Jordi Savalls smakenspel
door Roland de Beer 20 apr. 2022 20 april 2022
‘Mijn programma gaat over eenheid. Europese eenheid.’ Met het muzikale thema La Folia als rode draad leidt de wereldvermaarde oudemuziekspecialist Jordi Savall het Concertgebouworkest door de tijd én ons continent.
‘Ik zwem elke ochtend buiten in de achtertuin. Daarna douch ik me af met koud water. Ook als er sneeuw ligt, zoals in de afgelopen winter. Het geeft me een explosie van energie.’ Jordi Savall, voluit Jordi Savall i Bernadet (1941, Catalonië) herkent zich in de kwalificatie ‘tachtig jaar jong’.
Werken met een dirigent van zijn leeftijd is voor het Concertgebouworkest geen zeldzaamheid. Bernard Haitink, Pierre Boulez, Kurt Masur – hun optredens klinken nog na. De 94-jarige Herbert Blomstedt oogst blijvend applaus. Doorgewinterde orkestmusici herinneren zich Georg Solti en Carlo Maria Giulini. De komst van Savall, die van plan is om met het Concertgebouworkest vuurwerk te ontsteken in een programma met werken van Bach, Rameau, Geminiani en Händel, staat dus niet op zichzelf.
Eén verschil: Jordi Savall maakt bij het orkest zijn debuut, en dat is nooit eerder gebeurd bij een dirigent van zijn leeftijd.
‘Ik zwem elke ochtend buiten in de achtertuin. Daarna douch ik me af met koud water. Ook als er sneeuw ligt, zoals in de afgelopen winter. Het geeft me een explosie van energie.’ Jordi Savall, voluit Jordi Savall i Bernadet (1941, Catalonië) herkent zich in de kwalificatie ‘tachtig jaar jong’.
Werken met een dirigent van zijn leeftijd is voor het Concertgebouworkest geen zeldzaamheid. Bernard Haitink, Pierre Boulez, Kurt Masur – hun optredens klinken nog na. De 94-jarige Herbert Blomstedt oogst blijvend applaus. Doorgewinterde orkestmusici herinneren zich Georg Solti en Carlo Maria Giulini. De komst van Savall, die van plan is om met het Concertgebouworkest vuurwerk te ontsteken in een programma met werken van Bach, Rameau, Geminiani en Händel, staat dus niet op zichzelf.
Eén verschil: Jordi Savall maakt bij het orkest zijn debuut, en dat is nooit eerder gebeurd bij een dirigent van zijn leeftijd.
Interculturele dialoog
‘Ik verheug me nu al’, zegt de meester van de viola da gamba, ensembleleider en dirigent, met pretogen boven een zorgvuldig getrimd snorrebaardje dat (tinten donkerder) vier decennia geleden al zijn entree maakte in de Kleine Zaal en op het Festival Oude Muziek Utrecht.
Jordi Savall maakt bij het orkest zijn debuut, dat is nooit eerder gebeurd bij een dirigent van zijn leeftijd.
Savalls achtertuin bevindt zich ten westen van Barcelona in een omgeving die, toepasselijk, Bellaterra heet en doortocht biedt naar magnifieke heuvellandroutes. Niet ver ervandaan ligt het stadje Igualada, waar Savall het levenslicht zag en in het jongenskoor zong. Verder de Catalaanse bergen in ligt het schitterende Monasterio de Santes Creus, een verlaten middeleeuwse abdij waar Savall in augustus zijn tachtigste verjaardag vierde met een muziekvijfdaagse waarin hij de ene denkbeeldige grens na de andere overstak.
Hij presenteerde zich er met de dirigeerstok, de gamba en een zestiende-eeuwse knievedel. Hij bracht Iberische pelgrimszang met zijn koor La Capella Reial de Catalunya en speelde solo-gambawerk uit de kring rond Lodewijk XIV. Met zijn barokgroep Hespèrion XXI bracht hij verzoening tussen Italiaanse, Franse, Duitse, Engelse en Spaanse muzieksmaken van eeuwen geleden. Met zijn orkest ‘Le Concert des Nations’ – het omvat twaalf nationaliteiten – bracht hij Beethovens Zesde symfonie ‘Pastorale’, en omringde hij zich met Koerdische, Syrische en Iraanse volksmusici.
