Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
portret

Dirigent John Eliot Gardiner: ‘Ik zie veel overeenkomsten tussen Bach en Brahms’

door Joost Galema
27 sep. 2022 27 september 2022

Het Concertgebouworkest is, verspreid over twee seizoenen, met dirigent John Eliot Gardiner op ontdekkingstocht door de zangerige symfonische wereld van Brahms. Wat is Gardiners blik op Brahms?

  • John Eliot Gardiner

    Foto: Sim Canetty-Clarke

    John Eliot Gardiner

    Foto: Sim Canetty-Clarke

  • John Eliot Gardiner

    Foto: Sim Canetty-Clarke

    John Eliot Gardiner

    Foto: Sim Canetty-Clarke

Na het eerste concert in de Brahms-cyclus met het Concertgebouworkest schoof John Eliot Gardiner vorig jaar september aan tafel bij vakgenoot Johannes Leertouwer, bij wie Brahms centraal staat in een promotieonderzoek naar muzikale expressiemiddelen in de negentiende eeuw. Anders dan bij de meeste van zulke studies heeft Leertouwer vier keer een week een studentenorkest ter beschikking om kennis en inzichten aan het oor te kunnen toetsen. ‘Een blauwdruk van hoe het zou moeten’, vond Gardiner. ‘Een inspirerend avontuur, waarin ik een grote spontaniteit bespeur. De musici zingen op hun instrumenten. Dat is zo belangrijk. Want bij Brahms zijn de koren de opstap naar de symfonieën.’

Voor de Britse dirigent is de menselijke stem het kloppende hart van de vier symfonieën. Hij brak overtuigend een lans voor die visie in het eerste concert, waarin het Concertgebouworkest het podium deelde met zijn Monteverdi Choir, en op zijn albums. ‘De man is een ware natuurkracht’, beaamt Leertouwer. ‘Ik ben het niet noodzakelijkerwijs eens met zijn Brahms, maar Gardiner is een pionier. Zijn semi-­geënsceneerde Mozart-opera’s in de jaren negentig in Amsterdam vormden voor mij een lichtend voorbeeld. In die zin beschouw ik hem wel als een inspiratiebron voor mijn huidige onderzoek. Gardiner plaveide toch mede de weg voor een andere benadering van de romantische traditie.’

De menselijke maat

Daarbij gaat het er niet om een historische werkelijkheid te herscheppen, maar – zoals Leertouwer het uitdrukt – ‘om elke keer opnieuw vorm te geven aan wat ons in de muziek raakt en ontroert’. Gardiner kan dat als geen ander. In zijn Bach-cantates regeert de menselijke maat: waar anderen een beschouwelijk gezichtspunt kiezen, benadert Gardiner ze soms bijna opera­tesk door het uitvergroten van de theatrale en dramatische lijnen.
En plotseling ondergaat zo’n cantate een metamorfose, is zij niet langer een losgezongen onderdeel uit een oud litur­gisch ritueel, maar kruipen tekst en muziek onder je huid.

‘Ik zie veel overeenkomsten tussen Bach en Brahms, ook al gaapt er zo’n anderhalve eeuw tussen hen’

Dat gebeurt ook in Gardiners vertolkingen van de symfonieën van Brahms, die in zijn ogen en oren lange tijd leden onder de wagneriaanse kwaal van orkestrale schaalvergroting. ‘En dat stuurde de concertbezoekers naar huis met het gevoel dat ze hadden geluisterd naar doodernstige muziek’, zei Gardiner ooit in het blad Gramophone. ‘Ik geloof daarentegen dat deze symfonieën doorzichtig en stralend zijn, maar die eigenschappen verdrinken vaak in een dikke orkestrale saus.’

Parallellen

De weg die Brahms en Gardiner aflegden vertoont de nodige parallellen. Brahms was zich zeer bewust van zijn plek in de muziekgeschiedenis en bestudeerde die vanaf de polyfonie uit de Renaissance tot zijn eigen tijd. Gardiner beschouwt hem in dat opzicht als een van de meest onderlegde componisten van zijn tijd. ‘Hij wilde op die traditie voortborduren in zijn muziek. De meerstemmigheid uit de zeventiende eeuw herken ik in de koorwerken, maar duikt ook op in het orkest. Zo laten alle thema’s in de symfonieën zich meteen meezingen, als Lieder ohne Worte.’

