Amsterdams eerste Messiahs
door Johan Giskes 11 nov. 2021 11 november 2021
Willem Mengelberg, die het Concertgebouworkest leidde van 1895 tot 1945, koos slechts incidenteel voor Händels Messiah. Hoe ziet de vroege Amsterdamse speelgeschiedenis van het werk eruit?
Op 7 december 1889 werkte het net één jaar jonge Concertgebouworkest voor het eerst mee aan een uitvoering van de Messiah (1741) van Georg Friedrich Händel, in het Duits, met het koor van de Amsterdamse afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst en solisten. De dirigent was Julius Röntgen. Het geheel stond onder auspiciën van Toonkunst. Het Algemeen Handelsblad toonde zich er in de avondeditie van 11 december over het geheel genomen positief over. De recensent van De Amsterdammer was minder tevreden; de sopraansoliste zong haar partij ‘niet rein, niet eenvoudig genoeg. In ’t bijzonder ontsierde haren zang op menige plaats een zeker “portamento”, dat op den duur hinderlijk wordt.’
Onder leiding van Mengelberg
Tal van koren hebben de Messiah uitgevoerd in Het Concertgebouw, soms met medewerking van het Concertgebouworkest. Willem Mengelberg dirigeerde het werk voor het eerst op 18 en 19 december 1915. Opnieuw zong het Amsterdamse Toonkunstkoor, waarvan hij ook dirigent was. Het Volk liet weten dat zijn leiding in menig opzicht bewonderenswaardig was geweest, ‘aanvurend en beheerschend, zooals men dat van hem gewoon is.’ Toch kwam de krant met bedenkingen. ‘Er waren rarigheden van tempo-onrust in, die schijnen voort te spruiten uit een zucht om door nieuwheid van effekten te verrassen. Waarom? Händel’s muziek is waarlijk uit zich zelve schoon genoeg en wat een Mengelberg daaraan toevoegt, is geen verbetering. [...] Nog een vraag: waarom wordt dit werk in het Duitsch gezongen?’ De vaak uiterst kritische componist annex muziekrecensent Matthijs Vermeulen noemde in De Telegraaf de uitvoering indrukwekkend. ‘De koren klonken gedetailleerd tot het uiterste van verfijning en precisiteit, zooals ik ze nooit gehoord heb [...]. Ook het orkest klonk verrukkelijk in zeldzame glanzen.’ Het Nieuws van den Dag vermeldt dat Händels oratorium in de bewerking van Mozart werd uitgevoerd. Gedeelten die wel eens door een solokwartet gezongen worden, aldus deze krant, liet Mengelberg door een klein koor uitvoeren.
Feestmuziek?
Opmerkelijk is dat het complete werk nooit een echte plek in Mengelbergs repertoire heeft gekregen. De uitvoeringen van 18 en 19 december 1915 waren de enige waarin Mengelberg Der Messias als geheel leidde. Wel dirigeerde hij meerdere malen het zo bekende Halleluja, vooral bij feestelijke en plechtige gelegenheden. Bijvoorbeeld bij het concert ter ere van de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898 of bij de viering van het vijftigjarig bestaan van Het Concertgebouw in 1938. Incidenteel zette Mengelberg ook een losse aria op het programma. Zoals op 26 februari 1896 Ich weiss, dass mein Erlöser lebet en op 7 maart 1901 Warum entbrennen die Heiden. Onder leiding van Evert Cornelis klonk op 17 april 1911 Er ward verschmähet und verachtet en op 26 december 1917 Blick auf! Nacht bedeckt das Erdreich.