Het was een verjaardagsprogramma van typische Savall-signatuur, symbolisch voor zijn waardigheid van Unesco-ambassadeur voor de vrede en EU-ambassadeur voor de interculturele dialoog, en representatief voor de torenhoge, 270-delige albumcollectie die Savall en zijn gezelschappen gedurende een halve eeuw op hun naam hebben geschreven.
Europese eenheid
Ook Savalls affiche met het Concertgebouworkest toont zo’n typische vingerafdruk. Al is het natuurlijk een stuk minder bont en uitgebreid dan dat van zijn verjaardagsfestival. ‘Als ik word uitgenodigd voor een barokprogramma door een belangrijk symfonieorkest, dan ligt het niet voor de hand dat ik de Oriënt erbij haal’, zegt hij nuchter. ‘Ik vond het gepast om gewoon de allermooiste stukken te kiezen van de allergeniaalste componisten. De crème de la crème van de Europese muziekcultuur.’
Savall zal een spel spelen met smaken, grenzen en historische identiteiten
Het neemt niet weg dat Savall ook met het Concertgebouworkest een spel zal spelen met smaken, grenzen en historische identiteiten. In contrast met het fonkelende Italiaanse strijkersidioom van Francesco Geminiani staat de veelkleurige sonoriteit van zijn veelzijdige generatiegenoot Jean-Philippe Rameau, componist, organist en theoreticus, wiens Suite Les Boréades een onmiskenbaar product is van de achttiende-eeuwse Parijse Opéra. Botsende tradities – ooit onverenigbaar geacht. ‘Dit gaat over verscheidenheid’, zegt Savall. ‘Maar mijn programma gaat ook over eenheid. Europese eenheid.’
Interculturele dialoog
‘Ik verheug me nu al’, zegt de meester van de viola da gamba, ensembleleider en dirigent, met pretogen boven een zorgvuldig getrimd snorrebaardje dat (tinten donkerder) vier decennia geleden al zijn entree maakte in de Kleine Zaal en op het Festival Oude Muziek Utrecht.
Jordi Savall maakt bij het orkest zijn debuut, dat is nooit eerder gebeurd bij een dirigent van zijn leeftijd.
Savalls achtertuin bevindt zich ten westen van Barcelona in een omgeving die, toepasselijk, Bellaterra heet en doortocht biedt naar magnifieke heuvellandroutes. Niet ver ervandaan ligt het stadje Igualada, waar Savall het levenslicht zag en in het jongenskoor zong. Verder de Catalaanse bergen in ligt het schitterende Monasterio de Santes Creus, een verlaten middeleeuwse abdij waar Savall in augustus zijn tachtigste verjaardag vierde met een muziekvijfdaagse waarin hij de ene denkbeeldige grens na de andere overstak.
Hij presenteerde zich er met de dirigeerstok, de gamba en een zestiende-eeuwse knievedel. Hij bracht Iberische pelgrimszang met zijn koor La Capella Reial de Catalunya en speelde solo-gambawerk uit de kring rond Lodewijk XIV. Met zijn barokgroep Hespèrion XXI bracht hij verzoening tussen Italiaanse, Franse, Duitse, Engelse en Spaanse muzieksmaken van eeuwen geleden. Met zijn orkest ‘Le Concert des Nations’ – het omvat twaalf nationaliteiten – bracht hij Beethovens Zesde symfonie ‘Pastorale’, en omringde hij zich met Koerdische, Syrische en Iraanse volksmusici.
Het was een verjaardagsprogramma van typische Savall-signatuur, symbolisch voor zijn waardigheid van Unesco-ambassadeur voor de vrede en EU-ambassadeur voor de interculturele dialoog, en representatief voor de torenhoge, 270-delige albumcollectie die Savall en zijn gezelschappen gedurende een halve eeuw op hun naam hebben geschreven.
