Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
column

Eindelijk discipline

door Anna de Vey Mestdagh
28 sep. 2020 28 september 2020

Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column voor Preludium weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: discipline.

Het Concertgebouworkest heeft zijn bezigheden nu alweer een tijdje hervat. Maar niets gaat zoals het ging. Waar we normaal gesproken voor de repetitie binnendruppelden, elkaar uitgebreid begroetten en een praatje maakten, waar uit verschillende hoeken van het gebouw toonladders klonken van inspelende musici, waar nog gauw een kop koffie tegen de slaap werd genuttigd, daar verloopt nu alle logistiek volgens een strak protocol.

Alle logistiek verloopt volgens een strak protocol

De verschillende ­instrumentengroepen komen door aparte deuren op uiteenlopende tijdstippen de zaal binnen, de instrumentenkoffers worden op voorgeschreven plaatsen uitgepakt. Er is geen koffiepauze en het is niet de bedoeling dat je naar de orkestbiblio­theek gaat of in groepjes gaat staan kletsen, ook niet buiten bij de artiesteningang. Het orkest staat met meer dan anderhalve meter tussenruimte opgesteld, de strijkers zitten ieder aan een eigen lessenaar. Het voelt raar, stijf, ­serieus. Ja, té serieus. Of, zoals sommigen zeggen: ‘Eindelijk discipline!’

Ook voor het publiek is de anderhalvemeterregel van kracht, met als gevolg dat de zaal meer dan half leeg is. Om toch een wat groter publiek te bereiken, spelen we nu vaak twee concerten achter elkaar. Gek genoeg voelt de sfeer in de zaal juist wat losser dan voorheen, misschien door de kortere duur van de concerten of door al die heerlijke beenruimte. Bij binnenkomst krijgt de bezoeker een drankje in de handen gedrukt, dat meegenomen mag worden naar de zitplaats. Laat het Kes en ­Mengelberg maar niet horen, na alle moeite die ze meer dan een eeuw geleden hebben gedaan om het orkest en het publiek een beetje op te voeden.

Het Concertgebouworkest heeft zijn bezigheden nu alweer een tijdje hervat. Maar niets gaat zoals het ging. Waar we normaal gesproken voor de repetitie binnendruppelden, elkaar uitgebreid begroetten en een praatje maakten, waar uit verschillende hoeken van het gebouw toonladders klonken van inspelende musici, waar nog gauw een kop koffie tegen de slaap werd genuttigd, daar verloopt nu alle logistiek volgens een strak protocol.

Alle logistiek verloopt volgens een strak protocol

De verschillende ­instrumentengroepen komen door aparte deuren op uiteenlopende tijdstippen de zaal binnen, de instrumentenkoffers worden op voorgeschreven plaatsen uitgepakt. Er is geen koffiepauze en het is niet de bedoeling dat je naar de orkestbiblio­theek gaat of in groepjes gaat staan kletsen, ook niet buiten bij de artiesteningang. Het orkest staat met meer dan anderhalve meter tussenruimte opgesteld, de strijkers zitten ieder aan een eigen lessenaar. Het voelt raar, stijf, ­serieus. Ja, té serieus. Of, zoals sommigen zeggen: ‘Eindelijk discipline!’

Ook voor het publiek is de anderhalvemeterregel van kracht, met als gevolg dat de zaal meer dan half leeg is. Om toch een wat groter publiek te bereiken, spelen we nu vaak twee concerten achter elkaar. Gek genoeg voelt de sfeer in de zaal juist wat losser dan voorheen, misschien door de kortere duur van de concerten of door al die heerlijke beenruimte. Bij binnenkomst krijgt de bezoeker een drankje in de handen gedrukt, dat meegenomen mag worden naar de zitplaats. Laat het Kes en ­Mengelberg maar niet horen, na alle moeite die ze meer dan een eeuw geleden hebben gedaan om het orkest en het publiek een beetje op te voeden.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.