Concertpianist Enrico Pace: ‘Waarom rennen we altijd zo?’
door Myrthe van Dijk 15 apr. 2022 15 april 2022
Enrico Pace onderhoudt een warme band met Nederland sinds hij in 1989 het Internationaal Franz Liszt Concours in Utrecht won. Zijn carrière als concertpianist kreeg er een flitsstart door.
Het was een tamelijk onverwacht succes, vertelt Enrico Pace: ‘Ik heb veel geluk gehad, want het was kort dag, en ik had zeker niet alle werken van Liszt gespeeld die op de repertoirelijst stonden. Franco Scala, destijds mijn leraar aan de Piano Academie van Imola, raadde me dan ook af om deel te nemen. Maar ik was eigenwijs, zoveel concoursen waren er namelijk niet in die tijd. Gelukkig werd in Utrecht mijn jeugdige enthousiasme gewaardeerd.’
Frisse houding
De gewaagde maar geslaagde sprong in het diepe zegt iets over Paces persoonlijkheid, die toen ook doorklonk in zijn spel: boordevol gevoel voor de theatrale Italiaanse operastijl die Franz Liszt in zijn meest virtuoze stukken parafraseerde. ‘Ja, dat karakter van Don Giovanni, een man die wil pronken en indruk maken, dat paste bij mij als jonge pianist. Maar het was tegelijkertijd ook mijn respons op de spanning, die werd lichter als ik mij volledig inleefde in de muziek.’
‘Kamermuziek maakt me gelukkig’
Is hij blij met de manier waarop zijn loopbaan zich sinds die tijd heeft ontwikkeld? ‘Ik ben heel tevreden over hoe het is gegaan. Ik heb veel solo gespeeld, en met orkesten, maar dat was ook wel een eenzaam bestaan. De laatste tijd speel ik meer kamermuziek, dat maakt me gelukkig, omdat ik dan samen speel met mensen die ik heel erg waardeer. Zij zijn inmiddels mijn muzikale familie, waarmee je voor en na repetities en concerten nog veel plezier kunt hebben. Dat geeft een frisse houding in het musiceren, je kunt samenspelend meer van het moment genieten.’
De sleutel tot democratie
Pace ziet voor zichzelf een speciale rol weggelegd als pianist naast strijkers en blazers in kamermuziek. ‘Ik herinner mij een repetitie: we speelden een prachtige introductie waarin de viool begon met de melodie, de cello kwam erbij, daarna de altviool, en tot slot de piano. ‘Nu is alles verpest’, zeiden mijn vrienden toen, haha! Het lijkt een onmogelijk huwelijk tussen de piano en de strijkinstrumenten, omdat het klankkarakter zo verschillend is. Bij de piano kun je na de aanslag de toon niet verder laten opbloeien. Het is daarom een uitdaging om die twee klankwerelden bij elkaar te brengen. Bij iedere stem die ik speel wil ik ondanks de percussieve aanslagen toch een zangerige kwaliteit bereiken. En ik probeer voortdurend precies de balans te vinden waarmee je niet tegenover elkaar, maar echt samen gaat klinken. Zo kun je met meer mensen tegelijk als één wezen gaan ademen.
Ik stimuleer mijn studenten altijd om vaak samen te spelen, want ik zie daarin de sleutel tot democratie. Iedereen heeft hetzelfde recht om zich uit te drukken, maar je moet wel aanvoelen wanneer jouw stem gehoord mag worden, of wanneer deze minder belangrijk is en dus bescheiden blijft. Het streven moet zijn om deel uit te maken van de groep.’
Het was een tamelijk onverwacht succes, vertelt Enrico Pace: ‘Ik heb veel geluk gehad, want het was kort dag, en ik had zeker niet alle werken van Liszt gespeeld die op de repertoirelijst stonden. Franco Scala, destijds mijn leraar aan de Piano Academie van Imola, raadde me dan ook af om deel te nemen. Maar ik was eigenwijs, zoveel concoursen waren er namelijk niet in die tijd. Gelukkig werd in Utrecht mijn jeugdige enthousiasme gewaardeerd.’