Europese eenheid
Ook Savalls affiche met het Concertgebouworkest toont zo’n typische vingerafdruk. Al is het natuurlijk een stuk minder bont en uitgebreid dan dat van zijn verjaardagsfestival. ‘Als ik word uitgenodigd voor een barokprogramma door een belangrijk symfonieorkest, dan ligt het niet voor de hand dat ik de Oriënt erbij haal’, zegt hij nuchter. ‘Ik vond het gepast om gewoon de allermooiste stukken te kiezen van de allergeniaalste componisten. De crème de la crème van de Europese muziekcultuur.’
Savall zal een spel spelen met smaken, grenzen en historische identiteiten
Het neemt niet weg dat Savall ook met het Concertgebouworkest een spel zal spelen met smaken, grenzen en historische identiteiten. In contrast met het fonkelende Italiaanse strijkersidioom van Francesco Geminiani staat de veelkleurige sonoriteit van zijn veelzijdige generatiegenoot Jean-Philippe Rameau, componist, organist en theoreticus, wiens Suite Les Boréades een onmiskenbaar product is van de achttiende-eeuwse Parijse Opéra. Botsende tradities – ooit onverenigbaar geacht. ‘Dit gaat over verscheidenheid’, zegt Savall. ‘Maar mijn programma gaat ook over eenheid. Europese eenheid.’
Want inderdaad, de ‘smaken’ van Frankrijk en Italië zijn onder tijdgenoten van Rameau en Geminiani ook tot een synthese gekomen. Was Bach niet een Thüringer die alles wat hem uit Europa kwam aanwaaien aan zijn genie onderwierp? En Händel niet een Saks die door Italië reisde, naar Engeland emigreerde en onderweg alles absorbeerde wat hem aanstond?
Savall: ‘Als er eenheid bestaat in Europa, dan bestaat die bij de gratie van cultuur. Die eenheid is al gegroeid in de kloosters en kathedralen van de dertiende eeuw, en is veel sterker dan het politieke Europa.’ Dat ook Geminiani zijn draai vond in Engeland, en voor zijn concerto grosso La Follia naar een ‘Spaans thema’ greep (al is La Folia – Spaanse spelling – volgens recentere inzichten oorspronkelijk een Portugees thema), is koren op Savalls molen. ‘Muziek is een van de grote Europese uitvindingen. Het is een taal die we allemaal begrijpen.’
‘Als er eenheid bestaat in Europa, dan bestaat die bij de gratie van cultuur’
Muzikale zotheid
Bij menig Concertgebouwbezoeker zal La Folia, een muzikale ‘zotheid’ die dansende Iberiërs al in de vijftiende eeuw uit hun bol deed gaan, een belletje doen rinkelen: het akkoordenschema met bijbehorend ritme klinkt bekend. Het kan herinneren aan Bach, maar evengoed aan Rachmaninoff of een ‘rock-pop-hip-hop-remix’ van The Dueling Fiddlers. Geminiani liet zich inspireren door een versie voor viool en continuo van zijn ex-leermeester Arcangelo Corelli, die mogelijk een voorbeeld zag in een versie van Jean-Baptiste Lully, die op zijn beurt Spaanse voorbeelden kan hebben gekend.
Zo’n 150 componisten hebben raad geweten met het thema. Bioscoopbezoekers werden door Savall in 1991 getrakteerd op ‘La folie’-variaties van de achttiende-eeuwse componist Marin Marais in de soundtrack bij Tous les matins du monde (een speelfilm van Alain Corneau waarin alles draait om de viola da gamba, muzikale diepgang en tragische liefde). Ook improviseert Savall zelf op La Folia in festivals aller landen. La Folia is de ‘Spaanse’ ansichtkaart die Savall over de wereld laat gaan in steeds weer andere compositorische enveloppen. ‘Wat wil je, het is een van de prachtigste Europese oervoorbeelden van improvisatie’, zegt Savall. ‘Alleen al die fraaie harmonie. Wie het ook bedacht heeft, het was een goede vondst.’
Terug naar de essentie
Waar blazers en pauken groot spektakel maken in Händels Music for the Royal Fireworks – Savall denkt aan een vijftigkoppige bezetting, strijkers inbegrepen – zoekt hij met Geminiani naar een ander uiterste. ‘Mijn ideaal is om met de strijkers de sierlijke lichtvoetigheid te bereiken die je ook hoort als kamermusici de Follia spelen van Corelli, Geminiani’s inspiratiebron. Ik wil met hen graag terug naar de essentie. Opstreek-afstreek, spanning-ontspanning. Adem in, adem uit. In de Barok was niet elke beweging verbonden aan ‘de zaak onder spanning houden’. Het was meer een kwestie van het ‘projecteren’ van je geluid.’