Het begin
De spaarzame aandacht voor de Messiah in de eigen concerten van Het Concertgebouw respectievelijk het Concertgebouworkest is des te opvallender in het licht van de eerste uitvoering van Der Messias op 29 maart 1805 in Amsterdam. In februari en maart had het ‘Muziek-Gezelschap ERUDITIO MUSICA’ al geadverteerd: het ‘beroemd Geestelyk Zangstuk DE MESSIAS, van Händel, door Mozart nader bearbeid, met al dien luister, dien het onderwerp vordert,’ zou in de Nieuwe Kerk worden uitgevoerd, ‘zullende het Orchest te samen gesteld zyn uit Driehonderd Persoonen.’ De boekverkoper C.N. Guerin in de Doelenstraat verzorgde een tekstboekje en liet daarin duidelijk weten dat het de eerste uitvoering van Der Messias in Amsterdam betrof. Mogelijk was het zelfs de eerste in Nederland.
Op 7 december 1889 werkte het net één jaar jonge Concertgebouworkest voor het eerst mee aan een uitvoering van de Messiah (1741) van Georg Friedrich Händel, in het Duits, met het koor van de Amsterdamse afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst en solisten. De dirigent was Julius Röntgen. Het geheel stond onder auspiciën van Toonkunst. Het Algemeen Handelsblad toonde zich er in de avondeditie van 11 december over het geheel genomen positief over. De recensent van De Amsterdammer was minder tevreden; de sopraansoliste zong haar partij ‘niet rein, niet eenvoudig genoeg. In ’t bijzonder ontsierde haren zang op menige plaats een zeker “portamento”, dat op den duur hinderlijk wordt.’
Onder leiding van Mengelberg
Tal van koren hebben de Messiah uitgevoerd in Het Concertgebouw, soms met medewerking van het Concertgebouworkest. Willem Mengelberg dirigeerde het werk voor het eerst op 18 en 19 december 1915. Opnieuw zong het Amsterdamse Toonkunstkoor, waarvan hij ook dirigent was. Het Volk liet weten dat zijn leiding in menig opzicht bewonderenswaardig was geweest, ‘aanvurend en beheerschend, zooals men dat van hem gewoon is.’ Toch kwam de krant met bedenkingen. ‘Er waren rarigheden van tempo-onrust in, die schijnen voort te spruiten uit een zucht om door nieuwheid van effekten te verrassen. Waarom? Händel’s muziek is waarlijk uit zich zelve schoon genoeg en wat een Mengelberg daaraan toevoegt, is geen verbetering. [...] Nog een vraag: waarom wordt dit werk in het Duitsch gezongen?’ De vaak uiterst kritische componist annex muziekrecensent Matthijs Vermeulen noemde in De Telegraaf de uitvoering indrukwekkend. ‘De koren klonken gedetailleerd tot het uiterste van verfijning en precisiteit, zooals ik ze nooit gehoord heb [...]. Ook het orkest klonk verrukkelijk in zeldzame glanzen.’ Het Nieuws van den Dag vermeldt dat Händels oratorium in de bewerking van Mozart werd uitgevoerd. Gedeelten die wel eens door een solokwartet gezongen worden, aldus deze krant, liet Mengelberg door een klein koor uitvoeren.
Feestmuziek?
Opmerkelijk is dat het complete werk nooit een echte plek in Mengelbergs repertoire heeft gekregen. De uitvoeringen van 18 en 19 december 1915 waren de enige waarin Mengelberg Der Messias als geheel leidde. Wel dirigeerde hij meerdere malen het zo bekende Halleluja, vooral bij feestelijke en plechtige gelegenheden. Bijvoorbeeld bij het concert ter ere van de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898 of bij de viering van het vijftigjarig bestaan van Het Concertgebouw in 1938. Incidenteel zette Mengelberg ook een losse aria op het programma. Zoals op 26 februari 1896 Ich weiss, dass mein Erlöser lebet en op 7 maart 1901 Warum entbrennen die Heiden. Onder leiding van Evert Cornelis klonk op 17 april 1911 Er ward verschmähet und verachtet en op 26 december 1917 Blick auf! Nacht bedeckt das Erdreich.