Frisse houding
De gewaagde maar geslaagde sprong in het diepe zegt iets over Paces persoonlijkheid, die toen ook doorklonk in zijn spel: boordevol gevoel voor de theatrale Italiaanse operastijl die Franz Liszt in zijn meest virtuoze stukken parafraseerde. ‘Ja, dat karakter van Don Giovanni, een man die wil pronken en indruk maken, dat paste bij mij als jonge pianist. Maar het was tegelijkertijd ook mijn respons op de spanning, die werd lichter als ik mij volledig inleefde in de muziek.’
‘Kamermuziek maakt me gelukkig’
Is hij blij met de manier waarop zijn loopbaan zich sinds die tijd heeft ontwikkeld? ‘Ik ben heel tevreden over hoe het is gegaan. Ik heb veel solo gespeeld, en met orkesten, maar dat was ook wel een eenzaam bestaan. De laatste tijd speel ik meer kamermuziek, dat maakt me gelukkig, omdat ik dan samen speel met mensen die ik heel erg waardeer. Zij zijn inmiddels mijn muzikale familie, waarmee je voor en na repetities en concerten nog veel plezier kunt hebben. Dat geeft een frisse houding in het musiceren, je kunt samenspelend meer van het moment genieten.’
De sleutel tot democratie
Pace ziet voor zichzelf een speciale rol weggelegd als pianist naast strijkers en blazers in kamermuziek. ‘Ik herinner mij een repetitie: we speelden een prachtige introductie waarin de viool begon met de melodie, de cello kwam erbij, daarna de altviool, en tot slot de piano. ‘Nu is alles verpest’, zeiden mijn vrienden toen, haha! Het lijkt een onmogelijk huwelijk tussen de piano en de strijkinstrumenten, omdat het klankkarakter zo verschillend is. Bij de piano kun je na de aanslag de toon niet verder laten opbloeien. Het is daarom een uitdaging om die twee klankwerelden bij elkaar te brengen. Bij iedere stem die ik speel wil ik ondanks de percussieve aanslagen toch een zangerige kwaliteit bereiken. En ik probeer voortdurend precies de balans te vinden waarmee je niet tegenover elkaar, maar echt samen gaat klinken. Zo kun je met meer mensen tegelijk als één wezen gaan ademen.
Ik stimuleer mijn studenten altijd om vaak samen te spelen, want ik zie daarin de sleutel tot democratie. Iedereen heeft hetzelfde recht om zich uit te drukken, maar je moet wel aanvoelen wanneer jouw stem gehoord mag worden, of wanneer deze minder belangrijk is en dus bescheiden blijft. Het streven moet zijn om deel uit te maken van de groep.’
Behoefte aan rust
Deze maand is Pace in twee afwisselende en boeiende kamermuziekprogramma’s te horen, het ene samen met klarinettiste Sharon Kam, violiste Antje Weithaas en cellist Julian Steckel, het andere met violiste Liza Ferschtman. Het eerste concert, op 2 mei, draait vanzelfsprekend om de klarinet, in bekende meesterwerken als Bartóks Contrasten en Beethovens Pianotrio in Bes groot naast het klassiek bezette Derde pianotrio van Brahms.
Maar volgens Pace begon het idee voor dit concert vooral met de wens om Hindemiths Klarinetkwartet uit te voeren, een werk uit 1938 dat door dit zelfde groepje musici vorig jaar op cd werd uitgebracht. ‘Ik hou van de nieuwe muziektaal die Paul Hindemith ontwikkelde, met een humor en speelsheid daarin die vaak over het hoofd wordt gezien. In dit kwartet hoor je muzikale associaties met de problemen van die tijd: het conflict dat de moderne mens ervaart tussen een bedrijvige toekomst vol lawaai en drukte, en de behoefte aan rust. Ik zie dan een parallel met deze tijd, waarin ons jachtige leven werd afgeremd door een virus. Ineens hadden we tijd om ons af te vragen: waarom rennen we altijd zo?’