‘De oudemuziekpraktijk heeft de vrijheid herontdekt, de emotie’
Over verenigde smaken gesproken, zeg maar goûts réunis; in de speelcultuur van het Concertgebouworkest, en niet alleen daar, heeft zich een attitude ontwikkeld, onder invloed van oudemuziekpioniers als Harnoncourt, Brüggen, Koopman en Herreweghe, van ‘sprekende’ fraseringen en een kritische omgang met vibrato. Het hele repertoire, ook het romantische, lijkt ervan te profiteren. ‘Aan de andere kant’, zegt Savall, ‘heeft de oudemuziekbeweging haar puritanisme afgeworpen, dat is duidelijk. Het strikte non-vibrato? Het strakke niet-vertragen? De oudemuziekpraktijk heeft de vrijheid herontdekt, de emotie.’
Grondregel
Voor die ontwikkeling is niet in de laatste plaats Jordi Savall verantwoordelijk. Bijzondere betekenis had de eerdergenoemde film Tous les matins du monde over een oude brombeer-gambist (monsieur de Sainte Colombe), zijn leerling (Marais) en zijn onfortuinlijke dochter. De met prijzen overladen film groeide uit tot een Amadeus (1984, Miloš Forman) van de oude muziek, mede dankzij het gambaspel van Savall, die als akoestische body double fungeerde van vader en zoon Depardieu.
Savall noemt de filmregisseur ‘mijn laatste leraar’. ‘Hij was aanvankelijk niet akkoord met hoe ik speelde. Hij zei: ‘Dit gaat te snel, dit past niet in de sfeer van iemand die afscheid neemt en eigenlijk al weet dat er een zelfmoord van kan komen.’ Het wás niet te snel. Maar ik deed het op dezelfde manier als destijds op een concertpodium. Dat was de eerste keer dat ik besefte dat acteren en muziek maken twee kanten zijn van dezelfde medaille.’
Het werd een grondregel. ‘Ik wil het publiek een verbinding laten aangaan met wat er op een podium gebeurt’, zegt Savall, ‘en vooral niet het gevoel geven dat het naar ‘oude muziek, dus museummuziek’ zit te luisteren.’
‘Ik wil het publiek vooral niet het gevoel geven dat het naar ‘oude muziek, dus museummuziek’ zit te luisteren’
De wording van Händels Music for the Royal Fireworks werd anno 1749 geplaagd door chaos (opdrachtgever George II verbood strijkers). Het première-evenement stond in het teken van vuurpijlen die uit de koers raakten en ‘zonnewielen’ die een stellage vol figuranten vlam deden vatten, met oogletsel en brandwonden als gevolg. Brand schijnt ook te hebben verhinderd dat Rameau zijn opera Les Boréades nog meemaakte; repetities werden uitgesteld, een première vond later pas plaats in Lille.
Op brand is bij het Concertgebouworkest geen risico; met de ándere aspecten van de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk is het orkest alweer een halve eeuw vertrouwd.
Over Jordi Savall
Dirigent, gambist, docent, onderzoeker, pionier van oude muziek en programmeur van grensverleggende culturele projecten: Jordi Savall is het allemaal. Zijn niet aflatende nieuwsgierigheid naar de oorsprong, context en historische waarden van muziek leidt al veertig jaar tot nieuwe inzichten, opmerkelijke en vaak laagdrempelige concerten – zo’n 140 per jaar – en waardevolle plaatopnamen. Met orkesten overal ter wereld, maar ook met de drie ensembles die hij oprichtte met wijlen zijn echtgenote, de sopraan Montserrat Figueras, verkent Savall de rijkdom van bekende en onbekende muziekstukken. Zo bracht de Catalaanse musicus de vergeten opera’s Una cosa rara en Il burbero di buon cuore van de in zijn tijd wereldberoemde Vicent Martín i Soler onder de aandacht, en bracht hij in 1993 voor het eerst Monteverdi’s L’Orfeo naar het Gran Teatre del Liceu in Barcelona. Savalls werk als ontginner en hoeder van muzikaal erfgoed leverde hem talloze onderscheidingen op, waaronder in 2016 nog een eredoctoraat van de Universiteit Utrecht. Zijn innovatieve boeken-met-cd’s Don Quijote de la Mancha: Romances y Músicas (2005), Christophorus Columbus: Paraísos perdidos (2006). Jérusalem: La Ville des deux Paix (2008) en Mare nostrum (2011) worden wereldwijd geprezen.