Na het eerste concert in de Brahms-cyclus met het Concertgebouworkest schoof John Eliot Gardiner vorig jaar september aan tafel bij vakgenoot Johannes Leertouwer, bij wie Brahms centraal staat in een promotieonderzoek naar muzikale expressiemiddelen in de negentiende eeuw. Anders dan bij de meeste van zulke studies heeft Leertouwer vier keer een week een studentenorkest ter beschikking om kennis en inzichten aan het oor te kunnen toetsen. ‘Een blauwdruk van hoe het zou moeten’, vond Gardiner. ‘Een inspirerend avontuur, waarin ik een grote spontaniteit bespeur. De musici zingen op hun instrumenten. Dat is zo belangrijk. Want bij Brahms zijn de koren de opstap naar de symfonieën.’

Voor de Britse dirigent is de menselijke stem het kloppende hart van de vier symfonieën. Hij brak overtuigend een lans voor die visie in het eerste concert, waarin het Concertgebouworkest het podium deelde met zijn Monteverdi Choir, en op zijn albums. ‘De man is een ware natuurkracht’, beaamt Leertouwer. ‘Ik ben het niet noodzakelijkerwijs eens met zijn Brahms, maar Gardiner is een pionier. Zijn semi-­geënsceneerde Mozart-opera’s in de jaren negentig in Amsterdam vormden voor mij een lichtend voorbeeld. In die zin beschouw ik hem wel als een inspiratiebron voor mijn huidige onderzoek. Gardiner plaveide toch mede de weg voor een andere benadering van de romantische traditie.’

De menselijke maat

Daarbij gaat het er niet om een historische werkelijkheid te herscheppen, maar – zoals Leertouwer het uitdrukt – ‘om elke keer opnieuw vorm te geven aan wat ons in de muziek raakt en ontroert’. Gardiner kan dat als geen ander. In zijn Bach-cantates regeert de menselijke maat: waar anderen een beschouwelijk gezichtspunt kiezen, benadert Gardiner ze soms bijna opera­tesk door het uitvergroten van de theatrale en dramatische lijnen.
En plotseling ondergaat zo’n cantate een metamorfose, is zij niet langer een losgezongen onderdeel uit een oud litur­gisch ritueel, maar kruipen tekst en muziek onder je huid.

‘Ik zie veel overeenkomsten tussen Bach en Brahms, ook al gaapt er zo’n anderhalve eeuw tussen hen’

Dat gebeurt ook in Gardiners vertolkingen van de symfonieën van Brahms, die in zijn ogen en oren lange tijd leden onder de wagneriaanse kwaal van orkestrale schaalvergroting. ‘En dat stuurde de concertbezoekers naar huis met het gevoel dat ze hadden geluisterd naar doodernstige muziek’, zei Gardiner ooit in het blad Gramophone. ‘Ik geloof daarentegen dat deze symfonieën doorzichtig en stralend zijn, maar die eigenschappen verdrinken vaak in een dikke orkestrale saus.’

Parallellen

De weg die Brahms en Gardiner aflegden vertoont de nodige parallellen. Brahms was zich zeer bewust van zijn plek in de muziekgeschiedenis en bestudeerde die vanaf de polyfonie uit de Renaissance tot zijn eigen tijd. Gardiner beschouwt hem in dat opzicht als een van de meest onderlegde componisten van zijn tijd. ‘Hij wilde op die traditie voortborduren in zijn muziek. De meerstemmigheid uit de zeventiende eeuw herken ik in de koorwerken, maar duikt ook op in het orkest. Zo laten alle thema’s in de symfonieën zich meteen meezingen, als Lieder ohne Worte.’

  • Concertgebouworkest & John Eliot Gardiner: Brahms' Symfonie nr. 4

    Concertgebouworkest & John Eliot Gardiner: Brahms' Symfonie nr. 4

  • Concertgebouworkest & John Eliot Gardiner: Brahms' Symfonie nr. 4

    Concertgebouworkest & John Eliot Gardiner: Brahms' Symfonie nr. 4

Gardiner zelf groeide op in een gezin dat veel oude muziek zong. Zijn vader dreef een biologische boerderij, een bedrijf dat de dirigent nog altijd voortzet. De Gardiners markeerden de overgang van de seizoenen met zang.

Op zijn negende werd de idylle verstoord door zijn vertrek naar een kostschool; geen periode die warme herinneringen oproept. Na een tussenjaar – waarin hij in vluchtelingenkampen in Libanon en Jordanië werkte – ging hij naar Cambridge om geschiedenis en Arabisch te studeren. Hij speelde nog wat viool, nam zanglessen en nodigde tijdens vakanties soms vrienden uit om thuis in de tuin van de boerderij opera’s uit te voeren.

