Chailly: ‘Ik begin altijd helemaal opnieuw’
door Frederike Berntsen 01 mrt. 2018 01 maart 2018
Terug bij het Koninklijk Concertgebouworkest: Riccardo Chailly. De Italiaanse dirigent gaat het orkest voor in Stravinsky en Sjostakovitsj. Voor veel Russische componisten heeft hij een voorliefde, vertelt de maestro met een sonore basstem vanuit Milaan.
‘Ik heb destijds wel Nederlands geleerd en begrijp veel woorden, maar een heel interview in jullie taal lukt me niet’, zegt de voormalige chef-dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest Riccardo Chailly. Engels met een mooi Italiaans accent: hoe dan ook klinkt er passie door in de stem van Chailly als hij praat over De vuurvogel van Igor Stravinsky en Dmitri Sjostakovitsj’ Tweede vioolconcert, het programma dat hij in Amsterdam dirigeert.
Zijn laatste concerten met het orkest waren in april 2013, met muziek van Felix Mendelssohn, maar ook van onder anderen John Adams en George Gershwin. ‘Ik kijk erg uit naar deze concerten. Sinds mijn aanstelling bij het orkest van La Scala komt het weinig van gastdirecties, de agenda hier in Milaan is behoorlijk vol.’
Verdriet en vreugde
‘Mijn jaren als chef in Amsterdam, tussen 1988 en 2004, behoren tot de productiefste in mijn carrière. Er is in die tijd veel gebeurd, en ik heb met het orkest zoveel muziek onder handen genomen dat het lastig is om materiaal te vinden dat we nog niet samen hebben uitgevoerd. Sjostakovitsj’ Tweede vioolconcert hebben we niet eerder gedaan, De vuurvogel wel, maar altijd de suite, nooit het volledige ballet, zoals nu.’
‘Ik heb vele prachtige herinneringen aan de concerten die ik heb mogen dirigeren in Amsterdam, maar één concert in het bijzonder zal ik nooit vergeten. Dat is de Kerst-matinee in 2002. We deden Le sacre du printemps van Stravinsky. Een dag eerder was mijn vader overleden – en ik kon na het eerste slotapplaus niet nogmaals de artiestentrap af om met het orkest het aanhoudende applaus in ontvangst te nemen, ik was helemaal kapot. De tegenstelling tussen het grote verdriet en de vreugde van de muziek van deze geweldige componist die we net hadden uitgevoerd, was me te veel.
‘Ik heb destijds wel Nederlands geleerd en begrijp veel woorden, maar een heel interview in jullie taal lukt me niet’, zegt de voormalige chef-dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest Riccardo Chailly. Engels met een mooi Italiaans accent: hoe dan ook klinkt er passie door in de stem van Chailly als hij praat over De vuurvogel van Igor Stravinsky en Dmitri Sjostakovitsj’ Tweede vioolconcert, het programma dat hij in Amsterdam dirigeert.
Zijn laatste concerten met het orkest waren in april 2013, met muziek van Felix Mendelssohn, maar ook van onder anderen John Adams en George Gershwin. ‘Ik kijk erg uit naar deze concerten. Sinds mijn aanstelling bij het orkest van La Scala komt het weinig van gastdirecties, de agenda hier in Milaan is behoorlijk vol.’
Verdriet en vreugde
‘Mijn jaren als chef in Amsterdam, tussen 1988 en 2004, behoren tot de productiefste in mijn carrière. Er is in die tijd veel gebeurd, en ik heb met het orkest zoveel muziek onder handen genomen dat het lastig is om materiaal te vinden dat we nog niet samen hebben uitgevoerd. Sjostakovitsj’ Tweede vioolconcert hebben we niet eerder gedaan, De vuurvogel wel, maar altijd de suite, nooit het volledige ballet, zoals nu.’
‘Ik heb vele prachtige herinneringen aan de concerten die ik heb mogen dirigeren in Amsterdam, maar één concert in het bijzonder zal ik nooit vergeten. Dat is de Kerst-matinee in 2002. We deden Le sacre du printemps van Stravinsky. Een dag eerder was mijn vader overleden – en ik kon na het eerste slotapplaus niet nogmaals de artiestentrap af om met het orkest het aanhoudende applaus in ontvangst te nemen, ik was helemaal kapot. De tegenstelling tussen het grote verdriet en de vreugde van de muziek van deze geweldige componist die we net hadden uitgevoerd, was me te veel.
Stravinsky uitvoeren met het Concertgebouworkest is altijd een sensatie. Het orkest heeft een natuurlijk begrip voor de noten van deze componist. De ritmische kracht en de discipline die Stravinsky vraagt van de musici zijn enorm, het Concertgebouworkest kan die opbrengen.’