Want inderdaad, de ‘smaken’ van Frankrijk en Italië zijn onder tijdgenoten van Rameau en Geminiani ook tot een synthese gekomen. Was Bach niet een Thüringer die alles wat hem uit Europa kwam aanwaaien aan zijn genie onderwierp? En Händel niet een Saks die door Italië reisde, naar Engeland emigreerde en onderweg alles absorbeerde wat hem aanstond?
Savall: ‘Als er eenheid bestaat in Europa, dan bestaat die bij de gratie van cultuur. Die eenheid is al gegroeid in de kloosters en kathedralen van de dertiende eeuw, en is veel sterker dan het politieke Europa.’ Dat ook Geminiani zijn draai vond in Engeland, en voor zijn concerto grosso La Follia naar een ‘Spaans thema’ greep (al is La Folia – Spaanse spelling – volgens recentere inzichten oorspronkelijk een Portugees thema), is koren op Savalls molen. ‘Muziek is een van de grote Europese uitvindingen. Het is een taal die we allemaal begrijpen.’
‘Als er eenheid bestaat in Europa, dan bestaat die bij de gratie van cultuur’
Muzikale zotheid
Bij menig Concertgebouwbezoeker zal La Folia, een muzikale ‘zotheid’ die dansende Iberiërs al in de vijftiende eeuw uit hun bol deed gaan, een belletje doen rinkelen: het akkoordenschema met bijbehorend ritme klinkt bekend. Het kan herinneren aan Bach, maar evengoed aan Rachmaninoff of een ‘rock-pop-hip-hop-remix’ van The Dueling Fiddlers. Geminiani liet zich inspireren door een versie voor viool en continuo van zijn ex-leermeester Arcangelo Corelli, die mogelijk een voorbeeld zag in een versie van Jean-Baptiste Lully, die op zijn beurt Spaanse voorbeelden kan hebben gekend.
Zo’n 150 componisten hebben raad geweten met het thema. Bioscoopbezoekers werden door Savall in 1991 getrakteerd op ‘La folie’-variaties van de achttiende-eeuwse componist Marin Marais in de soundtrack bij Tous les matins du monde (een speelfilm van Alain Corneau waarin alles draait om de viola da gamba, muzikale diepgang en tragische liefde). Ook improviseert Savall zelf op La Folia in festivals aller landen. La Folia is de ‘Spaanse’ ansichtkaart die Savall over de wereld laat gaan in steeds weer andere compositorische enveloppen. ‘Wat wil je, het is een van de prachtigste Europese oervoorbeelden van improvisatie’, zegt Savall. ‘Alleen al die fraaie harmonie. Wie het ook bedacht heeft, het was een goede vondst.’
Terug naar de essentie
Waar blazers en pauken groot spektakel maken in Händels Music for the Royal Fireworks – Savall denkt aan een vijftigkoppige bezetting, strijkers inbegrepen – zoekt hij met Geminiani naar een ander uiterste. ‘Mijn ideaal is om met de strijkers de sierlijke lichtvoetigheid te bereiken die je ook hoort als kamermusici de Follia spelen van Corelli, Geminiani’s inspiratiebron. Ik wil met hen graag terug naar de essentie. Opstreek-afstreek, spanning-ontspanning. Adem in, adem uit. In de Barok was niet elke beweging verbonden aan ‘de zaak onder spanning houden’. Het was meer een kwestie van het ‘projecteren’ van je geluid.’
