythische.
Volgens Max Weber is er
een tendens om ons wereldbeeld te ‘ontmythologiseren’
Sigmund Freud legt een nauw verband tussen het onbewuste en mythen, waarin verdrongen ervaringen en verlangens op een symbolische manier worden verbeeld. Carl Gustav Jung ziet in mythen de neerslag van bepaalde psychische archetypen, oerpatronen die boven alle culturen uitstijgen. Door zijn eeuwige zeggingskracht kan iedere tijd zich spiegelen in de mythe en deze steeds opnieuw verbeelden, verwoorden of verklanken.
Drie mythen
In de concertprogramma’s van Mens & Mythe staan drie mythen centraal, die zijn vereeuwigd door de Griekse tragediedichters Aeschylus, Sophocles en Euripides. Ten eerste de mythe van Prometheus, de titaan die het vuur van de goden stal voor de mensen. Dan het verhaal van Oedipus, die als speelbal van het lot ongewild en onbewust zijn vader doodde en zijn moeder huwde. En ten slotte Alcestis, de liefhebbende vrouw die voor haar echtgenoot wilde sterven om hem het leven te schenken.
Het verhaal over Prometheus inspireerde Aleksandr Skrjabin tot zijn Prométée, ou le poème du feu. Deze mythe leert ons iets wezenlijks over de cultuur. Aan het menselijk bestaan ligt een breuk met de godenwereld ten grondslag (vergelijk de bijbelse zondeval). Bij het scheppen van de mens uit klei was Zeus (of Prometheus’ broer Epimetheus, afhankelijk van de versie van het verhaal) vergeten om de mens eigenschappen te geven die nodig zijn om te overleven. Alle dieren kregen deze wel: de haas kreeg zijn snelheid, de vogel zijn vleugels en de leeuw zijn klauwen en tanden.
De mens stond met lege handen. Daarom stal Prometheus het vuur, symbool voor verstand, inventiviteit en techniek, waardoor de mens zijn bestaan veilig kon stellen. Prometheus werd voor deze roof gruwelijk gestraft: vastgeketend aan een rotswand in de Kaukasus werd zijn lever iedere dag uitgepikt door een adelaar, totdat Hercules hem uiteindelijk bevrijdde.
Bevrijding van de mens
Dit verhaal wordt in iedere tijd anders geduid. In de Renaissance gold het als eerbetoon aan de emancipatie van de mens. Maar in de Romantiek fungeerde het ook als waarschuwing tegen de gevaren van de vooruitgang. Zo luidt de ondertitel van Mary Shelley’s roman Frankenstein uit 1818: A Modern Prometheus. Is deze lichtbrenger dus een positieve figuur, die zelfs voor de mensheid lijdt, of een negatieve, die als een ‘Lucifer’ breekt met de goddelijke orde en de mens in het verderf stort?
De secularisatie werd beantwoord met de opkomst van nieuwe spirituele bewegingen zoals de theosofie en de antroposofie, waarin mythen en mythisch denken een herwaardering doormaken. Hetzelfde geldt voor de kunst en de filosofie. Richard Wagner probeerde met zijn mythische Gesamtkunstwerk het verloren gemeenschapsgevoel nieuw leven in te blazen. Friedrich Nietzsche ontwierp de utopische mythe van de Übermensch als alternatief voor de verstarde burgerlijke cultuur. De gevaren van dit nieuwe mythische denken werden op desastreuze wijze zichtbaar in de twintigste eeuw, maar de behoefte aan een ‘overkoepelend verhaal’ is ook in onze tijd nog altijd voelbaar.
Oerpatronen van de cultuur
James Frazer, een van de eerste antropologen, toonde eind negentiende eeuw met zijn omvangrijke en nog altijd veelgelezen studie The Golden Bough aan dat er grote overeenkomsten bestaan tussen mythen en religieuze gebruiken in oude en nieuwe culturen wereldwijd. Rond 1900 ontwikkelt ook de psychologie interessante inzichten in de mythe of het mythische.
