Mahler: Eerste symfonie
door Aad van der Ven 28 apr. 2020 28 april 2020
Deze maand publiceren we een Mahler-luistergids: historisch mooie opnamen van alle Mahler-symfonieën. Bij iedere symfonie schreef een van onze auteurs een toelichting. Dit is de toelichting op Mahlers Eerste symfonie: een werk dat volgens hemzelf alles moest omvatten.
Voor Gustav Mahler was 1889 een rampjaar. Enkele maanden na elkaar overleden achtereenvolgens zijn vader, zijn zuster Leopoldine en zijn moeder. Hij was 29. Zijn carrière als dirigent daarentegen – hij leidde de Koninklijke Opera in Boedapest – verliep voorspoedig. In de Hongaarse hoofdstad leidde hij in november de eerste uitvoering van zijn grote nieuwe, vijfdelige orkestwerk (het tweede deel, met het opschrift Blumine, zou Mahler later elimineren).
Het opera-orkest was enthousiast over de omvangrijke partituur, waarop toen nog de titel ‘Symfonisch gedicht’ prijkte, maar die later als zijn Eerste symfonie zou worden gepubliceerd. Het publiek en de meerderheid van de recensenten in Boedapest waren echter negatief. Uit talrijke reacties valt verbazing af te lezen over dit werk, een compositie die eigenlijk alles al bevat wat Mahler in onze ogen bijzonder maakt.
Voor Gustav Mahler was 1889 een rampjaar. Enkele maanden na elkaar overleden achtereenvolgens zijn vader, zijn zuster Leopoldine en zijn moeder. Hij was 29. Zijn carrière als dirigent daarentegen – hij leidde de Koninklijke Opera in Boedapest – verliep voorspoedig. In de Hongaarse hoofdstad leidde hij in november de eerste uitvoering van zijn grote nieuwe, vijfdelige orkestwerk (het tweede deel, met het opschrift Blumine, zou Mahler later elimineren).
Het opera-orkest was enthousiast over de omvangrijke partituur, waarop toen nog de titel ‘Symfonisch gedicht’ prijkte, maar die later als zijn Eerste symfonie zou worden gepubliceerd. Het publiek en de meerderheid van de recensenten in Boedapest waren echter negatief. Uit talrijke reacties valt verbazing af te lezen over dit werk, een compositie die eigenlijk alles al bevat wat Mahler in onze ogen bijzonder maakt.
Symfonische muziek met een dergelijke grilligheid en stilistische veelzijdigheid was niet eerder geschreven. ‘Wie ein Naturlaut’, oftewel ‘zoals een natuurgeluid’, staat als aanwijzing aan het begin van de eerste bladzijde. Tegen een achtergrond van lang aangehouden, ijle noten in de strijkers tekenen zich, aanvankelijk aarzelend, motieven af. Het is alsof de natuur ontwaakt.
Ook in zijn latere muziek zou Mahler de ramen van zijn werkkamer vaak wijd open zetten. Wel dienen we het begrip ‘natuur’ in zijn muziek zeer ruim op te vatten, dat wil zeggen niet slechts als een sfeerbeeld, waarbij we denken aan een fraaie zonsondergang, een sierlijke vlinder of een murmelend beekje, maar als iets waarin leven en dood, hemel en aarde zich uitdrukken. Dat geeft zijn natuurmuziek een meer ‘existentiële’ betekenis dan die van bijvoorbeeld Beethovens ‘Pastorale’.
‘De symfonie moet zijn zoals de wereld’, heeft Mahler gezegd. ‘Zij moet alles omvatten.’ Die visie maakt ook begrijpelijk dat al meteen in de Eerste symfonie ‘hoge’ en ‘lage’ muziek vlak naast elkaar staan, dat het sublieme zich vermengt met het triviale. De beroemde filosoof en musicoloog Theodor Adorno sprak in dit verband over ‘een provocerende verbintenis met de vulgaire muziek’.
Op onverwachte plaatsen duiken militaire fanfares op. Ook drukt Mahler in volksliedachtige melodieën heimwee naar verloren onschuld uit: Ging heut’ morgen übers Feld, ontleend aan zijn Lieder eines fahrenden Gesellen, in het eerste deel en Vader Jacob in mineur als leidraad van de treurmars die het (huidige) derde deel vormt.
In het oeuvre van Mahler treffen we ook vaak danswijsjes aan, waarbij een ‘sociaal’ onderscheid valt te maken tussen enerzijds de chique wals of het dito menuet en anderzijds de boertige ‘Ländler’, die in het scherzo (‘Kräftig bewegt, doch nicht zu schnell’) domineert. In deze symfonie maakte Mahler meteen duidelijk dat homogeniteit van stijl en karakter niet zijn doel was.