‘De oudemuziekpraktijk heeft de vrijheid herontdekt, de emotie’
Over verenigde smaken gesproken, zeg maar goûts réunis; in de speelcultuur van het Concertgebouworkest, en niet alleen daar, heeft zich een attitude ontwikkeld, onder invloed van oudemuziekpioniers als Harnoncourt, Brüggen, Koopman en Herreweghe, van ‘sprekende’ fraseringen en een kritische omgang met vibrato. Het hele repertoire, ook het romantische, lijkt ervan te profiteren. ‘Aan de andere kant’, zegt Savall, ‘heeft de oudemuziekbeweging haar puritanisme afgeworpen, dat is duidelijk. Het strikte non-vibrato? Het strakke niet-vertragen? De oudemuziekpraktijk heeft de vrijheid herontdekt, de emotie.’
Grondregel
Voor die ontwikkeling is niet in de laatste plaats Jordi Savall verantwoordelijk. Bijzondere betekenis had de eerdergenoemde film Tous les matins du monde over een oude brombeer-gambist (monsieur de Sainte Colombe), zijn leerling (Marais) en zijn onfortuinlijke dochter. De met prijzen overladen film groeide uit tot een Amadeus (1984, Miloš Forman) van de oude muziek, mede dankzij het gambaspel van Savall, die als akoestische body double fungeerde van vader en zoon Depardieu.
Savall noemt de filmregisseur ‘mijn laatste leraar’. ‘Hij was aanvankelijk niet akkoord met hoe ik speelde. Hij zei: ‘Dit gaat te snel, dit past niet in de sfeer van iemand die afscheid neemt en eigenlijk al weet dat er een zelfmoord van kan komen.’ Het wás niet te snel. Maar ik deed het op dezelfde manier als destijds op een concertpodium. Dat was de eerste keer dat ik besefte dat acteren en muziek maken twee kanten zijn van dezelfde medaille.’
Het werd een grondregel. ‘Ik wil het publiek een verbinding laten aangaan met wat er op een podium gebeurt’, zegt Savall, ‘en vooral niet het gevoel geven dat het naar ‘oude muziek, dus museummuziek’ zit te luisteren.’
‘Ik wil het publiek vooral niet het gevoel geven dat het naar ‘oude muziek, dus museummuziek’ zit te luisteren’
De wording van Händels Music for the Royal Fireworks werd anno 1749 geplaagd door chaos (opdrachtgever George II verbood strijkers). Het première-evenement stond in het teken van vuurpijlen die uit de koers raakten en ‘zonnewielen’ die een stellage vol figuranten vlam deden vatten, met oogletsel en brandwonden als gevolg. Brand schijnt ook te hebben verhinderd dat Rameau zijn opera Les Boréades nog meemaakte; repetities werden uitgesteld, een première vond later pas plaats in Lille.
Op brand is bij het Concertgebouworkest geen risico; met de ándere aspecten van de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk is het orkest alweer een halve eeuw vertrouwd.
Over Jordi Savall
Dirigent, gambist, docent, onderzoeker, pionier van oude muziek en programmeur van grensverleggende culturele projecten: Jordi Savall is het allemaal. Zijn niet aflatende nieuwsgierigheid naar de oorsprong, context en historische waarden van muziek leidt al veertig jaar tot nieuwe inzichten, opmerkelijke en vaak laagdrempelige concerten – zo’n 140 per jaar – en waardevolle plaatopnamen. Met orkesten overal ter wereld, maar ook met de drie ensembles die hij oprichtte met wijlen zijn echtgenote, de sopraan Montserrat Figueras, verkent Savall de rijkdom van bekende en onbekende muziekstukken. Zo bracht de Catalaanse musicus de vergeten opera’s Una cosa rara en Il burbero di buon cuore van de in zijn tijd wereldberoemde Vicent Martín i Soler onder de aandacht, en bracht hij in 1993 voor het eerst Monteverdi’s L’Orfeo naar het Gran Teatre del Liceu in Barcelona. Savalls werk als ontginner en hoeder van muzikaal erfgoed leverde hem talloze onderscheidingen op, waaronder in 2016 nog een eredoctoraat van de Universiteit Utrecht. Zijn innovatieve boeken-met-cd’s Don Quijote de la Mancha: Romances y Músicas (2005), Christophorus Columbus: Paraísos perdidos (2006). Jérusalem: La Ville des deux Paix (2008) en Mare nostrum (2011) worden wereldwijd geprezen.