Match
Chailly en Stravinsky vormen een match, in het repertoire van de Italiaanse maestro komt de componist uitgebreid aan bod. Onlangs nog verscheen zijn opname van het recent herontdekte Begrafenislied, met het festivalorkest van Luzern. ‘Tot Stravinsky’s muziek voel ik me van jongs af aangetrokken, eigenlijk tot alle Russen wel.
Toen mijn compositieleraar me eens vroeg wat ik wilde dirigeren om het jaar af te sluiten, koos ik instinctief voor Stravinsky’s Eerste en Tweede suite voor kamerorkest. Deze muziek klinkt simpel, maar is allerminst eenvoudig. Dat is ook het geval bij Sjostakovitsj. Als de luisteraar een eenvoudige melodie hoort, is dat altijd een illusie.’
'Het theatrale van De vuurvogel moet je absoluut vanaf de eerste repetitie benadrukken'
‘Ik heb vaak de suite uit het ballet De vuurvogel gedirigeerd, prachtig natuurlijk, maar bij de suite verlies je de structuur van het volledige bouwwerk. In de originele partituur uit 1910 voel je het natuurlijke verloop van de muziek heel sterk: je maakt van begin tot eind een betoverend sprookje mee. In De vuurvogel hoor je neo-impressionisme uit de late negentiende eeuw, een snufje Wagner zelfs in de harmonieën en een typisch Russische, folkloristische klankkleur.’
Hoe is het mogelijk dat Stravinsky in 2018 nog zo fris en modern klinkt? ‘Stravinsky had een neus voor hoe je moet orkestreren. Het is onvoorstelbaar hoe hij zo jong al het hele palet aan kleuren op zo’n geslepen manier wist in te zetten. Je hoort in Stravinsky’s muziek ook altijd het karakter van de componist zelf, hij wilde permanent iets nieuws doen, in ieder werk weer.’
Mentaal ballet
Chailly is een operaman. Als muzikaal leider van het Milanese Teatro alla Scala heeft hij de ruimte om zich te verdiepen in de meest uiteenlopende producties – ten tijde van het gesprek heeft hij net de première van Umberto Giordano’s Andrea Chénier achter de rug. Opera is een samenwerking tussen muziek en bühne, een ballet als De vuurvogel ook. ‘Iedere noot in dit stuk is geïnspireerd op wat er op het toneel gebeurt.
Het theatrale van De vuurvogel moet je absoluut vanaf de eerste repetitie benadrukken. In de bak een balletversie dirigeren ambieer ik niet, dan moet je je al te zeer aanpassen aan de choreograaf van dienst. Deze muziek, net als Petroesjka of Le baiser de la fée, klinkt als een mentaal ballet in mijn hoofd, en dat gaat gepaard met mijn ideeën over tempo, puls en ritme. Stravinsky staat bekend om zijn accurate tempoaanduidingen, die ik ten zeerste respecteer. Die zijn heel anders dan de choreografische timing. Ik ben erg strikt in het lezen van de partituur.’ Chailly lacht: ‘Het Concertgebouworkest weet dat…’
Dubbele bodem
Naast De vuurvogel klinkt Sjostakovitsj’ Tweede vioolconcert, gespeeld door Vadim Gluzman. Met deze violist werkte Chailly al samen op zijn vorige post bij het Leipziger Gewandhausorchester, ook in dit vioolconcert. ‘Een ander genie, deze componist. Net als Stravinsky, die met zijn geluid de nieuwe eeuw heeft gemarkeerd, heeft Sjostakovitsj op zíjn manier de klankidentiteit van het orkest veranderd. Het is gek, maar ik heb zijn muziek lang niet begrepen.
‘Dit dubbele, van geluk naar somberheid, is wat me aantrekt. Wat dat over mij zegt? Voer voor psychologen.’
Met het Concertgebouworkest hebben we de jazz-suites van Sjostakovitsj gespeeld, en ballet- en theaterwerken, maar zijn latere composities, zoals dit concert en een aantal van zijn symfonieën, daar ben ik me niet zo lang geleden pas in gaan verdiepen.
Altijd die dubbele bodem: tekenen van hoop en tegelijk dat pessimisme, de vrolijkheid enerzijds en het – allerminst grappige – karikaturale anderzijds. Dit dubbele, net als de snelle veranderingen van stemming bij Stravinsky, van geluk naar somberheid, is wat me aantrekt. Wat dat over mij zegt? Dat is voer voor psychologen.’
‘Welke partituur ik er ook bij pak, en hoe vaak ik de muziek misschien al heb gedirigeerd: ik begin altijd helemaal opnieuw. Eerdere aantekeningen en ideeën betekenen voor mij zeker niet dat ik hetzelfde moet doen in een volgende uitvoering. Je groeit als musicus, je groeit als mens, je ontdekt altijd iets nieuws in de muziek.’
Stravinsky uitvoeren met het Concertgebouworkest is altijd een sensatie. Het orkest heeft een natuurlijk begrip voor de noten van deze componist. De ritmische kracht en de discipline die Stravinsky vraagt van de musici zijn enorm, het Concertgebouworkest kan die opbrengen.’