Het begin
De spaarzame aandacht voor de Messiah in de eigen concerten van Het Concertgebouw respectievelijk het Concertgebouworkest is des te opvallender in het licht van de eerste uitvoering van Der Messias op 29 maart 1805 in Amsterdam. In februari en maart had het ‘Muziek-Gezelschap ERUDITIO MUSICA’ al geadverteerd: het ‘beroemd Geestelyk Zangstuk DE MESSIAS, van Händel, door Mozart nader bearbeid, met al dien luister, dien het onderwerp vordert,’ zou in de Nieuwe Kerk worden uitgevoerd, ‘zullende het Orchest te samen gesteld zyn uit Driehonderd Persoonen.’ De boekverkoper C.N. Guerin in de Doelenstraat verzorgde een tekstboekje en liet daarin duidelijk weten dat het de eerste uitvoering van Der Messias in Amsterdam betrof. Mogelijk was het zelfs de eerste in Nederland.
Doorbraak
Op 13 en 15 november 1932 klonk in de Grote Zaal met het Concertgebouworkest op het podium eindelijk de Messiah ‘gelijk de meester het heeft geschreven; op Engelschen tekst, en zonder de bewerkingen, waaraan men het sinds Mozart heeft onderworpen.’ Aldus de avondeditie van het Algemeen Handelsblad van 14 november, waaruit bleek dat Utrecht en Rotterdam de hoofdstad vijf jaar eerder al waren voorgegaan. Muziekhistoricus en recensent Herman Rutters wijdde ruim 1100 woorden aan de uitvoering in Het Concertgebouw en belichtte de oorzaak van de verschillende bewerkingen van het stuk, vanaf die van Johan Adam Hiller (1728-1804). ‘Men keek in dien tijd vreemd tegen de uitvoeringspraktijk eener vorige periode aan; men had vooral een geheel ander klankideaal, beoordeelde Bach’s en Handel’s instrumentatie daarnaar en beschouwde hun partituren enkel als schetsen, die men volgens eigen inzicht kon uitwerken. Deze opvatting opende de deur voor een stroom van verschillende bewerkingen, waaronder het origineel ten slotte totaal onherkenbaar werd.’
De uitvoeringen, geïnitieerd door de Koninklijke Oratorium Vereeniging, stonden onder leiding van Anthon van der Horst (1899-1965). Hij had ‘met de reconstructie van het origineel’ veel werk moeten verzetten, omdat er buiten het klavieruittreksel geen behoorlijk uitvoeringsmateriaal bestond. Naast de hoofdbrekens die dit met zich meebracht en onder meer het nauwkeurig vergelijken met het ‘handschrift-facsimile’ moest hij ook nog eens werken ‘met uitvoerenden, wien bewerking en Duitsche vertaling als het ware in het bloed zitten.’
Het resultaat
Het gehoorde bracht Rutters tot lovende woorden. ‘In allen grootschen eenvoud heeft Anthon van der Horst “The Messiah” tot ons laten spreken. Sober en sterk en vol innig gevoel. Zóó, door dat doorzichtige coloriet heen, kon de muziek heendringen, dank zij haar innerlijke kracht. Hoe klaar klonk thans de wondere plastiek met de fijn-overwogen afwisseling van het “con ripieno” en “senza ripieno”, hoe duidelijk was het stemmenweefsel, hoe expressief werkten die nu eens deinende, dan weer hoekige rhythmen. Dank zij ook het gebruik van de oorspronkelijke taal, waaruit deze muziek is opgebloeid en die met haar karakter een ondeelbare eenheid vormt. Zóó moet Handels meesterwerk voor allen, die het aldus nooit hoorden, een gelukgevende ontdekking geweest zijn.’ Positief was Rutters ook over de solisten. Het orkest zou wat meer repetities ter beschikking moeten hebben gehad om de bewerkingstradities waarmee het was vergroeid, nog verder te kunnen bestrijden. Doch als geheel vond hij het ‘een mooie en zeer, zeer belangrijke uitvoering. De Kon. Oratorium-Vereeniging moge er de aanmoediging uit putten, deze vertolking van “The Messiah” te beschouwen als het begin van een Handel-restauratie in de hoofdstad, die zij met andere, ook onbekende werken moge voortzetten. Een gewichtige en zeker noodzakelijke taak.’ In de programmering van het Concertgebouworkest zou Händel ten opzichte van zijn tijdgenoot Johann Sebastian Bach echter ver achter blijven...