Wellicht was het de verwarde reactie van publiek en critici die Mahler er in 1893 toe bracht de delen van de inmiddels gereviseerde partituur te voorzien van titels en korte toelichtingen, op deze manier zijn bedoelingen verduidelijkend. Daaruit blijkt dat de eerste helft van het werk geïnspireerd is door jeugd- en natuurervaringen, terwijl de tweede helft – vanaf de treurmars met de door de contrabas ingezette ‘Vader Jacob-melodie’ – de tragiek van het menselijk bestaan behandelt.
Mahler gaf de symfonie als geheel de titel ‘Titan’, refererend aan de held uit de gelijknamige roman uit 1800-03 van de Duitse schrijver Jean Paul, in wie de componist zichzelf herkende. Vooral het laatste deel (‘Stürmisch bewegt’) van deze symfonie laat over het gepassioneerde karakter van deze romanfiguur geen twijfel bestaan. Overigens trok Mahler later de titels en toelichtingen bij de afzonderlijke delen én de overkoepelende bijnaam ‘Titan’ terug.
Symfonische muziek met een dergelijke grilligheid en stilistische veelzijdigheid was niet eerder geschreven. ‘Wie ein Naturlaut’, oftewel ‘zoals een natuurgeluid’, staat als aanwijzing aan het begin van de eerste bladzijde. Tegen een achtergrond van lang aangehouden, ijle noten in de strijkers tekenen zich, aanvankelijk aarzelend, motieven af. Het is alsof de natuur ontwaakt.
Ook in zijn latere muziek zou Mahler de ramen van zijn werkkamer vaak wijd open zetten. Wel dienen we het begrip ‘natuur’ in zijn muziek zeer ruim op te vatten, dat wil zeggen niet slechts als een sfeerbeeld, waarbij we denken aan een fraaie zonsondergang, een sierlijke vlinder of een murmelend beekje, maar als iets waarin leven en dood, hemel en aarde zich uitdrukken. Dat geeft zijn natuurmuziek een meer ‘existentiële’ betekenis dan die van bijvoorbeeld Beethovens ‘Pastorale’.
‘De symfonie moet zijn zoals de wereld’, heeft Mahler gezegd. ‘Zij moet alles omvatten.’ Die visie maakt ook begrijpelijk dat al meteen in de Eerste symfonie ‘hoge’ en ‘lage’ muziek vlak naast elkaar staan, dat het sublieme zich vermengt met het triviale. De beroemde filosoof en musicoloog Theodor Adorno sprak in dit verband over ‘een provocerende verbintenis met de vulgaire muziek’.
Op onverwachte plaatsen duiken militaire fanfares op. Ook drukt Mahler in volksliedachtige melodieën heimwee naar verloren onschuld uit: Ging heut’ morgen übers Feld, ontleend aan zijn Lieder eines fahrenden Gesellen, in het eerste deel en Vader Jacob in mineur als leidraad van de treurmars die het (huidige) derde deel vormt.
In het oeuvre van Mahler treffen we ook vaak danswijsjes aan, waarbij een ‘sociaal’ onderscheid valt te maken tussen enerzijds de chique wals of het dito menuet en anderzijds de boertige ‘Ländler’, die in het scherzo (‘Kräftig bewegt, doch nicht zu schnell’) domineert. In deze symfonie maakte Mahler meteen duidelijk dat homogeniteit van stijl en karakter niet zijn doel was.
Wellicht was het de verwarde reactie van publiek en critici die Mahler er in 1893 toe bracht de delen van de inmiddels gereviseerde partituur te voorzien van titels en korte toelichtingen, op deze manier zijn bedoelingen verduidelijkend. Daaruit blijkt dat de eerste helft van het werk geïnspireerd is door jeugd- en natuurervaringen, terwijl de tweede helft – vanaf de treurmars met de door de contrabas ingezette ‘Vader Jacob-melodie’ – de tragiek van het menselijk bestaan behandelt.
Mahler gaf de symfonie als geheel de titel ‘Titan’, refererend aan de held uit de gelijknamige roman uit 1800-03 van de Duitse schrijver Jean Paul, in wie de componist zichzelf herkende. Vooral het laatste deel (‘Stürmisch bewegt’) van deze symfonie laat over het gepassioneerde karakter van deze romanfiguur geen twijfel bestaan. Overigens trok Mahler later de titels en toelichtingen bij de afzonderlijke delen én de overkoepelende bijnaam ‘Titan’ terug.