Match
Chailly en Stravinsky vormen een match, in het repertoire van de Italiaanse maestro komt de componist uitgebreid aan bod. Onlangs nog verscheen zijn opname van het recent herontdekte Begrafenislied, met het festivalorkest van Luzern. ‘Tot Stravinsky’s muziek voel ik me van jongs af aangetrokken, eigenlijk tot alle Russen wel.
Toen mijn compositieleraar me eens vroeg wat ik wilde dirigeren om het jaar af te sluiten, koos ik instinctief voor Stravinsky’s Eerste en Tweede suite voor kamerorkest. Deze muziek klinkt simpel, maar is allerminst eenvoudig. Dat is ook het geval bij Sjostakovitsj. Als de luisteraar een eenvoudige melodie hoort, is dat altijd een illusie.’
'Het theatrale van De vuurvogel moet je absoluut vanaf de eerste repetitie benadrukken'
‘Ik heb vaak de suite uit het ballet De vuurvogel gedirigeerd, prachtig natuurlijk, maar bij de suite verlies je de structuur van het volledige bouwwerk. In de originele partituur uit 1910 voel je het natuurlijke verloop van de muziek heel sterk: je maakt van begin tot eind een betoverend sprookje mee. In De vuurvogel hoor je neo-impressionisme uit de late negentiende eeuw, een snufje Wagner zelfs in de harmonieën en een typisch Russische, folkloristische klankkleur.’
Hoe is het mogelijk dat Stravinsky in 2018 nog zo fris en modern klinkt? ‘Stravinsky had een neus voor hoe je moet orkestreren. Het is onvoorstelbaar hoe hij zo jong al het hele palet aan kleuren op zo’n geslepen manier wist in te zetten. Je hoort in Stravinsky’s muziek ook altijd het karakter van de componist zelf, hij wilde permanent iets nieuws doen, in ieder werk weer.’
Mentaal ballet
Chailly is een operaman. Als muzikaal leider van het Milanese Teatro alla Scala heeft hij de ruimte om zich te verdiepen in de meest uiteenlopende producties – ten tijde van het gesprek heeft hij net de première van Umberto Giordano’s Andrea Chénier achter de rug. Opera is een samenwerking tussen muziek en bühne, een ballet als De vuurvogel ook. ‘Iedere noot in dit stuk is geïnspireerd op wat er op het toneel gebeurt.
Het theatrale van De vuurvogel moet je absoluut vanaf de eerste repetitie benadrukken. In de bak een balletversie dirigeren ambieer ik niet, dan moet je je al te zeer aanpassen aan de choreograaf van dienst. Deze muziek, net als Petroesjka of Le baiser de la fée, klinkt als een mentaal ballet in mijn hoofd, en dat gaat gepaard met mijn ideeën over tempo, puls en ritme. Stravinsky staat bekend om zijn accurate tempoaanduidingen, die ik ten zeerste respecteer. Die zijn heel anders dan de choreografische timing. Ik ben erg strikt in het lezen van de partituur.’ Chailly lacht: ‘Het Concertgebouworkest weet dat…’
Dubbele bodem
Naast De vuurvogel klinkt Sjostakovitsj’ Tweede vioolconcert, gespeeld door Vadim Gluzman. Met deze violist werkte Chailly al samen op zijn vorige post bij het Leipziger Gewandhausorchester, ook in dit vioolconcert. ‘Een ander genie, deze componist. Net als Stravinsky, die met zijn geluid de nieuwe eeuw heeft gemarkeerd, heeft Sjostakovitsj op zíjn manier de klankidentiteit van het orkest veranderd. Het is gek, maar ik heb zijn muziek lang niet begrepen.
‘Dit dubbele, van geluk naar somberheid, is wat me aantrekt. Wat dat over mij zegt? Voer voor psychologen.’
Met het Concertgebouworkest hebben we de jazz-suites van Sjostakovitsj gespeeld, en ballet- en theaterwerken, maar zijn latere composities, zoals dit concert en een aantal van zijn symfonieën, daar ben ik me niet zo lang geleden pas in gaan verdiepen.
Altijd die dubbele bodem: tekenen van hoop en tegelijk dat pessimisme, de vrolijkheid enerzijds en het – allerminst grappige – karikaturale anderzijds. Dit dubbele, net als de snelle veranderingen van stemming bij Stravinsky, van geluk naar somberheid, is wat me aantrekt. Wat dat over mij zegt? Dat is voer voor psychologen.’
‘Welke partituur ik er ook bij pak, en hoe vaak ik de muziek misschien al heb gedirigeerd: ik begin altijd helemaal opnieuw. Eerdere aantekeningen en ideeën betekenen voor mij zeker niet dat ik hetzelfde moet doen in een volgende uitvoering. Je groeit als musicus, je groeit als mens, je ontdekt altijd iets nieuws in de muziek.’