Doorbraak
Op 13 en 15 november 1932 klonk in de Grote Zaal met het Concertgebouworkest op het podium eindelijk de Messiah ‘gelijk de meester het heeft geschreven; op Engelschen tekst, en zonder de bewerkingen, waaraan men het sinds Mozart heeft onderworpen.’ Aldus de avondeditie van het Algemeen Handelsblad van 14 november, waaruit bleek dat Utrecht en Rotterdam de hoofdstad vijf jaar eerder al waren voorgegaan. Muziekhistoricus en recensent Herman Rutters wijdde ruim 1100 woorden aan de uitvoering in Het Concertgebouw en belichtte de oorzaak van de verschillende bewerkingen van het stuk, vanaf die van Johan Adam Hiller (1728-1804). ‘Men keek in dien tijd vreemd tegen de uitvoeringspraktijk eener vorige periode aan; men had vooral een geheel ander klankideaal, beoordeelde Bach’s en Handel’s instrumentatie daarnaar en beschouwde hun partituren enkel als schetsen, die men volgens eigen inzicht kon uitwerken. Deze opvatting opende de deur voor een stroom van verschillende bewerkingen, waaronder het origineel ten slotte totaal onherkenbaar werd.’
De uitvoeringen, geïnitieerd door de Koninklijke Oratorium Vereeniging, stonden onder leiding van Anthon van der Horst (1899-1965). Hij had ‘met de reconstructie van het origineel’ veel werk moeten verzetten, omdat er buiten het klavieruittreksel geen behoorlijk uitvoeringsmateriaal bestond. Naast de hoofdbrekens die dit met zich meebracht en onder meer het nauwkeurig vergelijken met het ‘handschrift-facsimile’ moest hij ook nog eens werken ‘met uitvoerenden, wien bewerking en Duitsche vertaling als het ware in het bloed zitten.’
Het resultaat
Het gehoorde bracht Rutters tot lovende woorden. ‘In allen grootschen eenvoud heeft Anthon van der Horst “The Messiah” tot ons laten spreken. Sober en sterk en vol innig gevoel. Zóó, door dat doorzichtige coloriet heen, kon de muziek heendringen, dank zij haar innerlijke kracht. Hoe klaar klonk thans de wondere plastiek met de fijn-overwogen afwisseling van het “con ripieno” en “senza ripieno”, hoe duidelijk was het stemmenweefsel, hoe expressief werkten die nu eens deinende, dan weer hoekige rhythmen. Dank zij ook het gebruik van de oorspronkelijke taal, waaruit deze muziek is opgebloeid en die met haar karakter een ondeelbare eenheid vormt. Zóó moet Handels meesterwerk voor allen, die het aldus nooit hoorden, een gelukgevende ontdekking geweest zijn.’ Positief was Rutters ook over de solisten. Het orkest zou wat meer repetities ter beschikking moeten hebben gehad om de bewerkingstradities waarmee het was vergroeid, nog verder te kunnen bestrijden. Doch als geheel vond hij het ‘een mooie en zeer, zeer belangrijke uitvoering. De Kon. Oratorium-Vereeniging moge er de aanmoediging uit putten, deze vertolking van “The Messiah” te beschouwen als het begin van een Handel-restauratie in de hoofdstad, die zij met andere, ook onbekende werken moge voortzetten. Een gewichtige en zeker noodzakelijke taak.’ In de programmering van het Concertgebouworkest zou Händel ten opzichte van zijn tijdgenoot Johann Sebastian Bach echter ver achter blijven...