Volgens Max Weber is er
een tendens om ons wereldbeeld te ‘ontmythologiseren’
Sigmund Freud legt een nauw verband tussen het onbewuste en mythen, waarin verdrongen ervaringen en verlangens op een symbolische manier worden verbeeld. Carl Gustav Jung ziet in mythen de neerslag van bepaalde psychische archetypen, oerpatronen die boven alle culturen uitstijgen. Door zijn eeuwige zeggingskracht kan iedere tijd zich spiegelen in de mythe en deze steeds opnieuw verbeelden, verwoorden of verklanken.
Drie mythen
In de concertprogramma’s van Mens & Mythe staan drie mythen centraal, die zijn vereeuwigd door de Griekse tragediedichters Aeschylus, Sophocles en Euripides. Ten eerste de mythe van Prometheus, de titaan die het vuur van de goden stal voor de mensen. Dan het verhaal van Oedipus, die als speelbal van het lot ongewild en onbewust zijn vader doodde en zijn moeder huwde. En ten slotte Alcestis, de liefhebbende vrouw die voor haar echtgenoot wilde sterven om hem het leven te schenken.
Het verhaal over Prometheus inspireerde Aleksandr Skrjabin tot zijn Prométée, ou le poème du feu. Deze mythe leert ons iets wezenlijks over de cultuur. Aan het menselijk bestaan ligt een breuk met de godenwereld ten grondslag (vergelijk de bijbelse zondeval). Bij het scheppen van de mens uit klei was Zeus (of Prometheus’ broer Epimetheus, afhankelijk van de versie van het verhaal) vergeten om de mens eigenschappen te geven die nodig zijn om te overleven. Alle dieren kregen deze wel: de haas kreeg zijn snelheid, de vogel zijn vleugels en de leeuw zijn klauwen en tanden.
De mens stond met lege handen. Daarom stal Prometheus het vuur, symbool voor verstand, inventiviteit en techniek, waardoor de mens zijn bestaan veilig kon stellen. Prometheus werd voor deze roof gruwelijk gestraft: vastgeketend aan een rotswand in de Kaukasus werd zijn lever iedere dag uitgepikt door een adelaar, totdat Hercules hem uiteindelijk bevrijdde.
Bevrijding van de mens
Dit verhaal wordt in iedere tijd anders geduid. In de Renaissance gold het als eerbetoon aan de emancipatie van de mens. Maar in de Romantiek fungeerde het ook als waarschuwing tegen de gevaren van de vooruitgang. Zo luidt de ondertitel van Mary Shelley’s roman Frankenstein uit 1818: A Modern Prometheus. Is deze lichtbrenger dus een positieve figuur, die zelfs voor de mensheid lijdt, of een negatieve, die als een ‘Lucifer’ breekt met de goddelijke orde en de mens in het verderf stort?
Skrjabins benadering van het verhaal is echter heel anders dan de klassieke versies van bijvoorbeeld Aeschylus of Plato. Het hemelse vuur dat zijn Prometheus steelt, is niet het vuur van beschaving en vooruitgang, maar het symbool van mystieke ‘illuminatie’.
Het doel van Skrjabins symfonische vuurceremonie is de bevrijding van de mens uit de fysieke en materiële wereld om deze omhoog te leiden naar een spirituele werkelijkheid. De componist voert het publiek met zijn ‘mystieke akkoord’ mee in een wereld van verdwijnende tonaliteit, hallucinerende lichteffecten en extase. Skrjabins utopische doel is een universele, spirituele verbroedering van alle mensen.
Duistere krachten en driften
In zijn Oedipus Rex bewandelt Igor Stravinsky een geheel andere weg. Zijn opera-oratorium is geen verkenning van bovenmenselijke, spirituele dimensies, maar juist een afdaling in de onbewuste regionen van de psyche. Welke diep verankerde, duistere krachten en driften bedreigen ons verheven morele zelfbeeld?
De tragedie Antigone van Sophocles in de regie van Jean Cocteau inspireerde de componist tot het schrijven van een groot muziekdramatisch werk naar een klassieke mythe. Cocteau werd zijn librettist. Het verhaal volgt Sophocles’ Koning Oedipus, maar Stravinsky en Cocteau laten met vocale passages in het Latijn de mythe op ijzingwekkende wijze ‘bevriezen’, waardoor deze des te indringender wordt. Als marmeren zuilen dragen de Latijnse passages het klassieke drama, waar een spreekstem ons doorheen leidt.