Het was zijn mentor in Cambridge die hem op een dag de raad gaf om een jaar vrijaf te nemen om uit te zoeken wat hij nou echt in het leven wilde. Gardiner besloot een koor en orkest op te richten om Monteverdi’s Mariavespers tot klinken te brengen. ‘Monteverdi stond diametraal tegenover alles wat ik hoorde in de kerkbanken van Cambridge: zijn muziek was Italiaans, warmbloedig en kleurrijk. Niet die zo beleefde toon van King’s College.’

De gevoelsmens Brahms

En zo begon Gardiner aan een ontdekkingsreis die hem bracht van Monteverdi via Bach naar Brahms, in wiens muziek hij het licht en de zange­righeid van die grote voorgangers terugvond, al moest hij deze eigenschappen in dit geval zelf opgraven. ‘Ik zie veel overeenkomsten tussen Bach en Brahms, hoewel er zo’n anderhalve eeuw tussen hen gaapt. Dat heeft niet zozeer te maken met dat ze beiden Duits en Luthers waren, nee, dan gaat het me vooral om compositiestijl, gebruik van contrapunt, en hun verfijnde omgang met de harmonie, die zowel het intellect als het gevoel aanspreekt. Die verbondenheid fascineert me.

Veel mensen betogen dat de gevoelsmens Brahms vooral tot uitdrukking komt in zijn liederen en kamermuziek. Ik vind de karakteristieke verscheurdheid tussen de vreugde en het verdriet, het euforische en het melancholieke eerder terug in de symfonieën. Het is geniaal hoe hij een ingewikkelde muzikaal bouwwerk weet te koppelen aan een prachtige lyriek, waardoor je de indruk krijgt dat de muziek spontaan tot stand komt, hoewel ze heel doordacht is.’

Gardiner zelf groeide op in een gezin dat veel oude muziek zong. Zijn vader dreef een biologische boerderij, een bedrijf dat de dirigent nog altijd voortzet. De Gardiners markeerden de overgang van de seizoenen met zang.

Op zijn negende werd de idylle verstoord door zijn vertrek naar een kostschool; geen periode die warme herinneringen oproept. Na een tussenjaar – waarin hij in vluchtelingenkampen in Libanon en Jordanië werkte – ging hij naar Cambridge om geschiedenis en Arabisch te studeren. Hij speelde nog wat viool, nam zanglessen en nodigde tijdens vakanties soms vrienden uit om thuis in de tuin van de boerderij opera’s uit te voeren.

Het was zijn mentor in Cambridge die hem op een dag de raad gaf om een jaar vrijaf te nemen om uit te zoeken wat hij nou echt in het leven wilde. Gardiner besloot een koor en orkest op te richten om Monteverdi’s Mariavespers tot klinken te brengen. ‘Monteverdi stond diametraal tegenover alles wat ik hoorde in de kerkbanken van Cambridge: zijn muziek was Italiaans, warmbloedig en kleurrijk. Niet die zo beleefde toon van King’s College.’

De gevoelsmens Brahms

En zo begon Gardiner aan een ontdekkingsreis die hem bracht van Monteverdi via Bach naar Brahms, in wiens muziek hij het licht en de zange­righeid van die grote voorgangers terugvond, al moest hij deze eigenschappen in dit geval zelf opgraven. ‘Ik zie veel overeenkomsten tussen Bach en Brahms, hoewel er zo’n anderhalve eeuw tussen hen gaapt. Dat heeft niet zozeer te maken met dat ze beiden Duits en Luthers waren, nee, dan gaat het me vooral om compositiestijl, gebruik van contrapunt, en hun verfijnde omgang met de harmonie, die zowel het intellect als het gevoel aanspreekt. Die verbondenheid fascineert me.

Veel mensen betogen dat de gevoelsmens Brahms vooral tot uitdrukking komt in zijn liederen en kamermuziek. Ik vind de karakteristieke verscheurdheid tussen de vreugde en het verdriet, het euforische en het melancholieke eerder terug in de symfonieën. Het is geniaal hoe hij een ingewikkelde muzikaal bouwwerk weet te koppelen aan een prachtige lyriek, waardoor je de indruk krijgt dat de muziek spontaan tot stand komt, hoewel ze heel doordacht is.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.