Iveta Apkalna: ‘Het leven van een concertorganist speelt zich veelal ’s nachts af’
door Inge Jongerman 10 nov. 2023 10 november 2023
Hoe ziet de werkdag van een organist eruit? Eerst koffie, thee, uurtje mediteren? Iveta Apkalna doet haar dagelijkse routine uit de doeken.
‘In mijn geval kunnen we deze rubriek beter omdopen tot ‘De werknacht’. Ik denk dat veel mensen niet beseffen dat het leven van een concertorganist zich veelal ’s nachts afspeelt. Ik speel telkens op een ander instrument. Het kost veel tijd een orgel te ontdekken, voor een recital heb ik daar gemiddeld acht uur voor nodig. Elementen als klankkleur, register en akoestiek spelen hierbij een rol. Helaas is die tijd er vaak niet, althans, niet overdag. De meeste concertzalen zijn overdag bezet, dat betekent dat ik pas om middernacht aan de slag kan, nadat de schoonmakers het gebouw hebben verlaten. Ondanks het late tijdstip voel ik mij vaak bevoorrecht om een concertzaal voor mij alleen te hebben, al heb ik steeds meer het gevoel met een constante jetlag rond te lopen. Ik ben geen achttien meer, hè?
Wanneer ik thuis ben, ontbijt ik altijd met mijn gezin. Nadat mijn kinderen naar school zijn doe ik mijn administratie en vaak stel ik programma’s samen. Wanneer ik geen inspiratie heb, speel ik wat op mijn digitale orgel, vaak Bach om mijn hoofd leeg te maken. Onder het studeren krijg ik allerlei ideeën, die schrijf ik dan meteen op. Ik moet thuis veel repertoire voorbereiden, op tournee heb ik daar geen tijd voor. Wanneer ik met een orkest op tournee ben, reis ik vaak vooruit, dan zit ik weer ergens midden in de nacht orgel te studeren. Soms hoor ik de orkestmusici klagen dat ze moe zijn van hun reis, ze zouden eens moeten weten…
In Het Concertgebouw heb ik het gevoel terug te gaan in de tijd, daar hebben zoveel geweldige musici gestaan. Ik heb meerdere keren op het orgel van de Grote Zaal gespeeld, onder meer Saint-Saëns’ Orgelsymfonie met Mariss Jansons en het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks. Bij het Concertgebouworkest ga ik het heel anders doen, ik pas mij altijd aan aan de musici. De juiste kleur vinden in een passend register is een lang proces. Dat soort aanwijzingen staan niet in een partituur geschreven, waardoor ik mij soms meer componist dan organist voel. Maar dat maakt mijn vak dan ook zo dynamisch, geen uitvoering is hetzelfde.’
Apkalna over het orgel
‘Het Maarschalkerweerdorgel is geen makkelijk instrument om op te spelen, met name door de opstelling hoog boven het orkest. Ik zit vlak achter het slagwerk, waardoor ik de rest van het orkest minder goed hoor. Vanwege de grote afstand maak ik gebruik van een monitor waarop ik de dirigent kan zien. Het vergt best wat concentratie en coördinatie om naast het hanteren van pedalen, toetsenborden en registers tegelijkertijd een beeldscherm te bekijken. Toch is het bespelen van zo’n historisch instrument een hele belevenis. Dat ik onderdeel ben van de geschiedenis van dit instrument zou ik voor geen goud willen missen.’
‘In mijn geval kunnen we deze rubriek beter omdopen tot ‘De werknacht’. Ik denk dat veel mensen niet beseffen dat het leven van een concertorganist zich veelal ’s nachts afspeelt. Ik speel telkens op een ander instrument. Het kost veel tijd een orgel te ontdekken, voor een recital heb ik daar gemiddeld acht uur voor nodig. Elementen als klankkleur, register en akoestiek spelen hierbij een rol. Helaas is die tijd er vaak niet, althans, niet overdag. De meeste concertzalen zijn overdag bezet, dat betekent dat ik pas om middernacht aan de slag kan, nadat de schoonmakers het gebouw hebben verlaten. Ondanks het late tijdstip voel ik mij vaak bevoorrecht om een concertzaal voor mij alleen te hebben, al heb ik steeds meer het gevoel met een constante jetlag rond te lopen. Ik ben geen achttien meer, hè?
Wanneer ik thuis ben, ontbijt ik altijd met mijn gezin. Nadat mijn kinderen naar school zijn doe ik mijn administratie en vaak stel ik programma’s samen. Wanneer ik geen inspiratie heb, speel ik wat op mijn digitale orgel, vaak Bach om mijn hoofd leeg te maken. Onder het studeren krijg ik allerlei ideeën, die schrijf ik dan meteen op. Ik moet thuis veel repertoire voorbereiden, op tournee heb ik daar geen tijd voor. Wanneer ik met een orkest op tournee ben, reis ik vaak vooruit, dan zit ik weer ergens midden in de nacht orgel te studeren. Soms hoor ik de orkestmusici klagen dat ze moe zijn van hun reis, ze zouden eens moeten weten…
In Het Concertgebouw heb ik het gevoel terug te gaan in de tijd, daar hebben zoveel geweldige musici gestaan. Ik heb meerdere keren op het orgel van de Grote Zaal gespeeld, onder meer Saint-Saëns’ Orgelsymfonie met Mariss Jansons en het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks. Bij het Concertgebouworkest ga ik het heel anders doen, ik pas mij altijd aan aan de musici. De juiste kleur vinden in een passend register is een lang proces. Dat soort aanwijzingen staan niet in een partituur geschreven, waardoor ik mij soms meer componist dan organist voel. Maar dat maakt mijn vak dan ook zo dynamisch, geen uitvoering is hetzelfde.’
Apkalna over het orgel
‘Het Maarschalkerweerdorgel is geen makkelijk instrument om op te spelen, met name door de opstelling hoog boven het orkest. Ik zit vlak achter het slagwerk, waardoor ik de rest van het orkest minder goed hoor. Vanwege de grote afstand maak ik gebruik van een monitor waarop ik de dirigent kan zien. Het vergt best wat concentratie en coördinatie om naast het hanteren van pedalen, toetsenborden en registers tegelijkertijd een beeldscherm te bekijken. Toch is het bespelen van zo’n historisch instrument een hele belevenis. Dat ik onderdeel ben van de geschiedenis van dit instrument zou ik voor geen goud willen missen.’