De straatnamen van Modiano
door Elmer Schönberger 01 nov. 2017 01 november 2017
'Bestaande straten – en hetzelfde geldt voor al die namen en titels – hebben een eerder vervreemdend en desoriënterend dan realistisch effect.'
Eens in de zoveel tijd duik ik onder in het oeuvre van Patrick Modiano, de Nobelprijswinnaar met waarschijnlijk de dunste boeken. Gretig herlees ik oude en recente titels of zo links en rechts een enkel hoofdstuk. Quartier perdu, L’horizon, Pour que tu ne te perdes pas dans le quartier: de titels zijn het halve verhaal. Het is een oeuvre waarvan de aantrekkingskracht op die van muziek lijkt, zonder dat er ooit een noot Berlioz of Boulez klinkt.
Je wil er namelijk in verdwijnen. Modiano’s romans laten zich lezen als hoofdstukken van één overkoepelende roman en de hoofdpersoon van die roman is Parijs. Ik ken geen oeuvre met een hogere concentratie van telefoonnummers en eigennamen, maar ook van filmtitels, boektitels, namen van cafés en hotels, titels van liedjes, maar het meest nog van straatnamen en huisnummers. Taxichauffeurs moeten de ideale lezers van dit oeuvre zijn, zelf heb ik graag een stadsplan onder handbereik.
Maar nu komt het vreemde: al die opzoekbare want bestaande straten – en hetzelfde geldt voor al die namen en titels – hebben een eerder vervreemdend en desoriënterend dan realistisch effect. De lezer bevindt zich niet in Parijs maar in ‘Parijs’, een half gedroomde, half herinnerde stad. En juist daarin schuilt het muziek-achtige van deze literatuur.
Je bevindt je in een verzonnen werkelijkheid, net zoals je die ervaart in het Spanje van Debussy’s Ibéria, het Petersburg van Stravinsky’s Petroesjka, het New York van Ives’ Central Park in the Dark, het Bali van Colin McPhee’s Tabuh-Tabuhan en het kielzog van Otto Kettings Kom over de zeeën. Op een bepaalde manier mogen de klanken waarmee al deze locaties worden opgeroepen echter dan echt voelen, maar de laatste noot is nog niet uitgeklonken of je weet alweer beter.
Wat de straatnamen voor Modiano zijn, zijn de gammele ragtimes voor Ives, de gedeukte trompetjes voor Debussy, de draaiorgeldeuntjes voor Stravinsky – realia, die naar een werkelijkheid buiten het boek en de compositie verwijzen maar het fictieve van de literaire en muzikale vertelling juist lijken te benadrukken. Dus ja: herinnering, maar waaraan, daar kom je nooit helemaal achter.
En ja: ook droom, maar dan een die een ander voor je gedroomd heeft. Het is met de luisteraar die door deze klankschappen dwaalt als met het typische Modiano-personage dat de uithoeken van Parijs verkent. Meer dan wat ook, wordt hij bepaald door zijn omgeving. Hij is een witte plek en een lege huls, de ene keer gehuld in klanken, de andere keer gedefinieerd door personalia en coördinaten.
Eens in de zoveel tijd duik ik onder in het oeuvre van Patrick Modiano, de Nobelprijswinnaar met waarschijnlijk de dunste boeken. Gretig herlees ik oude en recente titels of zo links en rechts een enkel hoofdstuk. Quartier perdu, L’horizon, Pour que tu ne te perdes pas dans le quartier: de titels zijn het halve verhaal. Het is een oeuvre waarvan de aantrekkingskracht op die van muziek lijkt, zonder dat er ooit een noot Berlioz of Boulez klinkt.
Je wil er namelijk in verdwijnen. Modiano’s romans laten zich lezen als hoofdstukken van één overkoepelende roman en de hoofdpersoon van die roman is Parijs. Ik ken geen oeuvre met een hogere concentratie van telefoonnummers en eigennamen, maar ook van filmtitels, boektitels, namen van cafés en hotels, titels van liedjes, maar het meest nog van straatnamen en huisnummers. Taxichauffeurs moeten de ideale lezers van dit oeuvre zijn, zelf heb ik graag een stadsplan onder handbereik.
Maar nu komt het vreemde: al die opzoekbare want bestaande straten – en hetzelfde geldt voor al die namen en titels – hebben een eerder vervreemdend en desoriënterend dan realistisch effect. De lezer bevindt zich niet in Parijs maar in ‘Parijs’, een half gedroomde, half herinnerde stad. En juist daarin schuilt het muziek-achtige van deze literatuur.
Je bevindt je in een verzonnen werkelijkheid, net zoals je die ervaart in het Spanje van Debussy’s Ibéria, het Petersburg van Stravinsky’s Petroesjka, het New York van Ives’ Central Park in the Dark, het Bali van Colin McPhee’s Tabuh-Tabuhan en het kielzog van Otto Kettings Kom over de zeeën. Op een bepaalde manier mogen de klanken waarmee al deze locaties worden opgeroepen echter dan echt voelen, maar de laatste noot is nog niet uitgeklonken of je weet alweer beter.
Wat de straatnamen voor Modiano zijn, zijn de gammele ragtimes voor Ives, de gedeukte trompetjes voor Debussy, de draaiorgeldeuntjes voor Stravinsky – realia, die naar een werkelijkheid buiten het boek en de compositie verwijzen maar het fictieve van de literaire en muzikale vertelling juist lijken te benadrukken. Dus ja: herinnering, maar waaraan, daar kom je nooit helemaal achter.
En ja: ook droom, maar dan een die een ander voor je gedroomd heeft. Het is met de luisteraar die door deze klankschappen dwaalt als met het typische Modiano-personage dat de uithoeken van Parijs verkent. Meer dan wat ook, wordt hij bepaald door zijn omgeving. Hij is een witte plek en een lege huls, de ene keer gehuld in klanken, de andere keer gedefinieerd door personalia en coördinaten.
Elmer Schönberger is musicoloog, componist en schrijver. Recente composities zijn Achttien dagen, Maurice chéri en het pianoconcert Ghosting Pantaleon. In 2013 verscheen zijn derde roman, Maar ik ben al thuis. Meulenhoff bundelde een selectie muziekkritisch werk in Het gebroken oor.
Elmer Schönberger is musicoloog, componist en schrijver. Recente composities zijn Achttien dagen, Maurice chéri en het pianoconcert Ghosting Pantaleon. In 2013 verscheen zijn derde roman, Maar ik ben al thuis. Meulenhoff bundelde een selectie muziekkritisch werk in Het gebroken oor.