Oedipus, de man die het raadsel van de mens dacht te hebben opgelost dat de sfinx hem had opgegeven, was ziende blind. Hem werden de ogen geopend door de blinde ziener Teiresias, waarna hij zichzelf de ogen uitstak. Oedipus had in de afgrond gestaard waar de sfinx zich had ingestort. Deze afgrond lag echter in hemzelf en hij kon het daglicht niet langer verdragen. Wie is de Oedipus in ons? Stravinsky’s Oedipus Rex is niet minder huiveringwekkend dan het offerritueel van zijn veertien jaar oudere Le sacre du printemps, dat met zijn ‘primitivisme’ – zoals de muziekfilosoof Theodor Adorno stelt – niet alleen de tonale, maar ook onze morele kaders tart.
Morele grootsheid
Is er dan geen hoop meer? Moeten we óf met Skrjabin vluchten in de spirituele ether óf met Stravinsky het hoofd buigen voor de macht van het lot of het duistere driftleven? Gelukkig tonen mythen ook de schoonheid en morele grootsheid van de mens. Koningin Alcestis, vereeuwigd in Euripides’ enige tragedie met een happy end, is een toonbeeld van liefde die de dood overwint.
De goden hebben haar doodzieke echtgenoot, koning Admetus van Thessalië, een gunst verleend: hij hoeft niet te sterven als er iemand is die in zijn plaats naar het dodenrijk wil afdalen. Uit liefde offert zij zich op. Wegens haar onzelfzuchtigheid wordt ze uiteindelijk door Hercules teruggehaald naar het land der levenden.
Alcestis is een van de grootse vrouwengestalten uit de Griekse mythologie – naast Antigone, Elektra, Phaedra of Andromache – die tot de verbeelding blijven spreken. Vooral in de Barok was haar verhaal een geliefd onderwerp, getuige de opera’s Alceste van Lully, Admeto, re di Tessaglia en Alceste van Händel en natuurlijk de ‘hervormingsopera’ Alceste van Gluck (zie het verhaal op pagina 48).
Of mythen ons nu helpen om de samenhang in een gefragmenteerde wereld te hervinden, om af te dalen in het onbewuste, of om de schoonheid van medemenselijkheid te laten ervaren, de verhalen van weleer bevatten een boodschap die niet aan zeggingskracht inboet. Net als muziek hebben de mythen een onuitputtelijke betekenis en daarom is hun samengaan even onontkoombaar als het Griekse noodlot zelf.
Philip Westbroek is literatuurwetenschapper en docent aan de Universiteit van Amsterdam.
* Het citaat van Richard Wagner is afkomstig uit Opera en drama, (uit het Duits vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Philip Westbroek), Uitgeverij IJzer, 2014.
vr 17 & zo 19 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe - Cultuur als misdaad: Prometheus
Concertgebouworkest (Beethoven, Dean, Skrjabin (lichtorgel))
wo 22, do 23, vr 24 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe - Het liefdesoffer: Alceste
Concertgebouworkest (Lully, Händel, Rameau, Gluck, Mozart)
do 30 & vr 31 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe - Het onverbiddelijke noodlot: Oedipus
Concertgebouworkest (Verdi, Verbey, Stravinsky)
Skrjabins benadering van het verhaal is echter heel anders dan de klassieke versies van bijvoorbeeld Aeschylus of Plato. Het hemelse vuur dat zijn Prometheus steelt, is niet het vuur van beschaving en vooruitgang, maar het symbool van mystieke ‘illuminatie’.
Het doel van Skrjabins symfonische vuurceremonie is de bevrijding van de mens uit de fysieke en materiële wereld om deze omhoog te leiden naar een spirituele werkelijkheid. De componist voert het publiek met zijn ‘mystieke akkoord’ mee in een wereld van verdwijnende tonaliteit, hallucinerende lichteffecten en extase. Skrjabins utopische doel is een universele, spirituele verbroedering van alle mensen.