Breed palet
Samen met Liza Ferschtmann ontdekte Pace ook interessante nieuwe stukken, zoals de bewerking voor viool en piano van enkele pianopreludes van Sjostakovitsj, die in hun duorecital van 20 mei op het programma staat. ‘Kenmerkend bij Sjostakovitsj is zijn sarcasme, de spot die hij dreef met die zogenaamde Russische trots van een machtige overheid die hem juist kapot had gemaakt. Naast verdriet en kwetsbaarheid hoor je in zijn muziek ook een venijnige ondertoon geadresseerd aan de machthebbers. Dat aspect komt in deze bezetting fantastisch naar voren, omdat de klank van de viool de spanning invult die tussen de pianonoten voelbaar is, en die extremer maakt.’
De innerlijke wereld van Dmitri Sjostakovitsj vormt een boeiend contrast met de extravertere vioolsonates van Ravel en Enescu: ‘Het was George Enescu die de Vioolsonate van Maurice Ravel in première heeft gebracht; beide componisten woonden in Parijs. Ravel gebruikte invloeden van de jazz en de blues, en Enescu’s Derde vioolsonate is gebouwd op folkloristische motieven uit Roemenië. Het drieluik samen met Sjostakovitsj biedt dus een breed palet aan ongelooflijke visies.’
Behoefte aan rust
Deze maand is Pace in twee afwisselende en boeiende kamermuziekprogramma’s te horen, het ene samen met klarinettiste Sharon Kam, violiste Antje Weithaas en cellist Julian Steckel, het andere met violiste Liza Ferschtman. Het eerste concert, op 2 mei, draait vanzelfsprekend om de klarinet, in bekende meesterwerken als Bartóks Contrasten en Beethovens Pianotrio in Bes groot naast het klassiek bezette Derde pianotrio van Brahms.
Maar volgens Pace begon het idee voor dit concert vooral met de wens om Hindemiths Klarinetkwartet uit te voeren, een werk uit 1938 dat door dit zelfde groepje musici vorig jaar op cd werd uitgebracht. ‘Ik hou van de nieuwe muziektaal die Paul Hindemith ontwikkelde, met een humor en speelsheid daarin die vaak over het hoofd wordt gezien. In dit kwartet hoor je muzikale associaties met de problemen van die tijd: het conflict dat de moderne mens ervaart tussen een bedrijvige toekomst vol lawaai en drukte, en de behoefte aan rust. Ik zie dan een parallel met deze tijd, waarin ons jachtige leven werd afgeremd door een virus. Ineens hadden we tijd om ons af te vragen: waarom rennen we altijd zo?’
Breed palet
Samen met Liza Ferschtmann ontdekte Pace ook interessante nieuwe stukken, zoals de bewerking voor viool en piano van enkele pianopreludes van Sjostakovitsj, die in hun duorecital van 20 mei op het programma staat. ‘Kenmerkend bij Sjostakovitsj is zijn sarcasme, de spot die hij dreef met die zogenaamde Russische trots van een machtige overheid die hem juist kapot had gemaakt. Naast verdriet en kwetsbaarheid hoor je in zijn muziek ook een venijnige ondertoon geadresseerd aan de machthebbers. Dat aspect komt in deze bezetting fantastisch naar voren, omdat de klank van de viool de spanning invult die tussen de pianonoten voelbaar is, en die extremer maakt.’
De innerlijke wereld van Dmitri Sjostakovitsj vormt een boeiend contrast met de extravertere vioolsonates van Ravel en Enescu: ‘Het was George Enescu die de Vioolsonate van Maurice Ravel in première heeft gebracht; beide componisten woonden in Parijs. Ravel gebruikte invloeden van de jazz en de blues, en Enescu’s Derde vioolsonate is gebouwd op folkloristische motieven uit Roemenië. Het drieluik samen met Sjostakovitsj biedt dus een breed palet aan ongelooflijke visies.’