Duistere krachten en driften
In zijn Oedipus Rex bewandelt Igor Stravinsky een geheel andere weg. Zijn opera-oratorium is geen verkenning van bovenmenselijke, spirituele dimensies, maar juist een afdaling in de onbewuste regionen van de psyche. Welke diep verankerde, duistere krachten en driften bedreigen ons verheven morele zelfbeeld?
De tragedie Antigone van Sophocles in de regie van Jean Cocteau inspireerde de componist tot het schrijven van een groot muziekdramatisch werk naar een klassieke mythe. Cocteau werd zijn librettist. Het verhaal volgt Sophocles’ Koning Oedipus, maar Stravinsky en Cocteau laten met vocale passages in het Latijn de mythe op ijzingwekkende wijze ‘bevriezen’, waardoor deze des te indringender wordt. Als marmeren zuilen dragen de Latijnse passages het klassieke drama, waar een spreekstem ons doorheen leidt.
Oedipus, de man die het raadsel van de mens dacht te hebben opgelost dat de sfinx hem had opgegeven, was ziende blind. Hem werden de ogen geopend door de blinde ziener Teiresias, waarna hij zichzelf de ogen uitstak. Oedipus had in de afgrond gestaard waar de sfinx zich had ingestort. Deze afgrond lag echter in hemzelf en hij kon het daglicht niet langer verdragen. Wie is de Oedipus in ons? Stravinsky’s Oedipus Rex is niet minder huiveringwekkend dan het offerritueel van zijn veertien jaar oudere Le sacre du printemps, dat met zijn ‘primitivisme’ – zoals de muziekfilosoof Theodor Adorno stelt – niet alleen de tonale, maar ook onze morele kaders tart.
Morele grootsheid
Is er dan geen hoop meer? Moeten we óf met Skrjabin vluchten in de spirituele ether óf met Stravinsky het hoofd buigen voor de macht van het lot of het duistere driftleven? Gelukkig tonen mythen ook de schoonheid en morele grootsheid van de mens. Koningin Alcestis, vereeuwigd in Euripides’ enige tragedie met een happy end, is een toonbeeld van liefde die de dood overwint.
De goden hebben haar doodzieke echtgenoot, koning Admetus van Thessalië, een gunst verleend: hij hoeft niet te sterven als er iemand is die in zijn plaats naar het dodenrijk wil afdalen. Uit liefde offert zij zich op. Wegens haar onzelfzuchtigheid wordt ze uiteindelijk door Hercules teruggehaald naar het land der levenden.
Alcestis is een van de grootse vrouwengestalten uit de Griekse mythologie – naast Antigone, Elektra, Phaedra of Andromache – die tot de verbeelding blijven spreken. Vooral in de Barok was haar verhaal een geliefd onderwerp, getuige de opera’s Alceste van Lully, Admeto, re di Tessaglia en Alceste van Händel en natuurlijk de ‘hervormingsopera’ Alceste van Gluck (zie het verhaal op pagina 48).
Of mythen ons nu helpen om de samenhang in een gefragmenteerde wereld te hervinden, om af te dalen in het onbewuste, of om de schoonheid van medemenselijkheid te laten ervaren, de verhalen van weleer bevatten een boodschap die niet aan zeggingskracht inboet. Net als muziek hebben de mythen een onuitputtelijke betekenis en daarom is hun samengaan even onontkoombaar als het Griekse noodlot zelf.
Philip Westbroek is literatuurwetenschapper en docent aan de Universiteit van Amsterdam.
* Het citaat van Richard Wagner is afkomstig uit Opera en drama, (uit het Duits vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Philip Westbroek), Uitgeverij IJzer, 2014.
vr 17 & zo 19 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe - Cultuur als misdaad: Prometheus
Concertgebouworkest (Beethoven, Dean, Skrjabin (lichtorgel))
wo 22, do 23, vr 24 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe - Het liefdesoffer: Alceste
Concertgebouworkest (Lully, Händel, Rameau, Gluck, Mozart)
do 30 & vr 31 januari | Grote Zaal
Mens & Mythe - Het onverbiddelijke noodlot: Oedipus
Concertgebouworkest (Verdi, Verbey, Stravinsky)